Snel zoeken:
331 Is er iemand ziek bij jullie hfst 1 Genezing o.g.v. gebed

Jakobus 5:14
HOOFDSTUK 1 GENEZING OP GROND VAN GEBED

Twee vormen van genezing

Om te beginnen wil ik het onderscheid aangeven tussen
.
I genezing op grond van gebed en
II genezing op grond van het uitoefenen van de gave of macht van gezondmaking.

Dit onderscheid is m.i. van fundamenteel belang en het kan worden aangegeven met twee verschillende opdrachten.:

-De ene is:

“ - laten zij (de oudsten) over hem (de patiënt) bidden” (Jk 5:14).

-De andere luidt:

“ - geneest de zieken” (Mt 10:8).

Dit tweede vers ziet weliswaar op de uitzending van de discipelen onder Israël destijds, maar Mk 16:18 (zie ook vs 15) geeft aan dat ook later deze opdracht werd herhaald. In dit verband moet ook 1 Ko 12: 9,30 genoemd worden, want daar gaat het ook om de gave van genezing die aan sommigen in de gemeente gegeven is. De vraag is alleen of deze gave ook voor het terrein buiten de gemeente bedoeld is. Ik kom daarop terug.

Dit onderscheid tussen I en II vraagt natuurlijk om een nadere uitwerking.

Gebedsgenezing
Het aspect van genezing op gebed wordt in Jk 5:13-16 duidelijk toegelicht. Het gaat in dat gedeelte om een zieke die de oudsten van de gemeente bij zich moet vragen. Deze oudsten zullen dan een gebed over hem uitspreken en hem met olie zalven in de naam van de Heer. Dit gelovig gebed zal de zieke gezond maken.
Natuurlijk is het ook mogelijk dat gelovigen hetzij persoonlijk, hetzij als groep - bijvoorbeeld als plaatselijke gemeente - voor een zieke bidden. Zoiets is niet alleen mogelijk, maar zelfs wenselijk. We lopen namelijk bij ziekte eerder naar de dokter dan dat we ervoor in gebed gaan tot God.
Zelf heb ik iemand gekend die leed aan hevige reumatiek en die het werk op zijn akker eigenlijk niet meer kon doen. In zijn wanhoop riep hij echter tot God en smeekte Hem om gezondheid. De Heer verhoorde dat gebed op hetzelfde moment. Laten we dan ook niet te gering denken over de kracht van het gelovig gebed en het woord van Jr 32:17 ter harte nemen dat er niets te wonderlijk is voor de Heer. Wat anders is dat de Heer niet altijd een wonder werkt waar wij dat wel zouden willen. Ik denk aan het gebed van Paulus ten aanzien van zijn persoonlijke nood om verlost te worden van de doorn voor het vlees. Dat gebed wordt niet op wondere wijze verhoort, maar Paulus krijgt wel een bemoedigend antwoord op zijn smeekbede en genade om zijn kwaal (wat die ook mag zijn) te dragen.

Van een persoonlijk of gemeenschappelijk gebed om genezing of om uitredding te vinden in lichamelijke nood vinden we - behoudens dit geval van Paulus - geen voorbeeld of nadere uitwerking in het Nieuwe Testament. Wat het bidden voor een zieke betreft zullen we het dus moeten doen met wat we in Jk 5:13-18 vinden. Van een gave van of de macht tot genezing is daarbij helemaal geen sprake.
Ook is het duidelijk dat het in Jakobus niet gaat om een gebed in de gemeente waar de zieke bij is en waarbij hij gezalfd wordt. In tegendeel, het voorschrift luidt dat de zieke de oudsten van de gemeente bij zich thuis moet roepen. Het is dus aannemelijk dat de zieke thuis op bed of op een matras ligt.

Genezing door uitoefening van de gave of macht van gezondmaking
Van genezing door uitoefening van de gave van gezondmaking worden heel wat voorbeelden in de Schift gegeven. Die betreffen de uitzending van de apostelen en anderen in de wereld. Kenmerkend daarbij is dat er niet over oudsten van de gemeente gesproken wordt, evenmin is er sprake van een gebed met of voor de zieke en ook niet van zalving met olie zoals we dat vinden bij de genezing op gebed waarover het gaat in Jk 5. Over het zalven met olie wordt wel gesproken in Mk 6:7-13 als de Heer de twaalven uitzendt onder Israël. Of de discipelen na de Pinksterdag dit gebruik wel hebben toegepast is mogelijk, maar we hebben daarvan geen voorbeeld in het boek de Handelingen

Men kan bij deze genezingsbediening niet van gebedsgenezing spreken. In plaats van bidden met de zieke, wordt de zieke een bevel gegeven.
We hebben daarvan een prachtig voorbeeld in Hd 3:1-11. Tegen de kreupele man die aan de schone poort van de tempel zit, zegt Petrus: “Wandel”. Een soortgelijk bevel geeft Paulus aan de kreupele man in Lystra met de woorden: ”Ga recht op uw voeten staan”(Hd 14:10).

