Snel zoeken:
304 jrg 129, 04-1986 Over de betekenis van Mattheüs 18:18-20 (6)

Mattheüs 18:18
Over de Betekenis van Mattheüs 18:18-20 (6)

WIJ HEBBEN GEZIEN DAT DE TWEE VRAGEN VAN ONZE VRAAGSTELLER BEVESTIGEND beantwoord kunnen worden, namelijk
1. dat het gezag om te binden en te ontbinden niet alleen de apostelen geldt, maar ook de plaatselijke Gemeente, en
2. dat dit gezag ook uitgeoefend kan worden (vanwege de grote verdeeldheid) door een deel van de plaatselijke gemeente (hen die zich op de grondslag van de Schrift vergaderen). Vervolgens stelt onze broeder de volgende kwestie aan de orde:
3. Geldt de belofte betreffende het gebonden/ontbonden zijn in de hemel (dus het gezag) alleen als een besluit volledig naar Gods wil is (dus 'goed'), of is het te zien als onvoorwaardelijk geldend?

Deze vraag is vergezeld van twee vrij lange opmerkingen, die ik moeilijk helemaal kan overnemen, maar waar ik in mijn antwoord inhoudelijk wel op wil ingaan.

Nog eens. . .gehoorzaamheid
Ten overvloede zij nog eens herhaald dat in vers 15-17 van Matth. 18 met geen woord over gezag of iets dergelijks wordt gesproken. Deze verzen bevatten een aantal voorschriften en die vragen om gehoorzaamd te worden, meer niet! Zeker, vers 18 bevat een vérstrekkende belofte, waarbij aan besluiten op aarde genomen in de hemel erkenning gegeven wordt, maar. . . veronderstel, dat Matth. 18 met vers 17 ophield. . .? Dan hadden we hetzelfde te doen wat we nu te doen hebben: gehoorzamen. En dan zou even eenvoudig gelden, dat als iemand voor de Gemeente (de gelovigen vergaderd op de grond van de Schrift) te A. een heiden en een tollenaar is, hij dat ook is voor de gemeente te B. Er is immers maar één huis van God; en als dat huis tegen zichzelf verdeeld zou zijn, kan het niet bestaan (Matth. 12: 25).

Als hij. . .zondigt
Nu is dat allemaal mooi gezegd, maar we begrijpen onze broeder wel: er worden soms besluiten genomen, waarbij je de wenkbrauwen kunt fronsen, om het maar voorzichtig uit te drukken. Een ernstig woord van waarschuwing is dan ook op zijn plaats. Elk handelen in een onduidelijke situatie, elk voorbarig handelen en elk handelen waarbij het ‘vlees’ niet in toom gehouden wordt, roept spanningen op en zorgt voor verwarring. Twee dingen zijn hierbij van belang. Ten eerste dat er staat: ‘Als een broeder. . .zondigt’, niet: ‘als een broeder. . . lastig is’, of iets van dien aard. Er moet terdege sprake zijn van een zondige daad. Maar is lelijk-doen, onaardig-wezen, enz. dan geen zonde? Voor de persoon in kwestie wel, maar dat zijn dingen waarvan de Schrift zegt, dat we ze zullen verdragen. \Ve moeten niet op alle slakken zout willen leggen. Het gaat hier om kwaad zoals dat in 1 Kor.5 wordt aangegeven. Er moet konkrete, aantoonbare zonde zijn. En als iets niet aantoonbaar is, moeten we bidden dat God het mogelijke kwaad wegneemt of het anders openhaar maakt. \Ve moeten ons er echter voor wachten vóór die tijd handelend te gaan optreden.
In de tweede plaats staat er: ‘Als hij naar de Gemeente niet hoort. Ook dat moet heel duidelijk aan het licht getreden zijn. Alles moet geprobeerd zijn, de weigering om te horen moet heel duidelijk zijn, met alle consequenties van dien. Laten we toch met geduld, wijsheid, voorzichtigheid en alle zorgvuldigheid handelen; dan voorkomen we problemen in plaats van ze op te roepen.

Een fout besluit
Het voorgaande neemt niet weg, dat een vergadering een fout besluit kan nemen. En in de praktijk is dat ook wel gebeurd. Erkent God dat besluit dan in de hemel? Een beetje profaan zouden we kunnen zeggen: Dat kunnen we aan God overlaten, want dat is zijn zaak en niet de onze. Dat gaat echter niet helemaal op, want de erkenning door de hemel geeft een extra (niet: de enige, zie boven) motivatie aan andere vergaderingen om zich aan dat besluit te houden, ook al heeft men bepaalde bedenkingen. Nu spreekt vers 18 met geen woord over een of andere voorwaardelijkheid bij de erkenning door de hemel (dat is: door God). Natuurlijk, er wordt een geval van ‘zonde’ verondersteld en dus een juiste beslissing; toch neemt dat niet weg, dat er van voorwaardelijkheid geen sprake is. En God kent toch ook de zwakheid van de zijnen?!

