Snel zoeken:
020 De laatste reis van Paulus naar Jeruzalem

Handelingen 20
De leiding van de Heilige Geest bij de reis van Paulus naar Jeruzalem

Iemand vroeg mij: “Hoe zit het met de kwestie van de leiding van de Heilige Geest in het leven van Paulus wat zijn laatste reis naar Jeruzalem betreft. Liet hij zich wel in alles door de Heilige Geest leiden?

We onderscheiden bij de laatste reis van Paulus:
- de leiding van de Heilige Geest
- de leiding door zijn eigen geest
- de leiding van de apostelen en oudsten.
Bij de eerste twee punten moeten we bedenken dat in het Grieks oorspronkelijk alleen maar hoofdletters geschreven werden. Wanneer het woord ‘geest’ gebruikt wordt zonder nadere toevoeging kan de Heilige Geest bedoeld zijn, maar ook iemands eigen geest. Als in zo’n geval de vertalers Geest met een hoofdletter schrijven, is het hun overtuiging dat de Heilige Geest bedoeld is; maar dat hoeft niet zo te zijn. Laten we nu de uitspraken vanaf Hd 20 nagaan:

Hd 20:22 "gebonden in de geest reis ik naar Jeruzalem". Dit kan slaan op zijn eigen geest. Het is dan zijn eigen overtuiging dat hij naar Jeruzalem moet gaan. Zie hierbij 19:21 waar kennelijk op zijn eigen geest gedoeld wordt. De St. Vert. heeft hier Geest, maar voornemen in de geest slaat eerder op voornemen in je eigen geest. Als er gestaan had: door de Geest/geest dan zou het betrekking hebben op de Heilige Geest.
De Nw. Vert. heeft het woord ‘geest’ niet. Het zit bij hen kennelijk besloten in het begrip ‘voornemen’ wat altijd een werking van je geest is. Volgens de Korte Verklaring staat er niets bij dat op bemiddeling van hoger hand wijst. Zij geven het weer met ‘Paulus was voornemens’.

Hd 20:23 ‘behalve dat de Heilige Geest mij van stad tot stad betuigt’ Dit slaat dus op een openbaring (via profeten of direct aan Paulus zelf) van de Heilige Geest. De vraag is nu wat het doel van deze openbaring is. Is het een waarschuwing om niet te gaan? Dat is maar de vraag. Er staat niet dat de Geest hem de reis afraadt. Het kan dus ook als een test bedoeld zijn of Paulus de verdrukking er wel voor over heeft. Of is het een bemoediging in de zin van: Oké Paulus, je wilt naar Jeruzalem, maar stel je erop in dat je verdrukking zult ondergaan? In ieder geval heeft Paulus het niet opgevat als een afkeuring. In vers 24 geeft hij aan dat hij er rekening mee houdt dat het hem het leven zou kunnen kosten.

Hd 21:4 ‘Dezen zeiden Paulus door de Geest niet op te gaan naar Jeruzalem’ Het lijkt voor de hand te liggen dat dit een waarschuwing is van de Geest om niet naar Jeruzalem te gaan en dat de apostel die aanwijzing in de wind slaat. Maar laten we voorzichtig wezen met onze conclusies. Ook hier kan het feit dat de Geest hen dit laat zeggen, bedoeld zijn als een test voor de apostel. In ieder geval heeft Paulus het niet opgevat als een direct bevel van de Geest om van zijn reis af te zien. We mogen Paulus dus niet op grond van deze uitspraak van eigenzinnig handelen betichten.

