Snel zoeken:
Dit vind ik een harde uitspraak. Het klinkt net alsof je niet met iemand van een ander ras mag trouwen.

2-Corinthiers 6:14
Betreft: 2 Ko 6:14a

Vraag:
Dit vind ik een harde uitspraak. Het klinkt net alsof je niet met iemand van een ander ras mag trouwen.

Antwoord:
Er staan meer dingen in de bijbel die hard lijken te zijn. Dat geldt wel bijzonder als een Schrift plaats ingaat tegen onze ideeën, verlangens en dergelijke. We moeten echter bedenken dat God zich nooit aan onze ideeën aanpast. Wij hebben ons te richten naar Zijn Woord, maar dan moeten we dat Woord wel goed uitleggen.
Onder Israël mocht men niet met heidense vrouwen trouwen. En als dat toch gebeurd was moesten die vrouwen weggezonden worden (denk aan Ea10). Een harde maatregel, maar het betekende wel het behoud van het geestelijk leven van het volk. Anders waren ze tot pure afgoderij vervallen (denk aan Salomo, die door zijn vrouwen afweek van de Heer).

Natuurlijk kan God bij de ongelovige partner een verandering teweeg brengen, maar in veel gevallen gebeurt dat niet. Soms zijn er mooie beloften van mee naar de kerk te gaan e.d. maar na een tijdje kan men dat niet volhouden omdat er geen leven uit God is.

Paulus doelt in 2 Ko 6 in feite niet eens op het huwelijk, maar op iedere relatie met een ongelovige waarbij je medeverantwoordelijk bent voor zijn beslissingen, denk aan compagnonschappen. Over het huwelijk heeft de apostel het al gehad in 1 Ko 7 en daarbij het huwelijk met een ongelovige
indirekt verboden (zie vers 39).
Al doelt 2 Ko 6 niet rechtstreeks op het huwelijk, het geldt zeker ook voor het huwelijk. Nu is een relatie, zelfs een verloving nog geen huwelijk, maar...bezint voor ge begint. Het is toch de bedoeling een huwelijk aan te gaan en als de ongelovige partner niet voor die tijd tot geloof komt dan zou men in een later stadium de relatie moeten verbreken wat bij de ongelovige partner pas erg onrechtvaardig overkomt. Daarom moet men er niet aan beginnen.

De kwestie heeft niet met discriminatie te maken. Een gelovige is in zichzelf niet beter dan een ongelovige. Het heeft wel te maken met het feit, dat een gelovige de Heer toebehoort en naar Zijn wil wil wandelen en een ongelovige kan dat niet. Zo maakt men elkaar ongelukkig en het eigen geestelijk leven gaat eraan.

Overigens gaat het niet om een verschil in ras, maar om een verschil met betrekking tot het geloof.