Snel zoeken:
Wiens zoon de Christus is

Mattheüs 22:44
Betreft: Mt 22: 44,45

Vraag:
Wat betekenen deze verzen?

Antwoord:
De Heer Jezus vraagt de Farizeeën 'Wiens Zoon de Christus is'.
Ze geven daarop prompt het antwoord: 'Van David'. Dat antwoord is juist want Maria (en Jozef) stammen van David af. Als Mens stamt Jezus Christus van David af. Maar de Christus of Messias is meer dan alleen een afstammeling van David en dat wil de Heer Jezus aan de Farizeeën duidelijk maken door ze een vraag voor te leggen en Hij herinnert hen eraan dat David in Psalm 110: 1 zegt: 'De Heer heeft tot mijn Heer gezegd: Zit aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten stel'.
Nu namen de Joden allen aan dat deze Psalm Messiaans is, en dus over de Messias, de Christus spreekt. David zei dus dat de Heer (dat is God) tegen zijn Heer (dat is de Messias) zegt: 'Zet u aan mijn rechterhand...'.
Met andere woorden: David spreekt over de Messias dus niet maar als een nakomeling die in feite aan hem, de voorvader, 'ondergeschikt' is, nee, hij noemt de Messias 'zijn Heer'. De Messias is dus de meerdere van David, de gebieder over hem.
Daarmee doelt de Heer Jezus op zijn goddelijke afkomst, maar dat zegt Hij niet met zoveel woorden. Hij legt de Farizeeën alleen dit probleem voor om er over na te denken. Ze zouden daardoor tot de erkenning moeten komen dat Jezus van Nazareth niet alleen de Zoon van David, maar ook de Zoon van God is.