Snel zoeken:
602 jrg 117 blz. 174 1974 Joh 20:17 Niet aanraken

Johannes 20:11
VRAAG EN ANTWOORD< /b>
Bij één van onze redaktieleden kwam een briefje binnen van de fam. S. te T. Wegens het belang van de kwestie, die daarin wordt aangesneden, vindt beantwoording ervan met hun goedvinden via de "Bode" plaats.
Deze familie schrijft o.a.: Op een bijeenkomst bij ons kwam Joh. 20:17
ter sprake, Hier wordt door onze Heer tegen Maria gezegd Hem niet aan te raken, maar aan de broeders te zeggen, dat Hij zou opvaren naar zijn Vader. Nu werd er gezegd, dat voordat de Heer Zich aan de broeders vertoonde, Hij eerst opgevaren is naar zijn Vader met een lichaam zoals hij hier op aarde had en dat Hij daarna terugkwam met een lichaam van hemelse oorsprong, dat door gesloten deuren kwam.
Fam. S. vraagt dan om opheldering, mede in verband met het feit dat in een ander evangelie staat dat Maria de Heer wel mocht aanraken.

Antwoord
De visie, die op bovengemelde bijeenkomst naar voren is gebracht, is op zijn zachtst gezegd zeer vreemd. Ernstiger is dat er anti-schriftuurlijke konklusies uit getrokken kunnen worden, die het wezen van de opstanding raken.
Puntsgewijze valt het volgende op te merken:
1.Wie beweert, dat de Heer voordat Hij aan de discipelen verscheen
a. in de hemel geweest is en
b. daar van lichaam veranderd is,
moet voor deze feiten duidelijke direkte Schriftuitspraken hebben, of
tenminste zulke overtuigende indirekte aanwijzingen dat niet anders
gekonkludeerd kan worden dan dat beide feiten hebben plaats gevonden. De
Schrift geeft noch het een noch het ander.
2.Deze visie leidt tot de konklusie, dat de opstanding van de Heer
hetzelfde karakter had als de opwekking van Lazarus, die enkel tot het
aardse leven is teruggeroepen. Als de Heer met zijn opstandingslichaam
niet door gesloten deuren kon gaan - dit is toch blijkbaar in deze visie
begrepen - hoe kon de Heer dan wel met dat lichaam de hemel ingaan?
3.De opstanding van de Heer Jezus is het voorbeeld voor de opstanding van
de gelovigen. Ontvangen gelovigen dan eerst een lichaam zoals ze vroeger
hadden en wordt dat later veranderd? Immers nee, we ontvangen direkt een
verheerlijkt lichaam. De Schrift zegt:
" Er wordt gezaaid in vergankelijkheid, er wordt opgewekt in
onvergankelijkheid; er wordt gezaaid in oneer, er wordt op-
gewekt in heerlijkheid; er wordt gezaaid in zwakheid, er wordt opgewekt
in kracht; er wordt gezaaid een natuurlijk lichaam, er wordt opgewekt
een geestelijk lichaam" (1 Kor. 15:42-44).
Vanzo'n opstanding zegt vers 42: "zo is het ook met de opstanding der doden", namelijk dat het lichaam dat opstaat anders is, van een andere heerlijkheid, dan het lichaam dat in het graf daalde. En dat dit niet alleen voor de gelovigen geldt, maar wel in het bijzonder voor de Heer, "de eersteling van hen die ontslapen zijn", volgt uit vers 21 en 22:
"Want waar de dood door een mens is, is ook de opstanding der doden door
een mens. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus
allen levend gemaakt worden."
Zoals onze dood gelijk is aan die van Adam, zo zal onze opstanding gelijk zijn aan die van Christus.
De Schrift stelt: "Want als we met Hem één gemaakt zijn in de gelijkheid van zijn dood, dan zullen we het ook zijn in zijn opstanding". Als bovenstaande visie waar zou zijn, zouden de ontslapenen ook eerst met een lichaam moeten opstaan, zoals ze vóór hun sterven hadden. De ontslapenen staan echter met een verheerlijkt lichaam op en dat is hun definitieve lichaam, waarmee ze ten hemel varen en waarin ze tot in eeuwigheid wonen.
