Snel zoeken:
Handen op laten leggen om de Heilige Geest te ontvangen?

Handelingen 19:6
Betreft: Hd.19: 6

Vraag:
Moet je na je doop je de handen op laten leggen om de Heilige Geest te ontvangen?

Antwoord:
Volgens Ef. 1: 13 wordt ieder die tot geloof komt op dat moment verzegeld met de Heilige Geest. Dat is de algemene regel.
In het boek de Handelingen vinden we gevallen van dopen en ontvangen van de Heilige Geest, die onderling verschillen. Je kunt daaruit dus niet de conclusie trekken: Zo en niet anders moet het ook nu gebeuren.
In Hd 2: 38 zegt Petrus tegen het Joodse volk, dat ze zich moeten
bekeren(1) en zich moeten laten dopen (2), dan zullen ze de Heilige Geest ontvangen (3).
In Hd 8: 1-25 lezen we hoe Filippus in Samaria predikt en er velen tot geloof komen: (1) Filippus doopt ze (2), maar ze ontvingen nog niet de Heilige Geest (vs. 16). Daarvoor moesten eerst de apostelen uit Jeruzalem komen en hen de handen opleggen (3).
In Hd 10: 44-48 is de volgorde omgekeerd. Cornelius en de zijnen komen tot geloof (1) ontvangen de Heilige Geest (3) en worden daarna gedoopt (2).
In Hd 19: 6 gaat het om een aantal Joodse mannen, die nog niet het evangelie van Christus volledig hebben gehoord. Paulus brengt hen het evangelie en als ze tot geloof in Jezus Christus komen (1), worden ze gedoopt (2). Daarop ontvangen ze de Heilige Geest door handoplegging van Paulus (3). Hier gebeurt dus hetzelfde als in Samaria.
Al deze verschillen zijn te verklaren in het kader van de daar en toen heersende situaties en wel als volgt:
a. Joden moe(s)ten zich eerst laten dopen en afstand nemen van het Joodse systeem voordat ze de Heilige Geest ontvangen (ontvingen).
b. De Samaritanen die in vijandschap leefden met de Joden moesten beseffen dat ze niet een onafhankelijke Samaritaanse kerk vormden, maar dat ze hoorden bij de kerk die te Jeruzalem was gevormd en waarvan de apostelen het fundament vormden ( zie Ef. 2: 20). Daarom ontvangen zij niet rechtstreeks de Heilige Geest nadat ze gedoopt zijn, maar door handoplegging van de apostelen uit Jeruzalem. Het gezag/macht van de apostelen en de eenheid met Jeruzalem kwam daarin uit.
c. In het geval van Cornelius liet God duidelijk zien dat hij de gelovigen uit de heidenen aannam. Petrus kon ze nu met vrijmoedigheid dopen en zich hierop beroepen toen hij door de christen-joden te Jeruzalem 'op het matje' werd geroepen (zie hfst. 11)
d. In Hd. 19 gaat het weer om Joodse mannen en treffen we dezelfde volgorde aan als bij de Joden (Hd 2: 38) en bij de Samaritanen (Hd 8). Maar ook vinden we hier handoplegging. Daarmee komt het gezag uit, dat Paulus als apostel had en dat deze Joden een geheel vormden met de gemeente die door de dienst van deze heidenapostel onder de volken was ontstaan.
Het boek de Handelingen laat dus zien dat er slechts één Gemeente is, die haar eenheid o.a. vindt in het optreden van de apostelen.
Wanneer wij in deze tijd door handoplegging de Heilige Geest zouden moeten ontvangen, zouden er nog apostelen moeten bestaan met hetzelfde gezag (zie Hd. 8: 19) als Petrus, Johannes en Paulus. Mannen met dit gezag zijn er echter niet meer. De apostelen behoren tot het fundament van de Gemeente en niet tot de midden of bovenbouw. Wij hebben het woord van Ef. 1: 13 dat voor ons de eeuwen door geldt. God geeft direct, zonder tussenkomst van anderen aan ieder die tot geloof komt de Heilige Geest.
Het ontvangen van de Heilige Geest wordt ook wel de doop met de Heilige Geest genoemd. Daardoor worden we gevoegd bij het ene lichaam, de Gemeente van Jezus Christus (zie 1 Ko 12: 12,13).