Snel zoeken:
206 Wat is er aan de hand deel 2

De brief van de 22 brs. verzonden vanuit Hückeswagen

In dit tweede artikel wil ik nader ingaan op de brief van de 22 broeders verzonden vanuit Hückeswagen

Deze brief geeft mij een goede gelegenheid mijn denkwijze toe te lichten. Deze broeders richten zich tot de gelovigen in Nederland die belijden en begeren op de grondslag van het ene lichaam te willen samenkomen en die de eenheid van de Geest willen bewaren. Dat zijn goede woorden waar ik graag bij aansluit. Ze plaatsen ons echter meteen midden in het probleem dat de verwijdering onder ons heeft veroorzaakt. De grote zorg die ik heb en anderen met mij, is dat wij zeggen te willen samenkomen op de grondslag van de eenheid van het Lichaam van Christus, maar dat we het niet doen.

Vergaderen op de grondslag van de eenheid van het Lichaam van Christus
In een brochure heb ik naar voren gebracht hoe ik in mijn jongelingsjaren met dat punt geworsteld heb. Ik omschreef dat zo:
“Allerlei tegenstrijdige geluiden kreeg ik te verwerken. Maar gelukkig gaf God me daarin klaarheid. Ik leerde inzien: dat de waarheid niet per se bij de massa ligt (denk aan de twaalf verspieders); dat geleerdheid op zichzelf geen garantie is voor juiste opvattingen (denk aan de Schriftgeleerden Gamaliël) en dat God in de Schrift heeft aangegeven hoe we behoren te vergaderen en dat we dat niet aan de kant mogen zetten met een beroep op ‘Gods hand in de geschiedenis’.
Ik leerde dat door mondeling onderwijs, maar bovenal door het lezen van de geschriften van ‘de broeders’. Daarin werd sterk de nadruk gelegd op het samenkomen op de grondslag van het ene lichaam van Christus. We kenden geen leden van kerk of groep, ook niet van ‘de vergadering’. In principe wisten we ons verbonden met alle ware gelovigen en wilden we hen ook aan het avondmaal ontvangen mits ze niet in kwaad leefden. Natuurlijk vroeg ik me af of dat ook in praktijk gebracht werd. Er werden mij voorbeelden verteld van gelovigen uit kerkelijke kring die in ons midden werden ontvangen als ze bij familie op bezoek waren en voor wie dit zo’n ervaring was, dat ze overtuigd werden van de juistheid van het standpunt van ‘de broeders’. Een heel sterk voorbeeld las ik destijds in een van de brochures. Het betrof een zeer goed bekendstaande predikant in Rotterdam. Hij schreef ‘de broeders’ aldaar dat hij de volgende zondag hun samenkomst wilde bezoeken en vroeg of hij dan ook kon deelnemen aan het avondmaal. Een paar oudere broeders bespraken deze kwestie, en antwoordden hem dat hij welkom was en dat hij ook kon deelnemen aan de broodbreking. Daarop schreef de man terug dat hij niet van plan was ook echt te komen, maar dat hij dit als proef had geschreven om te weten of ‘de broeders’ ook handelden naar wat ze als hun beginselen verkondigden. Zijn handelwijze was natuurlijk niet mooi, maar het voorval werd in later jaren vaak aangehaald om te laten zien hoe wij ons beginsel in praktijk brachten. Door zulke getuigenissen werd ik overtuigd van het feit, dat we handelden naar ons beginsel van vergaderen op ‘de grondslag van het ene lichaam’. Helaas kwam ik later tot de ontdekking dat dit alleen in het verleden gebeurde, maar later in feite niet meer. Vooral na de Tweede Wereldoorlog voltrok zich een verenging. Ik zie het als een tekortkoming dat ik me min of meer bij die situatie heb neergelegd en die soms wel goedgepraat heb. Deze brochure dient om iets van dat verzuim goed te maken, voor zover dat mogelijk is”.

Bij mijn werk als evangelist ben ik iedere keer weer op dit probleem gestuit. Mensen met wie we in aanraking kwamen vroegen me naar de beginselen van ons samenkomen. Ik legde ze dat uit en een keer vroeg iemand mij: ‘Als Johan de Heer nu bij jullie zou binnenstappen zou hij dan kunnen deelnemen?’. Gelukkig onderbrak zijn vrouw hem en dat bespaarde mij een pijnlijk antwoord. Er is altijd gezegd, dat we de eenheid van de Geest niet hoeven te maken, maar alleen behoeven te bewaren. Maar ondertussen maken wij dan uit wat die eenheid van de Geest allemaal inhoudt.