N.B. Met het voorgaande wil ik niet zeggen dat het uitoefenen van de macht om zieken gezond te maken niet met gebed gepaard kan gaan. We vinden daar namelijk een voorbeeld van in Hd 9:40 waar van Petrus staat dat hij bad en daarna aan Dorcas het bevel gaf om op te staan. Iets dergelijks treffen we ook aan bij Paulus. Voordat hij de vader van Publius op Malta geneest, lezen we dat hij dat doet “na gebeden te hebben”. In deze gevallen gaat het er echter niet om dat men met of voor de zieken bidt en dat ze daardoor gezond worden, zoals in het geval van Jk 5. Van Paulus lezen we namelijk dat hij na zijn gebed de vader van Publius de handen oplegt en hem gezond maakt. Het feit dat “apostelen” bidden voordat zij een genezing verrichten, maakt die genezing nog niet tot een gebedsgenezing. De predikers bevelen zich dan in het gebed bij God aan in verband met de genezing die zij zullen verrichten.

Tussen de genezingsbediening waarover 1 Ko 12 spreekt en die waarvan sprake is het boek de Handelingen kunnen we m.i. geen principieel onderscheid maken. De macht om te genezen wordt in 1 Ko 12 een gave genoemd, dat heeft te maken met de voorstelling dat de gemeente het (geestelijke of mystieke) lichaam van Christus is. De gaven dienen tot opbouw van het lichaam ofwel van de kerk.
In Mk 16 en het boek de Handelingen wordt gesproken over tekenen die de prediking begeleiden en dienen als bevestiging van die prediking of van de predikers ((zie hiervoor Mk 16: 20; Hd 14:3; Hb 2: 4; en verg. Hd 2:22). Maar ook de gave van genezing heeft het karakter van een teken.
Het verschil ligt m.i. op het “terrein” waar deze genezingen worden uitgeoefend. In feite heb ik dat al aangegeven. De gaven worden uitgeoefend onder de leden van de gemeente en dienen tot opbouw en vertroosting van de gelovigen. De genezingen die dienden als bevestiging van de prediking vinden plaats op het terrein van “de wereld” en dienen mede om ongelovigen ertoe te brengen het woord van het evangelie te aanvaarden. We kunnen m.i. spreken van een intern gebruik en een extern gebruik van de genezingsbediening.
Dat het intern gebruik er ook toe kan meewerken dat mensen tot geloof komen zien we als Petrus Dorcas uit de doden heeft opgewekt, want dit wordt bekend in Joppe en leidt velen tot geloof.

Geldt Jk 5: 13-20 wel voor christenen uit de volken?
Bij de uitleg van Jk 5:13-20 stuiten we al direct op de vraag of dit voorschrift wel bedoeld is voor gelovigen uit de heidenen of volken. Er zijn uitleggers die dat ontkennen. Ze voeren daarvoor de volgende argumenten aan:
1 de brief is geschreven aan de twaalf stammen in de verstrooiing (zie Jk
1:1), dus aan Joden en niet aan een christelijke gemeente of aan
gelovigen uit de volken;
2 het zalven met olie is een Joods gebruik. Als christenen zijn we gezalfd
met de Heilige Geest;
3 wat Jacobus voorschrijft geldt alleen voor ‘de overgangsperiode’ die we
in het boek de Handelingen vinden beschreven en die eindigt met de
verwerping van het evangelie door de Joden te Rome (zie Hd 28:23-28).
Joden beschouwden ziekte als een kastijding van God en
genezing was dus een zaak die enkel op het geestelijk vlak lag,
vandaar de nadruk op het gebed;
4 in de brieven van Paulus, de apostel van de volken, vinden we niets dat
overeenstemt met wat Jacobus hier schrijft;
5 Paulus raadt zieke gelovigen waarvan hij melding maakt, nergens aan
de genezingsmethode die Jacobus aanwijst, te volgen.

