Snel zoeken:
020 Man/vrouw verhaal......twee meningen

Punten ter bespreking betreffende het “zwijggebod” en “leerverbod”

Over het zwijgen van zusters in de gemeenten (1Ko 14:34) is in de “vergaderingen” in ons land een verschil van mening ontstaan dat nogal eens tot heftige discussies en zelfs tot wederzijdse beschuldigingen heeft geleid. Dat is niet tot eer van de Heer en evenmin tot zegen voor de gelovigen. We zullen allen moeten bedenken, dat:
a. we niet bij voorbaat elke andere mening dan de onze als onbijbels
afwijzen en er dus niet over willen praten;
b. we de ander serieus moeten nemen en hem/ haar geen onzuivere
motieven mogen toedichten. Hiervan geldt: “oordeelt niet opdat ge
niet geoordeeld wordt”;
c. stemverheffing een argument niet sterker maar eerder zwakker maakt
om van scherpe bewoordingen maar te zwijgen, we moeten altijd
“vriendelijk” blijven;
d. we een mening niet voetstoots aannemen omdat die in ons straatje
past. We zullen elke mening moeten toetsen aan de Schrift;
e. redeneringen niet hetzelfde zijn als daadwerkelijke argumenten. De
opmerking als “het is altijd zo geweest” heeft net zo weinig
zeggingskracht als “er wordt tegenwoordig door velen zo gedacht”

Ter informatie
I. We onderscheiden in het algemeen twee opvattingen te weten de oude
opvatting aan te duiden als “O” en de nieuwe aan te duiden als
“N”;
II. Als beide opvattingen op bepaalde punten overeenstemmen geven we
die aan als“A” d.w.z. algemeen aangenomen.
N.B. Van mening N is het moeilijk een bepaalde opvatting weer te
geven, omdat er nogal wat wijzigingen van opvatting bij de diverse
voorstanders zijn ingetreden. Clementier dus met mijn weergave

1. De scheppingsorde
“A”:
De voorschriften voor de man en de vrouw gaan uit van de zog.
scheppingsorde (a): nl. dat de man het hoofd is van de vrouw.
Dat wordt gebaseerd op het feit, dat
- de man eerst geschapen is en pas daarna de vrouw;
- de man niet geschapen is om de vrouw, maar de vrouw om de man;
- de vrouw uit de man geschapen is. De man is echter door de vrouw
eerst echt man. Zie 1Ko.11:3,8,9, 11,12;1Tm.2:13

Wat het leer- en heersverbod betreft beroept men zich mede daarop dat
bij de zondeval (b) de vrouw verleid is. Zie 1Tm.2:13,14.


Hier doet zich al een verschil van mening voor:
O. dit hoofdschap geldt algemeen voor “de” man en “de “vrouw.;
N. dit hoofdschap ziet slechts op familieverhoudingen.
Besprekingspunt: wat zegt 1 Ko 11:3,4 precies; wat houdt “hoofdschap”
in. Zie art. WJO in Bode Expres jrg140 nr 10
A Het is een vrouw niet toegestaan te leren of een voor het
geheel geldende leidende funktie uit te oefenen, waardoor zij over de
man zou gaan “heersen”. Dit is niet langer de algemeen geldende
mening van hen die we met N aanduiden. Er zijn er die ook
over het 'leren' andere gedachten zijn gaan huldigen

2. Tijdgebonden?
A
De zaken a en b blijven altijd geldig: de daarop
gefundeerde voorschriften (afgezien van de uitleg) mogen dus niet
tijdgebonden
verklaard worden. De opvatting “dat geldt alleen voor
toen” is onaanvaardbaar.
Met de uitspraak “daar is geen man of vrouw” (Gl. 3:28,29) heft Paulus
het scheppingsonderscheid niet op. Zusters zijn net zo goed als
broeders leden van het lichaam van Christus en hebben net zo goed
gaven. Het vraagstuk gaat niet over het bezit, maar over het gebruik van de gaven.

3. Gemeentelijke samenkomst
Cruciaal voor de bepaling van de reikwijdte van a en b
is de vraag of het onderscheid tussen gemeentelijke samenkomst en
niet-gemeentelijke samenkomst terecht is.
N
dit onderscheid is niet terecht, maar door “de broeders” in het leven
geroepen. De Schrift kent dit onderscheid niet. 1Ko.11:5 (zie ook vers
16) heeft te maken met het samenkomen van degemeente. Uit dat vers
volgt dat zusters in de samenkomst mogen voorgaan in gebed en
mogen profeteren (mits ze het hoofd bedekt hebben?). De reikwijdte
van 1Ko.14:34 beperkt zich dus tot “spreken” in de zin van leren.
O
dit onderscheid is wel terecht, bijbel en praktijk geven er aanleiding
toe. In plaats van gemeentelijke samenkomst liever spreken over een
samenkomst zoals bedoeld in 1 Ko11:17,20 (33,34)14:23,26
In 1 Ko 14:34 staat dat de vrouw moet zwijgen in de gemeenten, dus 1
Ko11:5 slaat niet op een samenkomst zoals bedoeld in 1 Ko11:17, 20,
(33,34); 14: 23, 26, 34

4. Waar het onderwijs over de samenkomst van de gemeente begint
N Het onderwijs van 1 Ko 11:1-16 loopt ononderbroken door in vers 17 en vervolgens.
O Het onderwijs over de samenkomst van de gemeente begint pas in 1 Ko11:17.

