Snel zoeken:
269 jrg 127, 01-1984 Geen gezag in je gezin - wel gezag in de vergadering?

Als iemand zijn eigen huis niet weet te besturen, hoe zal hij zorg dragen over de gemeente van God?

De geschiedenis van Eli bevat voor ons een waarschuwende les. We zien in hem een man die nogal slap is wat het uitoefenen van gezag in zijn gezin betreft. Hij eert zijn kinderen meer dan God en schrikt ervoor terug zijn zonen flink te bestraffen. Maar als Hanna in de tempel bidt en Eli meent dat ze dronken is, dan is hij er direkt bij om haar te vermanen.

Wat hij ten aanzien van zijn zonen tekort schiet, probeert hij blijkbaar te compenseren door op te treden tegen een vrouw die zich naar zijn mening misdraagt. En daarbij neemt hij nog niet eens de moeite om na te gaan of zijn vermoeden wel juist is, terwijl de misdraging van zijn zonen voor geen misvatting vatbaar was.

Zoiets komt meer voor. We zien het ook 'onder ons'. Broeders die thuis niets te vertellen hebben, menen in de vergadering met alle geweld gezag te moeten uitoefenen en zich te moeten laten gelden.

Er doen zich gevallen voor dat bij een gemeenschapsaanvrage broeders allerlei kritiek hebben op het uiterlijk of de gedragingen van jonge mensen die gemeenschap aanvragen (en soms is die kritiek op zichzelf terecht), terwijl hun eigen kinderen er schandalig bijlopen. Wat deze broeders thuis te kort schieten, proberen ze te compenseren door in de vergadering eens te laten zien hoe ernstig zij waken voor de eer van de Heer. Heel dikwijls hebben ze in hun gezin gefaald omdat ze op wettische wijze de beginselen van God wilden navolgen terwijl ware geestelijke gezindheid hen ontbrak. Zo gooiden ze voor hun kinderen hun gezag te grabbel. Ze proberen zich nu in de vergadering te laten gelden om hun falen in het gezin 'goed te maken'. Meestal gebeurt dat onbewust; ze hebben het zelf niet door.

Is het dan een wonder dat de broeders en zusters met hun woorden weinig rekening houden?

Helaas beseffen ze zelf niet dat hun optreden averechts werkt. Dit mag natuurlijk geen reden zijn om geen ernst te maken met de dingen die ze terecht als fout opmerken en ze te corrigeren.

Het zou echter wel heel verstandig zijn als de betreffende broeders inzagen dat zij de laatsten moeten zijn om hun kritiek naar voren te brengen of vermaningen uit te delen.

Van Eli kunnen we veel leren, namelijk hoe het niet moet!