Met het Joodse karakter van de brief van Jacobus zullen we zeker rekening moeten houden, maar de hierboven gegeven stellingen gaan m.i. veel te ver en zijn eenzijdig. Bij elk hierboven genoemd punt wil ik een kort commentaar geven:
ad 1 De brief is geschreven aan de twaalf stammen in de verstrooiing, maar de apostel heeft toch in het bijzonder de gelovigen uit de Joden op het oog, zie 2:1. Als hij zich tot anderen onder het volk richt doet hij dat in vermanende zin, zie 4:8 (zondaars) en 5:1 (rijken);
ad 2 Het zalven heeft een symbolische betekenis, die ook voor ons van belang is (zie onder);
ad 3 De Schrift onderbouwt deze gedachtegang niet. Meer grond heeft de gedachte dat het keerpunt dat in Hd 28: 23-28 wordt aangegeven met de woorden “dat deze behoudenis van God tot de volken is gezonden” erop duidt dat de tijd voorbij is dat het evangelie eerst aan de Jood en dan aan de Griek moet worden gepredikt;
ad 4 Paulus ontkracht niet wat Jacobus schrijft door in zijn brieven een andere soortgelijke genezing van zieken in de gemeente voor te schrijven;
ad 5 Dat kan zijn omdat in de betreffende gevallen de ziekte van deze volgelingen van Christus geen gevolg was van zonde die ze zouden gedaan hebben.

We kunnen wat Jacobus in hfst. 5:14-20 schrijft net zo min als wat hij eerder in zijn brief geschreven heeft voor ons als christenen uit de volken “aan de kant zetten”. We gaan dan ook verder met een nader onderzoek van wat de apostel in het boven aangehaalde gedeelte vermeldt .

Gaat het in Jk 5:13-20 om ziekte als gevolg van zonde?
Over de in dit kopje gestelde vraag wordt verschillend gedacht. Er zijn uitleggers die stellen dat er in bepaalde gevallen wel een dergelijk verband kan zijn, maar dat Jakobus niet uitsluitend op deze gevallen doelt.
Anderen gaan er wel van uit dat de apostel specifiek doelt op ziekte als gevolg van persoonlijke zonde.
Voor deze laatste gedachte is naar mijn mening heel veel te zeggen. Hoewel we er niet een keihard bewijs voor kunnen leveren, zijn er toch een aantal sterke argumenten voor aan te voeren.
Ten eerste valt het op dat in dit gedeelte over genezing en belijden van zonden wordt gesproken. In vers 15 wordt in voorwaardelijke zin gesproken over “en a l s hij zonden gedaan heeft, zal hem vergiffenis geschonken worden”. In vers 16 is de volgorde echter omgekeerd. Daar staat eerst ”belijdt dus elkaar de zonden” en dan volgt “bidt voor elkander opdat u gezond wordt”. Hier worden deze twee zaken vrij sterk aan elkaar gekoppeld.
Ten tweede vindt deze gedachte steun in het feit dat de man niet zo maar iemand moet vragen om voor hem te bidden, zelfs niet iemand die de gave van genezing heeft (1 Ko 12:9, 28), maar dat hij de oudsten van de gemeente moet roepen. Er moet dan namelijk niet alleen genezing plaatsvinden, maar ook herstel van de onderlinge relatie die door de zonde verstoord is. Gaan we van deze situatie uit dan is het ook begrijpelijk dat Jacobus met zekerheid spreekt over het feit dat de zieke genezen zal worden, als namelijk de oorzaak van de ziekte is weggenomen dan zal God genezing schenken.
In de derde plaats moeten we bedenken - daarop is al enigszins gewezen - dat voor Joden het verband tussen ziekte en zonde heel reëel was, denk maar aan de vraag van de discipelen in verband met de blindgeborene (Jh 9:1-3). Hun vraag was in dat geval onterecht, maar dat neemt niet weg dat die vraag bewijst hoe nauw voor de discipelen het verband tussen ziekte en zonde was.
Ten vierde is het kenmerkend dat Jacobus direct nadat hij voorgeschreven heeft voor elkaar te bidden ‘opdat u gezond wordt’, wijst op het effect van een krachtig gebed en daarbij het voorbeeld van Elia aanhaalt. Welnu, het gebed van deze profeet had te maken met de afwijking van het volk Israël (vgl.1 Kn 8:35,36; 2 Kr 6:26,27; 7: 13, 14)
Ten vijfde kan nog aangevoerd worden dat Jakobus in vers 19 spreekt over het terugbrengen van iemand die van de waarheid is afgeweken.
Het is dus helemaal niet uit de lucht gegrepen om bij Jk. 5 te denken aan ziekte als gevolg van persoonlijke zonde (vgl. 1 Jh 5:14, 16).

