Snel zoeken:
233 jrg 124, 01-1981 Hand in hand 05

Spreuken 18:22
Uit: “Bode des Heils in Christus”, jaargang 124 (1981)

Hoe weet je dat je voor elkaar bestemd bent?

Een bekende uitspraak luidt: huwelijken worden in de hemel gesloten. Als men daarmee bedoelt, dat god altijd die levenspartners bij elkaar brengt, die naar zijn plan bij elkaar horen dan is er op die uitspraak heel wat kritiek te leveren. Ze sluit dan immers een stuk menselijke verantwoordelijkheid uit.
Verantwoordelijkheid om naar de wil van God te vragen en te handelen. En er zijn heel wat huwelijken tot stand gekomen, waarbij de huwelijkspartners zich om die wil van God niet bekommerd hebben. We kunnen rustig stellen dat dat met de meeste huwelijken het geval is. Dat gaat namelijk op voor elk huwelijk van twee ongelovigen. De huwelijkspartners zullen uit de aard der zaak naar de wil van God niet gevraagd hebben, want ze kennen God niet. Om misverstand te voorkomen wil ik daar direct aan toevoegen, dat zo’n huwelijk daarom best een heel goed huwelijk kan zijn.

Ook onder gelovigen komt het helaas voor, dat men bij de keus van de huwelijkspartner weinig of geen rekening houdt met de wil van God. Wanneer het huwelijk in zo’n geval op een mislukking uitloopt, mag men niet zeggen: “ja, maar ons huwelijk is ook niet juist geweest. Niet god heeft ons samengevoegd, dat hebben we zelf gedaan… dus kunnen we wel uit elkaar gaan”. De uitspraak: “Wat God samengevoegd heeft, scheide de mens niet” houdt namelijk niet in, dat god “Jan en Marie” bij elkaar brengt, maar dat Hij man en vrouw samenvoegt; dat gebeurt wanneer man en vrouw “een huwelijk aangaan”. Het huwelijk is niet een instelling van mensen, maar van God, en het is een instelling waardoor twee mensen aan elkaar worden verbonden. Wanneer dan ook een jongen en een meisje trouwen, worden ze door het huwelijk, de instelling van God en zo dus door God, samengevoegd. Wanneer men met de uitdrukking: huwelijken worden in de hemel gesloten, zou bedoelen, dat elk op aarde geregistreerd huwelijk in de hemel vastgelegd wordt en dus eigenlijk daar gesloten wordt, kunnen we daar vrede mee hebben. Ik betwijfel echter of men dat ermee bedoelt.

Hoe dat ook zij, een gelovige zal alle dingen in het leven beslissen in afhankelijkheid van de Heer. Zo hoort het tenminste. Dat alleen geeft vreugde in ons hart en zegen in ons leven. Daaronder valt ook de keus van een huwelijkspartner. Maar hoe we in deze de wil van God voor ons leren kennen is de zaak waar het hu om gaat. Er zijn maar één man en één vrouw op de wereld geweest, die getrouwd zijn zonder dat zij voor de keus van hun partner gesteld werden. Goed, er zijn er meerderen aan wie de keus onthouden werd omdat anderen voor hen beslisten. Daar gaat het me echter niet om. Ik doel nu op Adam en Eva, die nooit de mogelijkheid van een keus gehad hebben. Adam kreeg de vrouw, die god voor hem bestemd had, zonder dat hij er iets voor behoefde te doen. Het kostte hem een rib, akkoord. Maar hij hoefde er niet op uit te trekken om een vrouw te zoeken, hij hoefde geen keus te maken en hij hoefde niet de stoute schoenen aan te trekken om haar te vragen.
Adam kon in de volle zin van het woord zeggen: “De vrouw, die gij mij gegeven hebt”. Toen hij die uitspraak deed, wilde hij overigens dit feit misbruiken om de schuld van zijn zonde op God te schuiven.
En Eva kreeg haar man zonder dat ze het ja-woord hoefde te geven.

