Snel zoeken:
Paulus sluit zich aan bij de mening van de Rabbijnen

1-Corinthiers 10:4
Betreft: 1 Ko 10: 4

Vraag:
Moderne bijbeluitleggers beweren, dat Paulus zich in dit vers aansluit bij de mening van de Rabbijnen, die leerden, dat de rots met het volk meetrok (zie Kuitert: 'Verstaat wat gij leest' blz.29).
Wat zegt deze tekst volgens u?

Antwoord:
De apostel heeft met de steenrots waaruit de Israëlieten dronken in eerste instantie de rots op het oog waartegen Mozes moest slaan en waaruit het water vloeide, dat hun dorst leste. Die rots noemt hij echter een geestelijke rots, het water noemt hij geestelijke drank en het manna noemt hij geestelijk voedsel.
Dat doet hij niet omdat er geen sprake zou zijn van een letterlijke rots, letterlijk water en letterlijk voedsel, maar omdat achter deze dingen een geestelijke betekenis schuilgaat.
De steenrots ziet op Christus, het water is een beeld van het levend water waarover de Heer Jezus spreekt en het Manna stelt het geestelijk voedsel voor dat de Heer ons geeft en dat Hijzelf is, Hij is het brood dat uit de hemel is neergedaald. Om deze geestelijke zin gaat het het de apostel uiteindelijk.

Zoals God in zijn genade maar niet een enkele keer in Israëls nood voorzag, maar hen voortdurend spijzigde met manna en voortdurend laafde met water, zo worden wij voortdurend gevoed door en met Christus en lest Hij onze dorst.
Niet de rots zelf ging met hen mee, maar Gods zorg bleef het volk omringen. In geestelijke zin trok de rots met hen mee.
De bekende J.P.Lange geeft dit vers dan ook zo weer: 'ze dronken namelijk uit de geestelijke volgende rots, de rots nu was Christus'.
Zoals Israël niet een enkele keer met manna werd gespijzigd, zo werd het volk ook niet slechts eenmalig, maar regelmatig gelaafd met water uit de rots.
Sommigen verstaan het 'die volgde' van het water, dat uit de rots vloeide en Israël volgde. Zij beriepen zich op Ps.105: 41 en 78: 20 waar sprake is van beken en van stromen als een rivier.
Anderen achten dat taalkundig niet aanvaardbaar, zij wijzen erop dat er tenminste tweemaal sprake is van het wonder van de watervoorziening (Ex 17: 6; Nm 20: 11) Zij wijzen erop dat God zijn volk regelmatig van water uit de rotsen heeft voorzien. Zij beroepen zich hierbij op Ps.78: 15,16.
Steeds was er een rots waaruit water kwam net als bij de eerste rots die geslagen werd. Zo was het als het ware dat de rots hen volgde.
De eerste keer moest Mozes de rots slaan, dat ziet op Christus, die (eenmaal) geslagen werd op het kruis en uit wie nu konstant het water des levens vloeit
De tweede maal mocht Mozes niet slaan, maar moest hij tegen de rots spreken. dat had ook een voorafschaduwende betekenis en wel, dat Christus slechts éénmaal en niet vaker geslagen zou worden om aan elk die gelooft - alle eeuwen door - het eeuwige leven te geven.
Welnu zo is er in de woestijn één rots geslagen en alle andere rotsen gaven daar water. Die rotsen stellen allen tezamen echter de ene Christus voor en vandaar dat Paulus niet spreekt over 'zij dronken allen uit rotsen, die er in de woestijn waren, maar 'zij dronken allen uit de rots, die volgde of meetrok' waarbij dit laatste gewoon een figuurlijke voorstelling van zaken is om de geestelijke zin ervan goed te doen uitkomen.
De gedachte van de Rabbijnen lijkt me dus niet aanvaardbaar.