Een voorbeeld dat ziekte inderdaad een gevolg van bedreven zonde kan zijn, vinden we in Jh 5:14: de Heer zegt tegen de man die 38 jaar ziek was geweest: ”Zie, u bent gezond geworden: zondig voortaan niet meer, opdat u niet iets ergers overkomt”.
Tekenend is ook dat de Heer tegen de verlamde man, die door vier vrienden door het dak is neergelaten eerst zegt: “Kind, uw zonden worden vergeven” en hem daarna geneest van zijn kwaal (Mk 2:5; vgl. Lk 5:20).
Een typerend voorbeeld dat iemand met ziekte gestraft wordt vanwege zonde vinden we in het Oude Testament in het geval van Mirjam en Gehazi (Nm 12:10; 2 Kn 5:27). In hfst 5 kom ik daarop terug.
Een kastijding met ziekte kan ook een gemeente opgelegd worden. Het droevige voorbeeld daarvan vinden we in de gemeente te Korinthe waar zeer ernstige misstanden bestonden. Men zat daar dronken aan een maaltijd die men als het vieren van het avondmaal beschouwde (1 Ko 11:27-32, vergelijk ook Op 2:22).

Belijden aan wie?
Even een opmerking terzijde en wel naar aanleiding van de uitspraak in. Jk.5:16 “Belijdt daarom elkaar uw zonden en bidt voor elkaar, opdat u genezing vindt”. Als we letten op het verband dan slaat deze uitspraak m.i. in de eerste plaats terug op het onderhoud dat de oudsten met een patiënt hebben die ziek is omdat hij gezondigd heeft en die zijn zonden aan de oudsten moet belijden. Hiertoe behoeft het echter niet beperkt te zijn. Het woord “elkaar” is namelijk algemener.
Toch mogen we dit niet zo opvatten dat ieder lid van de gemeente in tegenwoordigheid van allen zijn persoonlijke, intieme zonden gaat belijden. Dat zou het geheel maar verontreinigen. De Schrift waarschuwt dat er zelfs dingen zijn die schandelijk zijn om te zeggen (Ef 5:12)..
Wat anders is het als het zonden betreft die de hele gemeente aangaan. Ook kan het zijn dat de hele gemeente een algemeen voorkomend kwaad met belijdenis veroordeelt. Ik noemde al het feit van de misstanden in Korinthe.
Uit andere schriftplaatsen is duidelijk dat als iemand tegen een bepaald persoon gezondigd heeft hij naar die persoon moet toegaan om zijn zonde te belijden. Ik meen dat dit met het woord ‘elkaar’ bedoeld is. Natuurlijk kunnen zich in de praktijk voorbeelden voordoen waar zonden in breder verband beleden worden. Dit moeten we namelijk niet uitsluiten.

Zalven met olie
De vraag is wat het zalven met olie voor betekenis heeft. Voor Joden was dit een bekend geneesmiddel bij letsel dat men had opgelopen, denk maar aan Lk 10:34. Toch kan hier in Jk 5 en ook in Mk 6:13 bezwaarlijk aan een geneesmiddel gedacht worden. Er wordt namelijk over ziekte in algemene zin gesproken en niet over toegebracht letsel. Bedenk ook dat blijkens Lk 7:46 het hoofd van een gast met olie werd gezalfd. Dan wordt echt niet aan een geneesmiddel gedacht, maar aan iets dat verkwikkend is of eerbied uitdrukt.
In het Oude Testament vinden we dat priesters, koningen en profeten met olie gezalfd werden. Dat had evenmin iets te maken met ziekte of zo, maar enkel met een symbool dat duidelijk maakte dat ze van Godswege in een bepaalde funktie gesteld werden.
Zo kan in Jk 5 met de zalving met olie symbolisch worden uitgedrukt dat de Heilige Geest de patiënt ertoe brengt zijn zonden te belijden en / of dat de Geest kracht geeft voor de genezing.

