Snel zoeken:
Geestenwereld

Daniël 10:13
Betreft: Dn.10: 13

Vraag:
a) Hoe weten we dat de vorst van het koninkrijk van de Perzen genoemd in Dn.10: 13 niet Kores is, maar een engelenvorst.
b) Bestaat er dan een hele geestenwereld met engelenbewaarders die ergens op passen en met boze engelen die ergens kwaad doen?
c) God had het gebed van Daniël gehoord. Hoe kan een engel van God dan 21 dagen tegengehouden worden?

Antwoord:
(a) Nergens staat in Dn.10 met zoveel woorden, dat onder de vorst van de Perzen niet Kores, maar een engelenvorst verstaan moet worden. Ook ergens anders lezen we dat niet met zoveel woorden. Het valt echter wel op te maken, zowel uit Dn.10 als uit andere gedeelten. En wel als volgt:
+ Het is moeilijk voor te stellen, dat een engel met een aardse vorst zou strijden. Dat zou dan al net zo iets moeten zijn als met Jacobs strijd aan de Jabbok en dat lijkt in dit geval niet erg aannemelijk.
+ Het zou wel heel vreemd zijn als een aardse vorst een engel 21 dagen zou kunnen tegenhouden om bij Daniël te komen.
+In Js.45 wordt Kores niet als een tegenstander van God getekend, maar als een knecht, een gezalfde des Heren.

We weten dat satan de overste van deze wereld is. Uit Dn.10 valt af te leiden dat hij onder zich machten heeft staan die een bepaald gebied of rijk 'bewerken'.
Zo mogen we aannemen dat in Nazi-Duitsland duivelse machten achter de ontwikkeling in het Nazi-rijk gezeten hebben. We kunnen ons voorstellen dat iedere natie voor een dergelijke beïnvloeding open kan komen te staan.
In hoeverre bepaalde satanische vorsten konstant een bepaald gebied of land als 'werkterrein' hebben is een andere vraag. Het is in ieder geval wel mogelijk.

(b) De Bijbel spreekt heel duidelijk over de engelen en onderscheid daarbij:
- de boze, gevallen engelen met satan als leider en
- de goede of uitverkoren engelen, waaronder bijvoorbeeld Michaël een vooraanstaande positie inneemt.
Zie voor de eerste groep genoemde engelen:
Mt.25: 41; 1 Ko.6: 3; 2 Ko.12: 7; Op.12: 7, 9 zie ook Ef.6: 12 en Ko.2: 15.
En voor de tweede groep:
Gn.19: 1; Ps.91: 11; 148: 2; Mt.4: 6; Lk.2: 13; 2Th.1: 7; 1Tm.5: 21; denk ook aan Hb1: 14.

(c) De engel van God wordt tegengehouden door een duivelse macht. Het gaat hier om een engel van Satan die Perzië beheerst. Uit dit gedeelte blijkt dat er meer is tussen hemel en aarde, dan wij ons kunnen voorstellen. Er vindt in de geestenwereld een strijd plaats tussen goede en kwade engelen. God laat die kwade engelen -om welke reden dan ook- nog bestaan en hun invloed uitoefenen. Hij staat echter boven alles en ook de boze engelen kunnen niets doen buiten Zijn wil.