5. De reikwijdte van 1 Ko14:34
A
Het zwijgen en niet spreken betekent niet constant de lippen op elkaar
houden, want
- het zwijgen wordt nader verklaard als niet spreken;
- anders zouden zusters ook niet mogen zingen of amen zeggen;
- elke tekst moet verklaard worden vanuit de samenhang van de tekst.

N
Het zwijgen slaat niet op bidden en profeteren (zie 1 Ko 11:5). Het is ook
niet absoluut bedoeld, maar ziet op zwijgen in een bepaald geval.
Diverse mogelijkheden:
a. het ziet op niet in talen mogen spreken (i.v.m. 1 Ko 14: 28);
b. het ziet op het niet ontvangen/ weergeven van een openbaring (i.v.m. vs
30);
c. het ziet op het niet mogen oordelen over wat een ander zegt (i.v.m. vs
29);
d. het betreft dat zusters geen kritische vragen mogen stellen in het
algemeen of mogen reageren op wat de man van de vrouw gezegd
heeft (vs. 35).

O
a. Het zwijgen ziet niet op wat broeders en zusters gezamenlijk doen
(meezingen, amen zeggen) maar op uitingen individueel waarbij een
zuster zou optreden zoals een broeder dat individueel doet;
b. het zwijgen wordt niet beperkt tot (tijdelijk) zwijgen in een bepaald geval
(zoals in vers 28 en 30) maar tot (algemeen geldend) zwijgen in de
(samenkomst van de ) gemeenten;
c. vers 34 slaat terug op wat vanaf vers 26 te berde is gebracht.
d. het stellen van vragen betreft iets willen leren, dus informatief vragen
stellen over dat wat te berde is gebracht..

6. Bidden en liederen opgeven
Blijft de vraag of deze beperking ook geldt voor het bidden en liederen
opgeven:
N nee, want 1 Ko 11: 5 staat het bidden en zelfs het profeteren
toe.
O ja, in 1 Ko11:5 wordt bidden gecombineerd met profeteren:
als 1 Ko 14:34 terugslaat op vers 26-33 waar profeteren genoemd
wordt en deze uiting aan zusters niet toegestaan wordt, dan ligt het in de
lijn dat ook voorgaan in gebed onder het zwijggebod valt.
A Over liederen opgeven spreekt 1 Ko 14. niet expliciet. Het is de
vraag waar “een ieder heeft een psalm” op slaat, het kan zien op het
spontaan uiten van een lofzegging.

7. Argumenten vanuit OT
N
In het OT lezen we over diverse vrouwen die aktief zijn in een openbare
dienst. Denk aan Debora die optreedt als richter; Hulda die optreedt als
profetes.
O
In het OT zien we dat er geen priesteressen dienst deden bij de tempel
als het volk door hen tot God naderde.

N.B. argumenten vanuit het OT zetten geen zoden aan de dijk, omdat er
pro en contra argumenten zijn en er dan verschil van mening
ontstaat welke argumenten het zwaarst wegen.


8. Gebod van de Heer
N
Deze uitspraak mag niet overbeklemtoond worden, want die slaat terug
op alles wat Paulus daarvoor geschreven heeft.
O
Er staat niet dat het geboden (meervoud) van de Heer zijn, maar een
gebod.(enkv.). Afgezien daarvan valt het zwijggebod in ieder geval onder
dit gebod van de Heer.

A
Deze uitspraak geeft aan dat we (welke uitleg we ook toegedaan zijn)
deze kwestie nooit als van geen belang mogen beschouwen !

9. De term broeders
N
Deze term omvat vaak niet alleen de mannelijke gemeenteleden, maar
ook de vrouwelijke.
O
Er zijn gevallen waar de term “broeders” enkel op mannen duidt. Per
geval moet dit bekeken worden.
Omdat er sprake is van het hebben van een leer en Paulus volgens 1 Tm
2: 12 het leren door vrouwen afwijst ligt het voor de hand onder broeders
in vers 26 alleen mannelijke gemeenteleden te verataan.

10. De term ‘een ieder’
N Het woord “ieder” van vers 26 is algemeen gesteld en omvat
broeders en zusters.
O De context van vs 26 houdt een beperking van dit woord in tot
“de broeders”. Een zuster mag namelijk niet leren volgens 1 Tm 2:12