Het gelovig gebed betreft de voorbede van de oudsten. Zij moeten geloof hebben dat God de zieke zal genezen. Uiteraard geldt dit ook voor de patiënt, maar hij heeft zijn geloof al laten zien door de oudsten te roepen, Nee, de uitdrukking “het gelovig gebed” slaat op het gebed dat de oudsten uitspreken. In geval er geen genezing optreedt moeten de oudsten niet de schuld daarvan bij de patiënt leggen door te zeggen dat hij niet genoeg geloof zou hebben, nee, ze moeten zichzelf afvragen of zij wel genoeg geloof hebben of ook dat hun geestelijke toestand wel in orde is.
Een andere mogelijkheid is dat het niet gaat om een ziekte die veroorzaakt is door persoonlijke zonde(n) van de zieke. In dat geval kan men de oudsten niets verwijten als de genezing niet plaats vindt, maar moet men erin berusten dat God met de zieke een andere weg gaat dan waarom in het gebed gevraagd is. Een verwijzing naar de uitspraak van de Heiland "niet mijn wil, maar de uwe geschiede" is dan op zijn plaats.

Afgezien van de kwestie van zonde, kan iedere zieke natuurlijk aan elke gelovige of aan de gemeente vragen om voor hem te bidden. Voor het doen van voorbede is namelijk geen g a v e nodig die speciale gelovigen zouden hebben, maar g e l o o f dat elke gelovige kan bezitten.
Naar mijn overtuiging vindt Jk 5 dus niet in een samenkomst van de gemeente plaats, maar dat neemt niet weg dat men in de gemeente wel degelijk voor zieken kan bidden
We vinden namelijk een voorbeeld van een regelmatig gehouden bidstond van een plaatselijke gemeente in een geval van ernstige nood. Ik doel op Hd 12 waar vermeld staat dat de gemeente te Jeruzalem voortdurend bad voor Petrus, die gevangen genomen was en gevaar liep gedood te worden. Zo kan de gemeente ook bidden om genezing voor de zieken in haar midden, maar dan gaat het dus om voorbede en niet om uitdrijven van ziekte door een machtwoord want dan hebben we te maken met de gave of macht van gezondmaking die iemand in dat geval moet bezitten.

We moeten altijd voorzichtig zijn met logische conclusies maar als de ziekte het gevolg is van zonde en de patiënt belijdt zijn zonde voor de oudsten van de gemeente, dan mogen we ervan uitgaan dat God hem zal genezen. Is er geen zonde in het spel dan kan men er m.i. niet altijd vanuit gaan dat de zieke zal genezen. Men zal dan - zoals al opgemerkt - moeten bidden in de geest van: “Niet onze wil, maar de uwe geschiede”.

Nog een onderscheid
Behalve het eerder aangeduide onderscheid tussen genezing op gebed en genezing door het uitoefenen van de macht tot genezing moeten we ook een onderscheid maakt tussen
- genezingen van functionele ziekten en / of psychosomatische ziekten en
- genezing van organische ziekten.
Onder functionele ziekten verstaan we ziekten waarbij een verandering in de functie van een orgaan of weefsel plaatsvindt waardoor een patiënt bepaalde handelingen niet kan verrichten of pijn voelt zonder dat er een beschadiging van een orgaan of weefsel is opgetreden.
Met psychosomatisch wordt uitgedrukt dat de kwaal ontstaat onder invloed van het zenuwstelsel. Omgekeerd kan het zieleleven een hele gunstige invloed op de toestand van het lichaam hebben.

Bij organische ziekten gaat het erom dat in een orgaan of weefsel een verandering is opgetreden en de patiënt daardoor niet in staat is bepaalde handelingen te verrichten. Op dit onderscheid kom ik later uitvoeriger terug.

Massale ziekengenezingen
Dan nog een tweetal opmerkingen: In de Schrift lezen we dat er massale ziekengenezingen plaatsvinden, maar dan gaat het niet om die genezingen op zichzelf, nee ze dienen als bevestiging van de prediking die erbij plaatsvindt. Wedergeboorte vindt namelijk plaats door de werking van Woord en Geest. Als de heidense inwoners van Thessalonika christen worden dan is dat omdat ze het woord aannemen niet als een woord van mensen,. maar wat het werkelijk is als het woord van God (1 Th 2:13). Bij de genoemde massale ziektegenezingen gaat het ook niet om gebedsgenezing, maar om genezingen die als tekenen de prediking van het evangelie begeleiden.