Snel zoeken:
077 Mijn zoon, als ze je willen verleiden

Spreuken 1:10
Mee willen doen
In de Spreuken spreekt koning Salomo zijn lezers nog al eens aan met “zoon”. Hij heeft dan jonge mannen op het oog,, zoals uit 6:20 blijkt, maar zijn woorden zijn van belang voor oudere mannen en voor jongere als ook voor vrouwen en meisjes.
In Sp 1:10 waarschuwt deze wijze koning om niet te luisteren naar de verleiding van zondaars die jongeren willen meeslepen om frauduleuze handelingen te verrichten. Salomo denkt dan aan de verleiding om mee te doen met roof en doodslag. Hij roept de jongelui op om met zulke lui niet op pad te gaan.
Roof en doodslag is natuurlijk nogal wat. Daar zijn onze jongelui toch niet op uit?! Nee dat staat hen echt niet voor de geest, maar vergis je niet want als je met verkeerde vrinden omgaat, kun je tot daden komen die je eerst helemaal niet van plan was, Denk aan de jongelui die in Leeuwarden Tulker vermoorden . Toen ze op stap gingen waren ze dat niet van plan. Het begon met baldadigheid: het in het water gooien van fietsen. Toen Tulker daar wat van zei ontstond er een vechtpartij en trapten ze hem tenslotte dood. Deze knapen hadden niet allen hetzelfde aandeel in deze doodslag. Ze vormden echter met elkaar een verkeerd stel vrienden die elkaar meesleepten in het kwaad. Hiervan zouden veel meer voorbeelden te geven zijn, want het is bij die ene daad van “nodeloos geweld” niet gebleven.

Het voorbeeld van Augustinus.
De bekende theoloog Augustinus vertelt hoe hij in zijn jeugd gestimuleerd werd om verkeerde dingen te doen door de omgang met slechte vrienden. Hij heeft het dan over een diefstal die hij met anderen pleegde en zegt:“ uit mijzelf zou ik het nooit gedaan hebben”. Hij wilde niet achterblijven bij zijn kameraden die pochten op wat ze allemaal wel gedaan hadden. Heel wat mensen hebben verkeerde dingen gedaan waar ze later spijt van hadden omdat ze bij hun slechte kameraden niet uit de toon wilden vallen.

Weerstaan
Als men ons wil verleiden komt het erop aan dat we die verleiding weerstaan. Dat is niet altijd gemakkelijk. Je kunt erom uitgelachen worden en dat kan je weerhouden om “nee” te zeggen tegen je kameraden. De verleiders kunnen ook met dreigementen tegen je optreden en zelfs geweld gebruiken om je te dwingen mee te doen met het kwaad dat ze beraamd hebben. Soms is de enige weg: te vluchten voor het kwaad. Uiteindelijk heb je zelf altijd het laatste woord, je doet mee of je doet het niet!
In het “Onze Vader” wordt ons geleerd te bidden: “Leidt ons niet in verzoeking”. Die uitspraak zou ons in verwarring kunnen brengen en de vraag kunnen oproepen of het dan mogelijk is dat God iemand in verzoeking, in verleiding wil brengen. We zouden dan het woord van Jakobus kunnen aanvoeren dat God niet door het kwade verzocht kan worden en dat Hij ook niemand verzoekt. Als we verzocht worden komt dat uit onszelf voort. Dan komt er een begeerte op en als we die niet weerstaan, maar er gehoor aan geven dan zondigen we (Jk 1:13-15).

We zijn er altijd zelf bij
Toch is hiermee niet alles gezegd. Het komt namelijk voor dat God iemand laat gaan omdat Hij een oordeel over zo iemand besloten heeft vanwege eerder ongedurig. God bewerkt dan niet de verzoeking zelf, maar Hij beheerst de omstandigheden waarin iemand zich begeeft (vgl, 1 Sm 2:25).
De bede “leidt ons niet in verzoeking” kan dan ook zo opgevat worden dat we vragen om niet in omstandigheden gebracht te worden die voor ons een verzoeking inhouden. Daar zijn we trouwens altijd zelf bij. We moeten zelf onze oren en ogen open houden om verzoekende omstandigheden te onderkennen en ons daarin niet te begeven. In Sp 1:17 staat een belangrijk woord en wel dit: : “Het net wordt tevergeefs gespannen als de vogels het bespieden’ (NBV).

Opletten dus!