Snel zoeken:
Kunt u een verklaring van deze tekst geven?

1-Thessalonicenzen 5:23
Betreft: 1 Th 5:23

Vraag:
Kunt u een verklaring van deze tekst geven?

Antwoord:
De kwestie van de heiliging kent twee aspecten. En wel:
a. De gelovige is eens voor altijd geheiligd in Christus Jezus ( 1 Ko 6:11; Hb 10:10) en wordt dan ook als heilige of als heilige broeder aangesproken ( Rm 1:7; 1 Ko 1:2; 2 Ko 1:2; Ef 1:1; Fp 1:1; Ko 1:2).
b. De gelovige heiligt zich voortdurend (1) of wordt voortdurend geheiligd door God (2).

Punt a heeft te maken met onze positie voor God , punt b met onze levenspraktijk van elke dag.
Om de persoonlijke heiliging (b -1) gaat het in 1 Th 4:3-8; op de heiliging door God (b -2) slaat 1 Th 5:23. Maar die heiliging gaat natuurlijk niet buiten ons om, we zijn er ook verantwoordelijk voor.
Zo zijn we een nieuwe schepping (positie, zie 2 Ko.5:17; Ef 4:23,24) en daarnaast worden we van dag tot dag vernieuwd (praktisch zie Ko 3:10; 2 Ko 4:16).
In 1Th 5:23 gaat het om de heiliging van onze geest en ziel en lichaam. Deze kunnen we als volgt omschrijven:

onze geest is de zetel van ons kenleven en dat moet geheiligd worden door het kennen van de gedachten van God en niet bezoedeld worden o.a. door dwaalleer.

de ziel is de zetel van het gevoel en dat moet in goede banen geleid en niet bezoedeld door gevoelens van haat, nijd, jaloezie, boosheid.

het lichaam is het middel waardoor geest en ziel zich uiten. Met ons lichaam kunnen we echter ook heel specifiek-lichamelijke zonden bedrijven. We denken dan aan sexueel kwaad (vgl. 1 Ko 6:18)..Van alle drie soorten van kwaad moet de gelovige gereinigd worden en zich ver houden.

N.B.
De ziel moeten we niet gelijk stellen met ons onderbewuste.
De toestand van ons lichaam kan invloed hebben op onze ziel en geest, en ook omgekeerd. Er is een geweldige wisselwerking en het is niet altijd precies na te gaan waar bepaalde dingen uit voortkomen.
Als Izaäk zo verzot is op wildbraad, dat hij daardoor Ezau wil zegenen is dat een begeerte die met zijn lichaam te maken heeft, maar waarover zijn geest had moeten waken. En zijn gevoels- of zieleleven had hij daarbij ook onder controle moeten houden.

In het lichaam werken de gevolgen van de zonde door in ziekte en aftakeling. Bij de wederkomst van Christus krijgen we echter een vernieuwd, verheerlijkt lichaam. De ontslapen krijgen dat nieuwe lichaam als ze uit de doden opstaan bij de komst van de Heer Jezus, de gelovigen die dan nog leven ontvangen het door verandering. We lezen hierover in 1 Ko 15:50-54 en Fp 3:20,21.