Werden Adam en Eva niet voor de keus gesteld, wij worden dat wel. En hoe leren we nu de vrouw of de man kennen, waarvan we achteraf kunnen zeggen: “de vrouw (de man) die U voor mij bestemd had?” Als je de wil van God wilt kennen wat geestelijke leerstellingen betreft kun je de Bijbel opslaan, teksten opzoeken, bepaalde schrift gedeelten met elkaar vergelijken, enz. En dan is het nog niet eens altijd even gemakkelijk om de wil van God te leren kennen.
Maar als jongen kun je beslist de Bijbel niet opslaan om in Habakuk x:y te vinden, dat God Marietje voor jou bestemd heeft, en als meisje zul je nergens lezen dat je “ja” tegen Jan moet zeggen. Nee, je zult dan de wil van God moeten leren kennen in de persoonlijke omgang met de Heer. De Schrift geeft ons daarbij wel aanwijzingen, we zullen dat straks zien – maar niet een direct antwoord. Nu gaat het hier om een zeer belangrijke zaak. Iemand heeft eens gezegd, dat naast de bekering de verkering voor de levenskoers van een mens van het uiterste belang is en de praktijk wijst dat ook uit.
Mijzelf staat het geval voor ogen van een jongeman, die actief was in werk voor de Heer. Hij trouwde een meisje, dat maatschappelijk gezien geen slechte partij voor hem was. Toen ze getrouwd waren, eiste ze hem echter zo voor zich op, dat van werk voor de Heer weinig of niets meer terecht kwam.
De Schrift onderstreept dit belang van het krijgen van een goede huwelijkspartner. In Spreuken 18:22 lezen we: “Wie een vrouw vond, heeft iets goeds gevonden en gunst van de Here verworven”. En in 19:14: ‘Huis en have in een erfdeel der vaderen, maar een verstandige vrouw is van de Here’.
En vanzelfsprekend is het ook een meisje van belang een goede man van de Heer te krijgen.
Voor het kennen van de wil van de Heer valt direct al een algemene regel te geven, namelijk dat we onvoorwaardelijk willen doen wat de Heer ons duidelijk maakt en ook dat we wachten en verwachten dat Hij ons zijn wil bekend maakt. Dit is dus een zaak van gebed, waarbij we onze eigen-wil voor “gekruisigd” houden. Niet ik heb het hierin voor het vertellen, maar de Heer… zo moet onze instelling zijn. Om een voorbeeld te geven: als wij bidden in de trant van “Here, dat meisje wil ik tot vrouw en als het niet van u is, wilt u mij dat dan duidelijk maken”, dan willen we in feite God laten doen wat wij graag wensen. Alle aanwijzingen, dat dit nu net niet het meisje is dat we hebben moeten, zullen we dan in de regel negeren. En alles wat er maar even als aanwijzing in de door ons gewilde richting kunnen beschouwen zullen we ook als zodanig uitleggen. Het is van belang dit al tot een gebedszaak te maken voordat we een bepaald meisje een bepaalde jongen erg aardig gaan vinden, waarbij we ons dan volledig openstellen voor wat de Heer ons in dit opzicht duidelijk wil maken. Natuurlijk dat “aardig vinden” is deze kwestie nu ook weer niet, dat ze buiten alle gewone menselijke gevoelens om zou gaan. Maar een meisje of een jongen aardig vinden is nog geen aanwijzing, dat zij of hij ook voor ons bestemd is.
Kortom, de eerste voorwaarde is: volledige afhankelijkheid van de Heer, een oprechte gezindheid om ten aanzien van de keus van de huwelijkspartner de weg van de Heer te gaan.

