Snel zoeken:
408 jrg 138, 10-1995 Filippus en zijn problemen (2)

Filippus en zijn problemen (2) De twaalf discipelen

Wij willen Jezus zien
We hebben in een vorig artikel over Filippus besproken dat deze discipel te maken kreeg met het probleem hoe hij bij een massabijeenkomst de duizenden hongerige ‘bezoekers’ van voedsel zou moeten voorzien. Hij zag geen kans dat probleem op te lossen. Gelukkig kon de Heer dat wel en de Heiland toonde op glorieuze wijze zijn macht.

Het volgende probleem waarmee Filippus blijkens het bijbels verslag geconfronteerd werd, was dat van de Grieken, die bij hem kwamen met de vraag dat ze Jezus wilden zien (Joh.12:20-36). Het waren geen Joden, dat zou geen probleem gegeven hebben; juist het feit dat het niet-joden waren, was het probleem. Goed, het waren Grieken die belangstelling hadden voor de joodse godsdienst, want ze waren naar Jeruzalem gekomen op het paschafeest om er te aanbidden. Het zullen jodengenoten of zogenaamde proseliet-joden geweest zijn. Alles goed en wel, maar het waren geen echte Joden. En had de Meester bij de uitzending van de twaalven hun niet duidelijk gezegd dat ze geen stad van de volken, ja zelfs geen stad van de Samaritanen mochten binnen gaan om het evangelie van het koninkrijk te prediken? Bovendien, wat bewoog deze mensen? Was het nieuwsgierigheid die hen dreef, zoals dat het geval was met Herodes (Luk.23:6-12, vgl. Joh.2:23-25)? Of wilden ze Jezus zien om echt te weten Wie Hij was, zoals dat met Zacheüs het geval was (Luk.19:1-10)?
We weten het niet en we weten ook niet of Filippus deze beide mogelijkheden heeft overwogen. Maar dat hij met de zaak in zijn maag zat, is vrij zeker.

Even zeker is het dat wij met zulk soort problemen geconfronteerd worden. We krijgen met zaken te maken waarvan het de vraag is of we ons ermee moeten inlaten. Daarnaast of daarbij ontmoeten we personen die een zekere belangstelling voor het evangelie tonen - maar hoe diep zit het bij hen? Welke motieven spelen een rol? Is er sprake van echte belangstelling of enkel van nieuwsgierigheid? Zitten deze personen geestelijk in de knoop of verwachten ze een of andere ondersteuning van ons? We weten het soms niet. maar net als Filippus moeten we naar een oplossing zoeken.

Vragen aan een vriend
Filippus komt er kennelijk alleen niet uit. Gelukkig heeft hij onder de discipelen een plaatsgenoot met wie hij het blijkbaar goed kan vinden en dat is Andreas. De twee werden al eens eerder samen vermeld (Joh.6: 7.8). Deze kordate discipel legt hij het probleem voor. Andreas kan hem helaas niet uit de droom helpen, maar hij gaat wel met hem naar de Heiland en samen brengen ze aan de Meester het verzoek van de Grieken over. Daarmee zijn ze aan het juiste adres. De Meester moet maar zeggen of Hi de Grieken ontmoeten wil of niet.

Als wij niet uit een probleem komen, laten we ons er dan niet voor schamen een medegelovige te raadplegen. Het is fijn als er iemand is met wie we problemen kunnen bespreken en die we om raad kunnen vragen. Dat kunnen problemen van leerstellige, maar ook van praktische aard zijn. Vaak kan de Heer anderen gebruiken om ons uit de problemen te helpen omdat zij de Schrift kennen of van de Heer wijsheid hebben ontvangen door praktische levenservaring. En als dat niet het geval is, kun je samen met die ander op de knieën gaan om van de Heer om wijsheid te af te smeken. Soms zullen we dan nog wel eens wat moeten leren. Dat moesten Filippus en Andreas ook.

Een raadselachtig antwoord
Het antwoord van de Heer in vs.23 is een beetje raadselachtig voor de beide mannen. Het luidt dat het uur gekomen is dat de Zoon des Mensen verheerlijkt zal worden. Voor ons die achter het kruis, de opstanding en de hemelvaart van de Heer staan, is dit antwoord niet raadselachtig. Wij weten dat het slaat op de verheerlijking van de opgestane Christus aan de rechterhand van God (Joh.7:39, 12:16; 13:31,32; 17:1,5; Hand.3:13). Voor de beide discipelen was het echter een raadselachtig antwoord. Ze hadden het in verband kunnen brengen met de herhaalde uitspraak van de Heer dat Hij overgeleverd en gedood zou worden en dat Hij ten derde dage zou opstaan. Maar de inhoud van die woorden was al niet tot hen doorgedrongen, laat staan dat ze aan het vervolg ervan zouden hebben gedacht: de verheerlijking in de hemel,.
Wat de Heer erop laat volgen is begrijpelijker, dat wil zeggen in zijn directe, natuurlijke betekenis. Wie weet namelijk niet dat tarwegraan moet sterven in de grond om vrucht te kunnen voortbrengen (vgl. 1Kor.15:36). Toch is dat iets merkwaardigs. Een zaadje valt in de grond, het vergaat daar als zaad, maar er komt een kiempje uit en dat groeit uit tot een volwassen plant, die veel meer dan één zaadkorrel voortbrengt. Een wonderbaar proces, dat ons wel met verbazing en bewondering mag vervullen!! Maar de geestelijke betekenis is nog wonderlijker. Christus stelt met die tarwekorrel Zichzelf voor. Hij moest sterven om vrucht te kunnen voortbrengen. Zoals gezegd, hadden de discipelen deze figuurlijke betekenis kunnen begrijpen. Ze hadden echter geen oor voor de woorden van de Heer dat Hij zou sterven en ten derde dage opstaan. Toch is deze boodschap geweldig hoopvol, en dat ook met het oog op de Grieken. Op het moment dat ze hun vraag stelden, was het voor hen de tijd nog niet om de Heiland ‘te zien’ om hem te leren kennen. Maar over enkele dagen zou de weg tot het heil niet alleen voor de Joden, maar ook voor hen geopend zijn. Dan zouden ook zij mogen behoren tot de vruchten van die éne Tarwekorrel die zou afdalen tot de lagere delen van de aarde (Ef.4: 9).

