Snel zoeken:
De Gemeente (2) de rots

Wie is de rots
Bij Mt 16:18 kan de vraag gesteld worden wie de rots is. Nu is dit een veel omstreden tekst. Ik geef een overzicht van meningen:
1 De rots is Christus (Hieronymus, Augustinus, en anderen);
2 De belijdenis van Petrus is bedoeld (Vele kerkvaders, Paus Leo 1,
Luther);
3 Petrus zelf is de rots
a. als ontvanger van een blijvend 'primaat' (vele RK uitleggers)
b. wat zijn persoonlijke roeping en apostelschap betreft (versch. RK en
enkele prot. exegeten)
4 De Heer bedoelt Petrus met inbegrip van alle gelovigen (Origenes).

De plaats van Petrus
Op punt 3a ga ik wat dieper in. De vraag is of Petrus een blijvend primaat ontvangen heeft dat op zijn opvolgers is overgegaan. Dat Petrus een bijzondere plaats in de Gemeente heeft ontvangen is zonder kijf. Aan hem zijn de sleutels van hetkoninkrijk der hemelen gegeven (niet de sleutels van de hemel!!). Hij kreeg gezag om te binden en te ontbinden, maar een dergelijk gezag wordt in Mt 18:18 aan de gelovigen in het algemeen toegekend.
Hij krijgt de opdracht om de schapen te hoeden (Jh 21), maar deze zelfde taak is ook aan de oudsten in de gemeente gegeven (Hd 20:28; 1 Pt 5:2).
Zo is Petrus een steen in het Godsgebouw, een steen in het fundment, maar Christus is de hoeksteen en alle gelovigen zijn ook stenen, die niet op Petrus, maar op Christus zijn gebouwd (zie 1 Pt 2:4-10 !!). Nergens spreekt Petrus over een 'opvolging' van de bijzondere plaats die hij destijds innam.
Verder is van belang op te merken dat als de Schrift in het OT spreekt over 'de rots' daar de Heer mee bedoeld is (Ps 18:3; 94:22; Dt 32:4; 1Sm 2:2; Ps 19:15; Js44:8). Dit moet er ons al voor waarschuwen om onder de 'rots' in Mt 16 niet een mens te verstaan. Verder gaat het in Mt 16 niet om de vraag wie Petrus is, maar wie de Heer is (zie vs.13). Over de bijzondere en unieke plaats die Jezus Chritus inneemt lezen we ook in Js 28:16; Ps 118:22.

Een woordspeling
Het is m.i. dan ook overduidelijk dat Christus een woordspeling in Mt 16 gebruikt om aan te geven dat Hij zichzelf aanduidt als de rots in de zin van : Jij bent Petrus (een steen) maar op deze petra, deze rots dat ben Ik , zal ik mijn gemeente bouwen.
De mening dat met de rots geduid wordt op de belijdenis van Petrus verschilt hiervan niet zoveel, want dan gaat het toch om de inhoud van die belijdenis en de inhoud is Christus, de Zoon van de levende God.