Zoals eerder opgemerkt geeft de Schrift ons daarbij geen pasklaar antwoord, maar wel aanwijzingen, die we ter harte kunnen nemen. Ik denk aan het prachtige verhaal dat we in Gen. 24 vinden. We lezen daar hoe Abraham zijn knecht uitstuurt om een vrouw voor zijn zoon Izaäk te halen. Van de handelwijzen van Abraham en zijn knecht valt heel wat te leren. Natuurlijk kunnen we hier net zo min als in andere gevallen alles wat er staat precies zo overbrengen op onze tijd. We moeten de oudtestamentische verhalen als het ware voor onze tijd vertalen. Het vervolg zal duidelijk maken hoe ik dit bedoel.
In de bijbel lezen we dat een jongeman een bruidsprijs voor zijn meisje betaalde. Jakob, die kennelijk zonder veel geld bij Laban kwam betaalde die bruidsprijs met zijn arbeid. Wel, die gewoonte hebben wij niet meer.
Even een grapje er tussen door. Een jongeman vroeg de hand van een bankiersdochter. Papa keek hem vanuit zijn fauteuil aan en terwijl hij aan zijn sigaar trok informeerde hij geringschattend: “Heb je geld?” Waarop de jongeling, in het geheel niet verslagen, antwoordde: “Ik kwam om uw dochter te trouwen, niet om ze te kopen”.
Wij kennen de gewoonte van een bruidsprijs niet (meer). Dat is geen kwestie van ongehoorzaam zijn aan de bijbel, want het gaat niet om een bijbels voorschrift, maar om een oude oosterse gewoonte waar de bijbel slechts melding van maakt. En Ex. 22:16 dan, hoor ik iemand vragen. Wel, in dat vers wordt niet het betalen van een bruidsprijs ingesteld en als zodanig voor alle eeuwen voorgeschreven, maar wordt in geval van een verkrachting voorgeschreven dat men naar de toen geldende gewoonte een bruidsprijs moest geven als een zeker smartgeld.
Overigens hoeven we op de oosterling niet neer te zien omdat hij dit gebruikt – dat op ons de indruk van een koehandel maakt – nog steeds handhaaft. Een Amerikaans schrijver heeft eens gezegd: “De gewoonte van een bruidsprijs betalen was zo gek nog niet. Als onze jongemannen vijfduizend dollar voor hun meisje zouden moeten neertellen, zouden er heel wat minder echtscheidingen plaatsvinden dan nu”. Ik denk dat hij gelijk heeft. Men zou niet zo holderdebolder in de huwelijksboot stappen als nu vaak gebeurt.

We gaan dan nu de lessen uit Genesis 24 opsporen.
Ten eerste zien we dat Abraham doordrongen is van de ernst van de zaak om een goede vrouw voor zijn zoon te vinden. Al laten wij onze vader niet meer een vrouw voor ons uitzoeken, van deze ernst kunnen we wel wat leren en die overnemen.
Die ernst van Abraham komt tot uitdrukking in een voorwaarde, die hij stelt, en die hij met een eed laat bekrachtigen. De knecht, die hij uitzendt moet hem namelijk beloven, dat hij voor Izaäk geen vrouw uit de Kanaänieten zal nemen. De knecht moet gaan naar het land van herkomst van Abraham en naar zijn maagschap. Hoewel we weten dat ook de familie van Abraham zich helaas aan afgoderij heeft overgegeven (Jozua 24:14), was toch de kennis van God daar nog niet geheel uitgestorven en heerste er niet de grove zedeloosheid, die in Kanaän werd gevonden. Deze voorwaarde, die Abraham stelt, herinnert ons aan het gebed in 1 Kor. 7:39 dat een gelovige slechts “in de Heer”, dat is met een gelovige, mag trouwen. Daardoor wordt voorkomen, dat men met een ongelovige onder één juk gaat (2 Kor. 6:14).
Weliswaar staat bij deze tekst de apostel niet het huwelijk met een ongelovige voor ogen, want op het huwelijk is vers 17 niet van toepassing. Toch blijft zijn waarschuwing ook voor het huwelijk van kracht, juist des te meer omdat dit juk niet verbroken kan worden.