Hd 21:1-14 Dit zegt de Heilige Geest: de man van wie deze gordel is, zullen de Joden zo binden in Jeruzalem............Moge de wil des Heren gebeuren
Dit gedeelte bevat een profetie van Agabus (verg. Hd 11:28). De gelovigen te Caesarea als ook de reisgenoten van Paulus dringen er bij hem op aan dat hij niet zou opgaan naar Jeruzalem. De apostel antwoordt daarop dat ze zijn hart nie week moeten maken en verklaart dat hij bereid is in Jeruzalem te sterven voor de naam van de Heer Jezus (verg. Hd 20:24). De gelovigen en/of de reisgenoten van Paulus houden zich dan stil en leggen zich erbij neer met de woorden: ‘Moge de wil van de Heer gebeuren’.
Het is van belang op te merken dat in de profetie van Agabus de Heilige Geest niet zegt, dat Paulus niet naar Jeruzalem moet gaan. De profetie geeft alleen aan wat er met Paulus te Jeruzalem zou gebeuren.
De anderen raden Paulus op grond van deze profetie af om naar Jeruzalem te gaan. Zij nemen dus niet aan dat de vervulling van de profetie onafwendbaar is, denk aan de profetie van Jona i.v.m. Ninevé en verg. Jr 18:7-12.
Paulus laat zich echter niet van zijn voornemen afbrengen. Men legt zich bij zijn beslissing neer. De woorden:’Moge de wil van de Heer gebeuren’ kunnen een berusting inhouden in algemene zin, zoals: wat dan ook de wil van de Heer is, laat zijn wil gebeuren. Het kan ook zijn dat de broeders het toch als de wil van de Heer zien dat Paulus te Jeruzalem zal lijden.
Uit dit gedeelte is dus niet zonder meer af te leiden dat Paulus fout was met het doorzetten van zijn plan om naar Jeruzalem te gaan.

Hd 21:20-26 "Doe wat wij u zeggen..." Uit de voorgaande gedeelten valt niet met zekerheid te stellen dat de apostel niet naar Jeruzalem had moeten gaan. Dit gedeelte roept echter de vraag op of de apostel in Jeruzalem wel had moeten doen, wat hij heeft gedaan. In verband daarmee zijn de volgende punten van belang:
a. Hij komt bij Jacobus en de oudsten. Nu weten we dat er om Jacobus een kring van broeders was, die niet in de christelijke vrijheid stond zoals Paulus dat deed (zie Gl 2:12).
b. Jacobus en de oudsten spreken met kennelijke waardering dat er duizenden Joden geloven en dat ze ijveraars voor de wet zijn. Dat is nog wat anders dan dat ze de wet hielden omdat ze als Joden dat nu eenmaal gewend waren.
c. De Joden te Jeruzalem hadden kennelijk contacten met de Joden in het hele Romeinse Rijk (verg. Hd 9:1,) en zij hadden gehoord (w.s. van Joden die Jeruzalem bezochten dat Paulus van Mozes afviel door te zeggen dat de Joden hun kinderen niet moesten besnijden. Nu leerde Paulus dat de heidenen die tot geloof kwamen hun kinderen niet moesten laten besnijden en hij keerde zich tegen Joden-Christenen die dat wel aan de heidenen wilden opleggen (verg. Gl 2:4 en Hd 15:1 en 5). Licht kon men daaruit de gevolgtrekking maken dat Paulus de besnijdenis dus niet zo belangrijk vond en tegen Mozes inging, maar de apostel leerde niet dat Joodse ouders hun kinderen niet moesten laten besnijden.

aan de leiband van Jakobus?,?b>
Jacobus en de oudsten achten het nu gewenst dat Paulus dit valse gerucht over hem ontzenuwt door zich als een Jood te gedragen die zich houdt aan de wet. Zij zeggen;doe wat wij u zeggen’. Paulus laat zich dus door mensen die leven in de wettische atmosfeer, raden wat hij moet doen. In al de hiervoor behandelde gevallen zien we dat hij zich door niemand laat voorschrijven wat hij doen moet, maar hier in Jeruzalem loopt hij - om zo te zeggen - aan de leiband van Jacobus en de zijnen. Dit is kenmerkend.
Met dit alles plaatst de apostel zich niet onder de wet als een verplichting. Hij had eerder zelf al eens een nazireërgelofte gedaan, zoals blijkt uit Hd 18:18. Het laat wel zien, dat hij nog zeer gehecht was aan de Joodse gebruiken. Het ligt ook enigszins in de lijn van zijn uitspraak dat hij de Joden een Jood is geworden, maar hier gaat dat wel vrij ver !!

