Snel zoeken:
Benamingen voor christenen



In de Bijbel komen we diverse benamingen of aanduidingen tegen voor christenen. Enkele ervan wil ik bespreken en wel de volgende:

- christenen zijn heiligen. Het woord heilig betekent ‘apart gezet’. Vaak stellen we het gelijk met afgezonderd zijn, maar dat is niet de eerste betekenis. Het afgezonderd zijn is het gevolg van het geheiligd zijn. Heiligen betekent een bijzondere, aparte plaats geven door God en voor God. God is heilig en kan geen omgang hebben met een duistere wereld waarin de zonde heerst. Als Hij personen heiligt en dus apart stelt dan stelt Hij ze ook apart van deze wereld. Zij worden dus afgezonderd van het boze systeem waarvan satan het hoofd is. Christenen zijn geheiligden en dat ziet op de aparte positie die ze nu voor God innemen.
God roept hen in zijn woord echter toe: “Weest heilig, want Ik ben heilig”. Dat ziet op hun praktische wandel. Ze moeten zich als heiligen, als aparte mensen gedragen. Dat is de opdracht;

- christenen worden ook gelovigen genoemd. Zij hebben zich tot God bekeerd en geloven in Jezus Christus als hun Heiland en Heer. Het woord geloven kan ook weergegeven worden met ‘vertrouwen’. Als de cipier van de gevangenis te Filippi aan Paulus en Barnabas vraagt wat hij moet doen om behouden te worden dan antwoorden de apostelen hem volgens verschillende vertalingen: ‘Stel uw vertrouwen op de Heer Jezus en u zult behouden worden

- een andere aanduiding voor christenen is die van broeders en zusters. Doordat ze wedergeboren zijn, zijn ze kinderen van God geworden. Allen die diezelfde geestelijke vernieuwing hebben meegemaakt zijn daardoor ook broers en zussen van elkaar geworden. Bij die benaming ligt de nadruk op de liefde die gelovigen hebben voor de medeleden van het gezin van God. We worden opgeroepen die liefde in praktijk te brengen, niet alleen door woorden, maar ook door daden;

- als volgende benaming noem ik het woord discipelen. Dat is een typisch bijbelse term. In het gewone spraakgebruik komen we het alleen tegen omdat het aan de Bijbel is ontleend. Het woord discipel betekent volgeling of leerling. Wij denken bij leerling aan iemand die op school zit en daar zijn hoofd volstampt met kennis. Althans dat is het onder ouderen gangbare idee van een leerling. In de Bijbel wordt onder een discipel iemand verstaan die een volgeling is van een leraar en die niet alleen zijn onderwijs ter harte neemt maar hem ook volgt wat zijn praktische levenswandel betreft.
Op een bepaald moment is het woord discipel in onbruik geraakt. Er kwam namelijk een ander woord voor in de plaats. We weten precies wanneer dat is gebeurd. We lezen daarover in Hd 11:25 en wel dit:.... “En het gebeurde...dat de discipelen het eerst in Antiochië christenen werden genoemd”. Waarschijnlijk hebben de volken hen deze naam gegeven. In het begin beschouwde men de christenen als een joods sekte, maar toen er meer en meer personen uit de volkerenwereld zich bij hen aansloten - en dat gebeurde in Antiochië, kreeg men in de gaten dat ze toch een aparte groep vormden. Omdat deze gelovigen kennelijk de mond vol hadden van Jezus Christus en over Hem spraken, lag het voor de hand hen naar hun Leider Christus de naam christenen te geven.

Deze beschrijving van een viertal namen laat zien wat karakteristiek is voor christenen. Christen zijn is niet niks. Het houdt heel wat in voor ons geloofsleven en voor onze levenspraktijk!!