De knecht van Abraham vat zijn taak heel serieus op en vraagt wat er moet gebeuren als het meisje in Mesopotamië wil blijven. Moet hij dan Izaäk terugbrengen naar dat land? Dat mag beslist niet.
Ook hierin zit een les. God had een speciale roeping voor Abraham en zin nageslacht. Hen had Hij het land Kanaän beloofd. Van die roeping mochten ze niet afwijken. Zo is het voor een jongeman nu – en dat geldt evengoed voor een meisje – van het uiterste belang een huwelijkspartner te vinden, die hem volgt in de roeping die hij heeft, die hem daar in ieder geval niet van afbrengt. Hier kom ik terug op een eerder gestelde vraag, namelijk over verkering tussen twee jongelui, die tot een verschillende geloofsgemeenschap behoren. Wel, als we onze plaats hebben ingenomen in een geloofsgemeenschap in de vaste overtuiging, dat die plaats met de Schrift in overeenstemming is, dan zullen we een meisje zoeken, dat met ons diezelfde weg bewandelt. In ieder geval niet een meisje dat ons van deze roeping afbrengt en ons wil verplaatsen naar een “ander land”, dat de Heer ons heeft aangewezen.
We kunnen dit nog nauwer trekken. Het is ook van belang dat de huwelijkspartner ons tot steun is als we in een persoonlijke roeping een bepaald werk van de Heer ontvangen hebben. Hoe jammer zou het zijn als en vrouw ons daarvan zou afbrengen omdat ze haar persoonlijk belang stelt boven dat van de Heer en ze haar man alle avonden per se thuis wil hebben. En als een meisje druk bezig is met clubwerk, hoe jammer is het dan als in het huwelijk blijkt dat haar man daar helemaal niets voor voelt en haar dit werk ontzegt. Jammer voor die jongen en dat meisje… Meer nog, jammer voor de Heer!

De derde les, die we uit deze geschiedenis halen zit verscholen in het zinnetje: “Hij zal zijn engel voor uw aangezicht zenden”. Die woorden spreken van geloofsvertrouwen. We mogen erop vertrouwen dat God ons in de zaak van het zoeken van een huwelijkspartner leiden wil. God bestuurt niet alleen het grote wereldgebeuren, waarbij niets hem uit de hand loopt, hoe vreemd het voor ons gevoel soms toegaat. Neen, Hij bestuurt ook het leven van ieder van ons. Voor Hem is niets te groot, maar ook niet te gering (vgl. Job 36:5). We kunnen net als Abraham vol vertrouwen zijn, dat God ons leiden wil in de keus van onze levensgezel of –gezellin.

De knecht gaat op weg en bij de stad van Nahor gekomen, neemt hij een heel strategische positie in, namelijk bij de waterput buiten de stad. Hij is er ook op de juiste tijd, namelijk op de tijd, dat de vrouwen en meisjes uitgaan om water te putten. Onze vierde les is deze: dat God ons wel een vrouw wil geven, maar dat we er zelf toch ook wel wat voor mogen doen. De knecht gaat niet midden in de woestijn zitten met de gedachte: als de Heer een vrouw voor Izaäk heeft dan moet Hij haar hier maar heen sturen. Natuurlijk kan God dat, maar in het algemeen gesproken kunnen we zeggen, dat god zo niet werkt. Er ligt wel waars in de uitspraak” Als wij doen wat wij kunnen, doet God wat wij niet kunnen”. De juiste vrouw bij de put laten komen kon de knecht niet, maar bij de put gaan zitten kon hij wel.
Als we dat vrij toepassen kunnen we stellen dat er heel wat plaatsen zijn waar we een goede huwelijkspartner kunnen vinden. Plaatsen waar “het water” geschept wordt. Grote vergaderingen, conferenties, jongerenlanddagen, weekends enzovoorts.
“Ja maar”, zegt een oudere broeder, “daar mogen ze toch niet heen om een meisje of een jongen uit te zoeken? Het is er toch geen huwelijksmarkt”. Zwart-wit geredeneerd zou ik daarop willen antwoorden: “Het is toch altijd beter, dat ze hun partner daar zoeken dan op de kermis”. Laten we toch ook een beetje nuchter zijn. Er moet toch ergens een plaats zijn waar je elkaar ongedwongen ontmoet. Laten we blij zijn dat er zulke gelegenheden bestaan. Natuurlijk, als de jongelui enkel komen voor de andere sekse dan is dat niet juist. Maar dat zijn er maar enkelen, die met die instelling zulke gelegenheden bezoeken. De massa luistert heus wel als het Woord gepredikt wordt en het zegt ze ook wel wat. Maar behalve de toespraken zijn er de pauzes… Mag het??