Ook wij kunnen op problemen stuiten waarbij het antwoord niet zo een -twee-drie duidelijk is. We hebben de bron van alle kennis in handen, namelijk de Bijbel, het Woord van God. We begrijpen echter niet altijd direct wat we lezen. Als een tekst onduidelijk voor ons is, hebben we er andere Schriftgedeelten bij nodig om ons helderheid te verschaffen. We kunnen leren van commentaren en praktische toelichtingen. Bovenal hebben we de voorlichting door de Heer zelf nodig. Hij geeft die door de Heilige Geest.

Toon ons de Vader
In Joh.14 komen we Filippus voor de vierde keer tegen in het evangelie naar Johannes. De Heiland heeft zijn volgelingen voorbereid op zijn heengaan naar de Vader om voor hen plaats te bereiden in het Vaderhuis. Daarbij geeft Hij hun de troostvolle verzekering dat Hij zou terugkomen om hen tot Zich te nemen en ze te brengen waar Hij is. ‘En’, zo zegt Hij: ‘waar Ik heen ga weet u en de weg weet u’. Thomas verzucht evenwel dat ze niet weten waar de Heer heengaat en ze dus ook de weg niet weten. Maar de Heer had toch over het huis van de Vader gesproken?! Thomas kon toch begrijpen dat Hij daarmee niet doelde op de tempel (zie Joh.2:16)?! Daar behoefde de Heer toch geen plaats te bereiden? Daartoe behoefde Hij hen toch niet tot Zich te nemen? Toch mogen we blij zijn met de verzuchting van Thomas. In een vorig artikel dat aan hem gewijd was, hebben we daarbij al stilgestaan. Zijn verzuchting is voor de Heer namelijk aanleiding om de gedenkwaardige woorden uit te spreken: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot de Vader dan door Mij’. Dat niet alleen: de Heer laat erop volgen dat als ze Hem gekend hadden, ze ook de Vader zouden hebben gekend. ‘En’, zo vervolgt Hij, ‘van nu aan kent u Hem en hebt Hem gezien’.
Filippus begrijpt niets van die woorden en hij zegt min of meer vertwijfeld: ‘Heer, toon ons de Vader en het is ons genoeg’ Ook over die uitspraak mogen we blij zijn. Dat niet vanwege de onkunde van Filippus, want deze was al zo lang met de Heer rondgetrokken dat Hij beter moest weten. Nee, we zijn blij om de reactie die de Heer erop geeft: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’. De Heer was niet alleen de weg tot de Vader, maar ook de openbaring van de Vader. Filippus wilde waarschijnlijk de uiterlijke, glorieuze heerlijkheid van de Vader zien, maar veel belangrijker is het om het hart van de Vader en daarmee Hemzelf te zien, Hemzelf te kennen! Wie de Vader was in majesteit, heiligheid, gerechtigheid, liefde, barmhartigheid en genade, werd gezien in het handelen van de Heiland.

Soms moet de Heer Zich ook verbazen om onze onwetendheid.. Wat zouden we veel meer van Hem en van de Vader kennen als we meer de Schrift tot ons lieten spreken. Wat kunnen we soms domme vragen stellen o f opmerkingen plaatsen die kant noch wal raken.. En toch wil de Heer omgang met ons hebben, wil Hij ons voorlichten door zijn Woord, wil Hij ons de vader openbaren doordat we Hem in zijn doen en laten vanuit de evangeliën meer leren kennen

Laatste vermelding.
De laatste vermelding van Filippus* treffen we aan in Hand.1:13. Filippus is daar met de tien andere discipelen en enkele anderen, vergaderd in de bovenzaal te Jeruzalem. In gehoorzaamheid aan het woord van de Heer wachten ze daar op de uitstorting van de Heilige Geest die de Heer beloofd had te zullen zenden (Hand.1:4). Ze volharden daartoe in het gebed. Tevens wordt in een van de volgende dagen een vervanger voor Judas door de Heer aangewezen.

Het is mooi te zien hoe de discipelen gehoorzaam zijn aan het woord van de Heer wat het wachten op de vervulling van de belofte betreft . Maar het is ook belangrijk op te merken dat ze gehoorzaam zijn aan een woord uit de Psalmen (69:26; 109:8). Om de zin daarvan te begrijpen en te beantwoorden aan wat er staat, is wel enig inzicht vereist. Ze moesten inzien dat dit woord op de vervanging van Judas sloeg. Daaruit blijkt dat ze in inzicht gegroeid zij. Moge een dergelijke groei ook bij ons plaatsvinden.

*Hand.6:5 en 8:4 v.v. slaan op een andere Filippus, namelijk één van de zeven ‘tafelverzorgers’ te Jeruzalem, de evangelist in Hand.21:8