Snel zoeken:
Wat wordt met de uitdrukking 'bloed en vlees' of 'vlees en bloed' bedoeld?

Efeziërs 6:12
Betreft: Ef 6:12; Mt 16:17: 1 Ko 15:50 en Gl 1:16

Vraag:
Wat wordt met de uitdrukking 'bloed en vlees' of 'vlees en bloed' bedoeld?

Antwoord:
De uitdrukkingen 'vlees en bloed' en 'bloed en vlees' zijn uitdrukkingen voor de mens. Wij mensen bestaan uit vlees en bloed.
Als de Heer tegen Petrus zegt: 'vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is'.
(Mt 16:17) dan bedoelt de Heiland daarmee, dat mensen dat niet aan Petrus duidelijk gemaakt hebben (denk aan vers 13) maar dat God dat gedaan heeft.
De tekst uit 1 Ko 15 waar we deze zelfde uitdrukking tegenkomen betekent dat de mens zoals hij van Adam afstamt het koninkrijk niet beërven kan. Er volgt namelijk 'de vergankelijkheid beërft de onvergankelijkheid niet'.
Uit dit laatste laat zich afleiden dat de uitdrukking 'vlees en bloed' duidt op de mens met het oog op de broosheid en vergankelijkheid van zijn bestaan.
Deze zelfde betekenis heeft de uitdrukking in Gl 1:16 ook.

In Ef 6:12 is de volgorde omgekeerd en is er sprake van 'bloed en vlees' waartegen we de strijd niet hebben, maar tegen de overheden, enz. De apostel wil aangeven, dat al staan mensen ons tegen, al willen ze ons verleiden, we in feite niet de strijd met mensen hebben maar met de machten, die deze mensen als instrumenten gebruiken. Met de uitdrukking 'bloed en vlees' wordt dus ook de mens aangeduid maar daarbij wordt dan w.s. gedacht aan de zondige aard van de mens die zich tegen de gelovigen en dus tegen God en Christus keert.

In Ef 6:9-14 wordt over bepaalde betrekkingen gesproken en over vermaningen die daarmee verband houden.
Die vermaningen hebben te maken met het 'specifieke' gevaar waaraan elk in die betreffende relatie bloot staat. Over de ongehuwde man en vrouw wordt niets gezegd, staan zij dan niet aan specifieke gevaren bloot? Uiteraard brengt de ongehuwde staat ook specifieke gevaren met zich mee, maar daarover spreken de meer algemene vermaningen in de brief aan Efeze.
Het is nu een keer zo, dat Paulus in de verzen 9-14 van hoofdstuk zes denkt aan mannen en vrouwen verbonden in een huwelijksband, dat hij denkt aan de verhouding vaders-kinderen, en de verhouding slaven-meesters.
Welnu voor elk van de partijen in die verhouding bestaat een specifiek gevaar en daarop is in de les de aandacht gevestigd.