Paulus in de fout?
Wij zijn gewend Paulus op een voetstuk de plaatsen. Van Petrus weten we dat hij een keer goed in de fout gegaan is (zie nog eens Gl 2:11-14). We hebben er niet zo’n moeite mee om dat te accepteren, maar Paulus achten we haast onfeilbaar in zijn wandel. In het geval van de scheiding met Barnabas zijn we geneigd het gelijk geheel bij Paulus te leggen en w.s. was het ook niet juist van Barnabas om erop te staan dat zijn neef Markus mee moest gaan; maar dat er verbittering ontstond (kennelijk ook bij Paulus) lijkt aan te geven, dat Paulus die zaak voor zichzelf toch niet goed verwerkte. Hoe dat zij, we zijn huiverig om iets ten nadele van Paulus te zeggen. En dat is ook goed, want hij staat mijlenver boven ons. Men heeft ten aanzien van de kwestie die we behandelen het wel eens heel voorzichtig zo geformuleerd, dat Paulus in deze reis naar Jeruzalem zich meer liet leiden door zijn liefde tot het Joodse volk, dan door de roeping die hij had als apostel van de volken. De Heer had hem immers bij zijn eerste bezoek aan Jeruzalem na zijn bekering, gezegd: ‘Haast je en vertrek snel uit Jeruzalem, want zij zullen je getuigenis van Mij niet aannemen’ en ‘ga, want Ik zal je verweg naar de volken zenden’ (Hd 22:17-21) en nergens lezen we dat God aan de apostel een opdracht heeft gegeven om toch naar Jeruzalem te gaan om daar nog eens van Hem te getuigen (zie Hd 23:1-10).

Daar valt nog iets aan toe te voegen. Als Paulus zich voor de Joodse raad verantwoordt, scheldt hij de Hogepriester uit en moet hij zijn woord terugnemen. Ook de manier waarop hij tweespalt verwekt tussen de Farizeeën en de Sadduceeën verdient kwalijk een schoonheidsprijs.

Heb goede moed...
Laten we aannemen, zoals hiervoor verondersteld, dat Paulus niet op de hoogte van zijn roeping heeft gehandeld en dat hij meer de persoonlijke leiding van de Heilige Geest had moeten zoeken; dan blijft het toch zo, dat de Heer hem niet berispt en helemaal niet dat de Heer hem in de steek gelaten heeft. Integendeel de Heiland bemoedigt hem na zijn verantwoording voor de Joodse raad met de woorden: "heb goede moed, want zoals je in Jeruzalem van Mij hebt betuigd, zo moet je ook te Rome getuigen" (Hd 23:11).
De Heer bewaart zijn dienstknecht ook:
- a) tegen een gemene samenzwering van de Joden (Hd 23:12-22);
- b) voor de kuiperijen van stadhouder Festus (Hd 25:1-12) ) en
- c) tijdens de zeereis naar Rome. Een zeereis waarbij Paulus met gezag spreekt en in kritieke situaties zelfs leiding geeft (Hd 27:21-26, 30-32).

De les voor ons Het onderkennen van de leiding van de Heer in ons leven is niet altijd gemakkelijk, vaak zie je het beter achteraf, dan vooruit. Een vereiste bij alles wat we doen is, dat we onze eigen wil willen onderwerpen aan die van God. Verder zullen we kennis nemen van alles wat God door anderen naar ons toebrengt en zullen we dat ernstig overwegen; maar we moeten niet zonder meer aan de leiband van anderen gaan lopen. Als we niet rustig zijn over een bepaalde weg, dan moeten we wachten totdat God ons innerlijk rust daarover geeft.

Het kan zijn dat we ons van iets hebben laten afbrengen door argumenten van anderen, die niet gegrond waren in de Schrift; of ook dat we een bepaalde weg zijn ingeslagen die we niet in afhankelijkheid van de Heer gekozen hebben. Dat is dan jammer, maar gedane zaken nemen geen keer. Als onze ogen ervoor open gaan zullen we het de Heer belijden, maar we moeten er niet over blijven tobben. De Heiland ging met Paulus mee en liet hem niet in de steek en dat doet Hij ons ook niet. Laat ons dat tot troost en richtsnoer zijn!!