Snel zoeken:
049 jrg 104, 07-1961 De zogenaamde gebedsgenezing getoetst aan de Schrift 5

Er is verschil tussen genezing op het gebed en het uitoefenen van de genadegave der genezing. Deze twee begrippen worden in de tegenwoordige "gebedsgenezingsbewegingen" hopeloos door elkaar gehaald. We willen het verschil tussen beide overzichtelijk aangeven.

Genezing op gebed

Persoonlijk gebed:
Volgt geen genezing dan kan dit liggen aan het ongeloof van de patiënt (zie Jak. 1 : 6). Zoals we gezien hebben belooft God nergens in zijn Woord de onvoorwaardelijke genezing. Het kan dus ook zijn, dat God een andere bedoeling met de zieke heeft.

Gemeenschappelijk gebed:
Dan ligt de verantwoordelijkheid bij de voorbidders. "Het gebed des geloofs" uit Jak. 5 : 15 is het gebed van de oudsten!


Gave van genezing

Dit is een gave, die slechts enkelen bezitten (1 Kor. 12 : 30), terwijl genezing op gebed openstaat voor elke gelovige.

Hier staat één "genezer" tegenover vele zieken, terwijl in Jak. 5 één zieke stond tegenover vele voorbidders.

De genadegave van genezing wordt in de bijbel uitgeoefend zonder gebed met de zieken. De ziekte wordt in de naam van Jezus bevolen te wijken. In het geval van Jak. 5 gaat het juist om het gebed.

De apostelen oefenden de gave van genezing uit in nauw verband met hun evangeliewerk en de zieken kwamen tot hen.
Bij genezing op gebed gaat de actie van de zieke uit en de broeders komen naar de zieke toe.

Tijdens het optreden van onze Heiland werden alle ziekten en alle zieken genezen (Matth. 8 : 16; 21 : 14).

Bij Paulus en Petrus vinden we dat schaduw en zweetdoeken genezing brachten (Hand. 5 : 15, 16; 19 : 12). Zelfs doden werden opgewekt.

De genezing was direct zichtbaar en duidelijk voor iedereen. Het enige geval, dat er een soort trapsgewijze ontwikkeling viel waar te nemen, lezen we in Mark. 8 : 24, 25. En toch was het daar een radikale genezing, die zich in enkele ogenblikken voltrok.

Noch bij de Heer, noch bij de apostelen vonden mislukkingen plaats, behoudens één keer (zie 10).

Niet alleen wonderen van genezing, ook wonderen van ziekteoplegging (Hand. 13 : 11).

De enige mislukking, die ons in de bijbel vermeld wordt, is opgetekend in Matth. 17 : 14-21. Wat was daarvan de oorzaak? Het ongeloof van de vader? (Mark. 9 : 23). Neen, het ongeloof van de discipelen! "En Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil".
Een mislukking is dus te wijten aan hem, die de gave van genezing bezit, meent te bezitten of voorgeeft te bezitten. Wordt er dan geen geloof gevraagd van hen, die tot de Heer kwamen? En wordt er niet gezegd, dat de Heer weinig krachten kon doen vanwege hun ongeloof?
Inderdaad: "En hij kon aldaar geen krachten doen, behalve dat hij weinige zieken de handen oplegde, en hen genas. En hij verwonderde zich vanwege hun ongeloof en omging de dorpen rondom, lerende" (Mark. 6 : 5, 6). Wat bewijst dit? Dat de Heer zo'n tegenstand ondervond, dat Hij zijn kracht niet openbaren kon. Er kwamen geen mensen om zich te laten genezen, slechts weinige zieken legde Hij de handen op, maar die werden dan ook gezond. Het is niet zo, dat Hij het bij velen heeft geprobeerd, maar dat het wegens hun ongeloof niet lukte! !
Van de zieken werd slechts gevraagd, dat ze tot de Heer en tot de apostelen kwamen, en deze laatsten wisten of Gods kracht er was om te genezen en of de patiënt geloof had om gezond te worden (Luk. 5 : 17 en Hand. 14 : 9).
Als iemand de gave der genezing uitoefent, de naam van Jezus Christus over een zieke uitroept, de ziekte beveelt uit te varen, en het gelukt niet, dan is dat te wijten aan het ongeloof van degene, die de gave uitoefent of voorgeeft uit te oefenen.

Genezing op gebed en gave van gezondmaking worden in de praktijk hopeloos door elkaar gehaald. Ten bewijze geven wij enige citaten uit de toespraken van T. L. Osborn, gehouden te Den Haag en te Groningen:

"Ik wilde heel graag, dat ik de gave van gezondmaking had; sommigen van u hebben die misschien; ik geloof daarin. Ik heb die gave echter niet".

"Mijn geloof doet niets, het is uw gelovig gebed dat wonderen doet net als in de bijbelse dagen. Jezus zei: uw geloof heeft u behouden."

"En nu gij dove geesten, gij zijt van de duivel! En Christus heeft mij autoriteit over u gegeven, alle gelovigen hier hebben autoriteit over u. En ik zeg u in de naam van Jezus, ik gebied u komt uit die dove oren; in Jezus' naam beveel ik de doofheid de oren te verlaten, ik beveel dit in Jezus' naam; voor de eer van God, opdat men zal weten, dat het evangelie waarachtig is. Ik gebied de doven te horen, in de naam van Jezus".

Hier vinden we drie punten:

a. men ontkent een gave te hebben;

b. de verantwoordelijkheid laat men over aan de patiënt;

c. maar men oefent de gave van genezing uit.

Welnu dat stuit ons tegen de borst. Laat men eerlijk zijn en dan ook de volle schuld voor de mislukking op zich nemen! "Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen?" "Om uws ongeloofs wil!"