Snel zoeken:
Beproeving door de satan met instemming van God?

1-Timotheüs 1:20
Betreft: 1 Tm 1: 20 en 1 Ko 5: 5

Vraag:
Moeten we het overgeven aan satan net zo zien als in het geval van Job, namelijk beproeving door de satan met instemming van God?
Als een persoon die aan satan is overgeleverd niet tot inkeer komt, betekent dat dan dat hij verloren gaat? Of geldt ook hier: 'eens behouden, altijd behouden'?

Antwoord:
Er is deze overeenkomst dat in de gevallen waarop Paulus doelde en in het geval van Job satan met lichamelijk lijden de betreffende personen teisterde.
Maar daarmee houdt het ook op, want Job werd niet vanwege zijn zonde aan satan overgegeven, hij was - wat zijn daden betreft - rechtvaardig. Dat God hem door dit alles heen nog iets leren wilde is een andere zaak, dat was echter niet omdat Job gezondigd had en van God was afgeweken.

De regel: eens behouden, altijd behouden, is een vaste onverbreekbare regel, die in beginsel ook geldt voor hen die aan de satan zijn overgeleverd. Als zo iemand echter tot aan zijn dood in het kwaad volhardt hebben we geen enkele reden hem als een gelovige te beschouwen. We hebben namelijk met twee belijdenissen te maken, te weten:
a. zijn belijdenis eertijds met de mond dat hij geloofde in Jezus Christus.
b. zijn daarop, later gevolgde belijdenis met zijn daden, die daarmee in flagrante strijd is.
Op welk van die twee moeten we nu afgaan? De eerste met de lippen gesprokene of de tweede...die van de daad?
We kunnen niet anders dan deze persoon als een ongelovige beschouwen, die in ongeloof gestorven is. Anderzijds kan God op het laatste moment, onzichtbaar voor ons nog een inkeer bewerken. Dat is echter Gods zaak.
Wij hebben af te gaan op wat de persoon laat zien. Bij zijn leven zullen we hem oproepen zich te bekeren omdat hij anders reddeloos verloren gaat. We zeggen niet tegen hem: 'Het komt wel goed met je, want je hebt toch eertijds beleden de Heer Jezus te kennen'.