Snel zoeken:
Waren zij, die zeiden van Christus te zijn, niet de enigen, die juist stonden?

1-Corinthiers 1:12
Betreft: 1 Ko 1: 12

Vraag:
Waren zij, die zeiden van Christus te zijn, niet de enigen, die juist stonden?

Antwoord:
Tegen de uitdrukking 'ik ben van Christus' of 'wij zijn van Christus' in het algemeen gebruikt kunnen we geen bezwaar maken. Er staat immers in 1 Ko 3: 23 dat de gelovigen van Christus zijn.
Maar Paulus zegt van de mensen te Korinthe die zeggen 'ik ben van Christus niet: 'Kijk dat zijn de enigen die zich juist uitdrukken', integendeel hij plaats ze op één lijn met hen die zeggen: 'Ik ben van Paulus', 'ik ben van Apollos', 'ik ben van Petrus'. Hij veroordeelt hun spreken dus kennelijk. De kwestie is blijkbaar dat deze gelovigen de anderen niet vermanen met de woorden: 'Hou toch op met groepjes te vormen, we zijn toch allemaal van Christus'. Dat zou namelijk juist geweest zijn.
Nee, tegenover degene die zegt: 'Ik ben van Paulus' en die dus Paulus tot hoofd van zijn groep maakt, zeggen de leden van de vierde groep: 'Ik ben van Christus'. En dat is fout, want dan verbind je de naam van Christus niet aan het geheel van de gelovigen, maar alleen aan jouw groep.
Zo iets moet er aan de hand geweest zijn, want anders had Paulus ze niet met de anderen 'in de hoek gezet', maar hen juist hebben uitgezonderd. Dat laat zich ook afleiden uit de opmerking van de apostel, waarmee hij zijn kritiek begint: 'Is Christus gedeeld'.