Er is echter meer aan te voeren. Men zegt wel, dat God geen foute besluiten kan bekrachtigen of goedkeuren, maar de Schrift geeft daar toch wel degelijk voorbeelden van. Als Jozua met de Gibeonieten een verbond sluit, is dat tegen de gedachte van de Heer. Jozua mocht verbonden sluiten met steden buiten Israël, maar niet met de steden in Kanaän. Hij doet het tóch. Is zijn besluit nu ongeldig, in die zin dat God Zich daaraan niet bindt en Hij alsnog Gibeon verdelgt? Nee, het besluit wordt om zo te zeggen bekrachtigd. En als Saul later de Gibeonieten tracht uit te roeien, wordt hem en zijn huis dat tot bloedschuld gerekend. We moeten dus wel heel voorzichtig zijn met te zeggen dat God foute besluiten niet bekrachtigt.

Het gezag van ouders over hun kinderen
God heeft ouders gezag over hun kinderen toevertrouwd en Hij beveelt de kinderen hun ouders te gehoorzamen. Nu is ‘autoriteit bezitten iets anders dan ‘onfeilbaar zijn’. De ouders kunnen dus foute beslissingen nemen, maar dat betekent niet, dat hun kinderen hen alleen maar hebben te gehoorzamen als ze het met hun beslissingen eens zijn. Anders is het als de ouders dingen verlangen waarin de kinderen God meer moeten gehoorzamen dan mensen. Over zulke zaken gaat het nu echter niet. Hetzelfde geldt voor de overheid ten aanzien van ons als haar onderdanen. De overheid heeft gezag over ons. Ook dat houdt geen onfeilbaarheid in. Toch hebben we de overheid in alles te gehoorzamen, behalve wanneer we in botsing zouden komen met gehoorzaamheid aan God. Maar of de besluiten van de overheid nu juist of niet juist zijn, wijs of dwaas, wij hebben haar te gehoorzamen en in haar gehoorzamen we God.

Wat God samengevoegd heeft. .
We kunnen hier een vergelijking trekken met het huwelijk. Ten aanzien van de verbinding van man en vrouw in het huwelijk geldt: ‘Wat dan God samengevoegd heeft, laat een mens dat niet scheiden’. Heel wat mensen, en tegenwoordig ook heel wat christelijke mensen, zeggen: ‘Maar God heeft ons helemaal niet samengevoegd, dat hebben we zelf gedaan. We hebben Hem er helemaal niet naar gevraagd’. En . . . ze concluderen dan: ‘dus kunnen wij best uit elkaar gaan’. Dat is echter een drogreden. Het huwelijk is een instelling van God; en als een man en een vrouw zich in een huwelijk aan elkaar verbinden, dan sanctioneert God dat. Voor Hem zijn die twee dan één vlees en onlosmakelijk aan elkaar verbonden, ook al is het bijvoorbeeld een gedwongen huwelijk en is men op de meest eigenzinnige manier te werk gegaan. Het sanctioneren van het huwelijk en de huwelijksband zegt niets over de juistheid van de keus van de huwelijkspartners. Geldigverklaring is niet hetzelfde als goedkeuring’.

Een vertegenwoordiger kan fouten maken
Naast deze voorbeelden uit de Schrift die ons helpen de zin van vers 20 te begrijpen kan ook een alledaags voorbeeld ons helpen. Als een vertegenwoordiger te goeder trouw een contract heeft afgesloten, maar hij ondanks alle zorgvuldigheid die hij betracht heeft, toch een fout gemaakt heeft bij het hanteren van de richtlijnen van zijn werkgever, dan is de werkgever toch gebonden de in het contract vastgelegde verplichtingen na te komen. Daarnaast zal de opdrachtgever natuurlijk zijn vertegenwoordiger corrigeren en hem eventueel gelegenheid geven de schade te herstellen. De Gemeente handelt hier op aarde naar de richtlijnen van de grote Opdrachtgever (denk aan Matth. 18: 15-17). De Opdrachtgever bindt zich aan haar beslissingen. Maar als die fout mochten zijn, dan zal de Opdrachtgever zijn Gemeente tot de orde roepen, hetzij rechtstreeks door de Geest of door tuchtiging, hetzij indirekt door de dienst van andere gelovigen of vergaderingen.