4.Deze visie schijnt tot achtergrond te hebben een verkeerd begrip
van de woorden:
"Raak mij niet aan, want ik ben nog niet opgevaren naar mijn
Vader" (Joh. 20:17)
en tracht op wel heel vreemde wijze de moeilijkheid op te lossen, dat
iets verderop in dit hoofdstuk Thomas wel toestemming krijgt de Heer aan
te raken (zie vs. 27).
De Heer bedoelde met zijn woorden aan Maria niet te zeggen "Maria, je mag
me nu nog niet aanraken, want ik ben nog niet opgevaren (en wedergekomen.
... dat had er dan wel bij mogen staan), maar als ik teruggekomen ben dan
mag het wel." Het zou toch op zichzelf genomen al erg vreemd zijn, dat
Maria het lichaam, dat volgens deze visie van gelijke aard was als het
lichaam waarmee Hij op aarde geleefd had, niet mocht aanraken, maar wel
zijn verheerlijkt lichaam dat Hij in de hemel ontvangen zou hebben.
De zaak is eenvoudig deze, dat Maria meende de Heer weer in dezelfde zin
bij' zich te hebben als vroeger. Ze besefte niet wat het inhield dat Hij
was opoestaan en dat er voortaan een andere verhouding met de Heer zou
bestaan. Een verhouding waarvan 2 Kor. 5:16 zegt:
"en als we ook Christus naar het vlees gekend hebben, dan kennen
wij Hem toch nu niet meer zo."
De Heer wil in feite dit zeggen:
"Raak mij niet aan, Maria, hoewel je dat kunt en je me bij je
hebt, omdat ik nog niet opgevaren ben naar mijn Vader. Ik ben hier nog wel, maar mijn plaats is bij mijn Vader. Ik ben niet bij je en blijf niet bij je zoals vroeger."
De Heer verbood haar dit niet omdat zijn lichaam te heilig zou zijn, maar
omdat Maria moest leren, dat Hij voortaan op een nieuwe wijze met de
zijnen zou verbonden zijn.
5.Nu blijft natuurlijk nog de vraag, waarom voloens Matth. 28:9 de vrouwen
de Heer wel mochten aanraken en Thomas dat volgens Joh. 20:27 ook mocht.
De oplossing voor deze schijnbare tegenstrijdigheid is eenvoudig deze:
het gaat niet om het aanraken zelf, maar om het motief en de achtergrond
van het aanraken. Thomas zou juist door aanraking overtuigd kunnen worden
dat Hij die levend voor hem stond werkelijk dezelfde Jezus was die
stierf aan het kruis. En de vrouwen vielen alleen maar aan zijn voeten
eer om Hem te huldigen als de Opgestane. Bij Maria Magdalena was het een
andere zaak. Zij had gezegd: "ik zal Hem wegnemen. Zij wilde de Heer bij
zich houden. Daarom antwoordde Hij haar met de woorden: "raak mij niet
aan", die meer betekenen dan een simpel verbod tot aanraking. De
bedoeling is eigenlijk: "houd mij niet tegen". Zo kan het trouwens
vertaald worden. Zie de vert, NBG: "houd Mij niet vast". Hetzelfde
Griekse woord dat hier gebruik wordt, vinden we elders vertaald door "vat
hebben op" (1 Joh 5:18). In Johannes zien we de christelijke positie: wij
zijn geestelijk verbonden met de verheerlijkte Heer. Dat moest
Maria leren. Zij moest de Heer niet bij zich willen houden zoals vroeger,
Hij zou opvaren naar de Vader.
In Mattheüs, waar we profetisch de lichamelijke tegenwoordigheid van de
Heer in het koninkrijk zien, mochten de vrouwen zijn voeten grijpen.