Snel zoeken:
605 jrg 119 blz. 22 1976 1 Joh 3

1-Johannes 3:9
J. PH. FIJNVANDRAAT of JGF?

VRAAG EN ANTWOORD

VRAAG:
"Hoe moet men 1 Joh. 3:9 en 5:18 verstaan? De ervaring leert, dat gelovigen wel degelijk zondigen. Welke verbinding bestaat er tussen deze teksten en Galaten 2:20 en Efeze 1: 13-14?

Antwoord
De geschriften van Johannes geven velen nogal eens moeite, omdat zij zich te weinig rekenschap geven van de karakteristieke manier waarop hij zijn uitspraken doet. Wie oplettend leest, kan echter reeds in de eerste verzen van het Johannesesevangelie de geest, de beschouwingswijze, van deze bijbelschrijver Ieren kennen. Nadat ons n.l. in hoofdstuk 1: 1-3 de Heer Jezus als het eeuwige Woord van God is voorgesteld, volgt in vers 4 de mededeling van een kenmerk van het Woord:van het Woord: "In Hem was leven en het leven was het licht van de mensen. Dit aanduiden van de kenmerken, de karakteristieke eigenschappen van
dingen, treffen we in de geschriften van Johannes herhaaldelijk aan. Een profaan
voorbeeld kan het beste duidelijk maken, hoe men zulke uitspraken van
Johannes moet opvatten. Mijn vrouw heeft in de aanrechtkast een bus Vim,
waarop de volgende reklamezin valt te lezen: "Vim schuimt en kan niet krassen
". Schuimt die Vim? Welnee - in de bus zit een kurkdroge poeder! V
bedoelt de fabrikant dan met zijn reklame? - Hij deelt ons een karakteristieke
eigenschap van Vim mee, die openbaar .

Zo nu is het ook gesteld met 1Joh. 3:9 en 5:18. Johannes bedoelt daar niet
te zeggen dat christenen nooit zondigen en niet zouden kunnen zondigen. Als
dat automatisch waar was, had hij immers nooit geschreven: "Ik schrijf u
opdat gij niet zondigt" ( 1 Joh. 2: 1 )! Letterlijk luidt de tekst in 1 Joh. 3
"Wie uit God geboren is pril~uizeert de zonde niet" (tn.a.w. "heeft de zor
niet als levenspraktijl~").
Welnu, liet is diii(Ieliji< dat onze nieuwe natuur, die immers uit God gebol
is, niet kan zoi~di"cn. De zonde heerst niet meer over mijn nieuwe mens, m
nieuwe natuur. In n-iijn oude natuur, waarmee ik geboren ben, daar had
zonde het volledig voor het zeggen en werd zij "gepraktizeerd".
Als onze nieuwe natuur het voor het zeggen heeft in ons leven ("toegep
wordt" om bij het voorbeeld van de Vim-bus te blijven), dan hebben wij
zonde niet tot levenspraktijk. Als een kenmerkende eigenschap van de nieu
natuur, die in elk werkelijk christen aanwezig is, geeft johannes hier de a
duiding: "Wie uit God geboren is, zondigt niet." Die nieuwe natuur -
daarin alleen worden wij door God gezien als gelovigen! - is van hetzel:
wezen, dezelfde aard als Christus: "Want èn hij die heiligt en zij die ge~
ligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt hij zich niet hen broeders
noemen" (Hebr. 2: 11 ). Hij die heiligt is Christus, zij die uit de wereld v(
God worden afgezonderd ("die geheiligd worden") door de Heer Jezus, 2
allen uit één God. Wij hebben dus deel aan de Goddelijke natuur, en bezit
hetzelfde leven als de Heer jezus. Sterker: dat nieuwe leven is Christus.


Daarom kan Paulus zeggen: "Ik leef niet meer, maar Christus leeft in rr.
(Gal. 2:20). In principe is dit waar voor iedere werkelijke christen.
gaat "Christus leeft in mij" verder dan "praktizeert de zonde niet".
Als iemand zich tot God bekeert, in het besef een schuldig zondaar te z~.
dan is duidelijk, dat Gods Geest en Gods Woord in zijn hart gewerkt h
ben, dus dat er een nieuw levensbeginsel in hem werkzaam is geworden. 1
zal een afschuw van de zonde hebben, die hij immers in zichzelf veroorde,
Maar wil zo iemand zeggen "Christus leeft in mij", dan is er meer nodig c
alleen dit negatieve aspect. Daarom is de evangelieboodschap ook tweelec'
Wij prediken: "bekering tot God en geloof in de Heer Jezus Christus". D
waar met bekering tot God ook Christus in het geloof, als de enige van C
gegeven Zaligmaker, die een eeuwige verlossing tot stand bracht, wordt aan-
genomen - daar vinden we ook het positieve: "Christus leeft in mij". "Niet
meer ik" - dat is de taal van de bekering, "maar Christus" dat is de taal
van het geloof.
1 Joh. 3:9 en 5:18 geeft ons dus een negatief kenmerk en Galaten 2:20 een
positief kenmerk van het leven van een christen.
In Efeze 1:13, 14 wordt ons nog een derde kenmerk van een christen mee-
gedeeld. Nadat hij tot oeloof in Christus is gekomen, is hij verzegeld met de
Heilige Geest. M.a.w, een christen bezit niet alleen een nieuwe natuur, een
nieuw leven, maar ook een nieuwe kracht, een Persoon die zijn leven kan en
wil leiden en besturen. Ons oude leven stond onder heerschappij van
zonde en Satan. Ons nieuwe leven heeft in zichzelf geen kracht, maar ons is
in de Heilige Geest een kracht gegeven. "Hij die in u is, is groter, dan hij
die in de wereld is" (n.l. de duivelse geest van de antichrist) ( 1 Joh. 4:4).
We zijn met deze Geest "verzegeld" en ontvangen Hem als een "onderpand".
Een christen wordt dus ook nog gekenmerkt door het bezit van een zekere,
onwankelbare hoop. Zie Rom. 8:23-25 !