De eenheid van het lichaam doorgelicht
Hierbij wil ik de bekende uitspraak ‘vergaderen op de grondslag van de eenheid van het lichaam’ nog wat nader bekijken. Deze uitdrukking komen we niet in de Schrift tegen en dat geeft aanleiding om ze eens goed door te lichten. Laten we wel bedenken dat we nergens in de Bijbel de uitdrukking ‘vergaderen op deze of gene grondslag’ tegenkomen. We mogen dan ook wel eens nagaan wat we met die uitdrukking bedoelen. Vergaderen op een bepaalde grondslag betekent dat aan het vergaderen bepaalde principes of regels ten grondslag liggen. Nu is de eenheid van het lichaam inderdaad een kenmerk van de Gemeente. Vergaderen op die grondslag houdt dus in dat we met die eenheid rekening houden. Maar in wat voor opzicht dan? Dat kan moeilijk iets anders zijn, dan dat we alle gelovigen als leden van het lichaam erkennen en dat we weten een eenheid met hen te vormen. Er wordt gesproken over vergaderen op d e grondslag van de eenheid van het lichaam. Men spreekt niet over: ‘vergaderen o.a. op de grondslag, enz’, maar enkel over vergaderen op d e grondslag van de eenheid van het lichaam

Dat kan in feite niet anders inhouden dan dat we alle gelovigen onder alle omstandigheden aan het avondmaal ontvangen. Maar dat doen we beslist niet en dat is terecht. Christenen die in zonde leven behoren we namelijk te weren ook al zijn we ervan overtuigd dat ze leden van het lichaam zijn. Er klopt met de formulering dus iets niet. Het is trouwens ook vreemd dat we van de drie kenmerken die het lichaam van Christus volgens de Schift heeft er één uithalen om dat als grondslag aan te voeren voor ons vergaderen! Waarom zeggen we niet dat we vergaderen op de grondslag van het ene Hoofd. Of dat we vergaderen op de grondslag van de vele leden? Om nog maar niet te spreken van de aspecten van de Gemeente als huis van God!! Als we die erbij in geding brengen zouden we kunnen vragen waarom we niet vergaderen op de grondslag van het priesterschap , van de heiligheid, van het fundament, enz. Als we als grondslag een deel-kenmerk van het lichaam nemen dan is onze formulering vreemd en niet toereikend. Als het daarbij enkel om de formulering ging was er nog niets aan de hand, maar aan die formulering knopen we allerlei consequenties vast voor de onderlinge verhouding van de plaatselijke gemeenten.

Zoals de ouden zongen
Nu heb ik tegen het gebruik van de gewraakte formulering geen bezwaar als we die maar goed toepassen en er niets inleggen wat er niet in thuis hoort. De broeders in het begin van de vorige eeuw gebruikten deze formulering om daarmee aan te geven dat ze niet vergaderen als leden van een kerk of groep, maar alleen omdat ze leden van het ene lichaam waren. En zo ontvingen ze ook gelovigen uit kerken en groepen.
Welnu, dat is precies wat mij en anderen voor ogen staat. Wij moeten wat dat betreft weer eens gaan zingen (niet piepen) zoals de ouden zongen. Dat doen we echter niet. Het bewijs is gemakkelijk te leveren. ‘We’ ontvangen Henk Binnendijk niet, hoewel we hem allemaal als een oprecht gelovige kennen. Dat niet alleen: ik kreeg vroeger als ik met kritiek naar oudere broeders toekwam en ik krijg nu van een deel van de jongere generatie te horen dat we niet meer kunnen vergaderen zoals de eerste christenen dat deden of zoals de broeders dat deden in het begin van de negentiende eeuw. Het wordt zelfs zwart op wit gesteld in een artikel van een leidende broeder in Amerika. Welnu dan vraag ik: wie wijken er op dit punt nu af van de oude paden? De broeders met wie men de werkgemeenschap verbreekt of zij die deze geluiden laten horen of er mee instemmen??

Dat wij...erkennen wij met alle dankbaarheid (Hand. 24:3)
Bovenstaande aanhaling zou als sarcastisch kunnen worden opgevat. Laat het vast staan dat ik de opstellers van de brief beslist niet wil vergelijken met de beschuldigers van Paulus die hem bij Felix zwart wilden maken. Het gaat me hierom dat het een christelijke deugd is eerst het goede bij een ander op te merken voordat men kritiek uit. De Here Jezus geeft daarvan het lichtende voorbeeld in de zeven brieven van Op 2 en 3. Maar dan moet het niet gaan om een formaliteit. Ook daarvan wil ik de broeders die de brief schreven of hem ondertekenden niet beschuldigen, maar wel wil ik hen de consequenties voorhouden van de vermelding van de goede dingen. Zij spreken o.a. hun waardering uit voor de uitbreiding van de vergaderingen in Nederland. Ze spreken over nieuw ontstane vergaderingen. Er zou aan toe te voegen zijn dat verschillende vergaderingen vertweevoudigd en zelfs verdrievoudig zijn wat betreft het aantal dat praktisch in gemeenschap is gekomen. Waar het me nu omgaat is dat deze uitbreiding zo niet uitsluitend dan mede voor een belangrijk deel door de aktiviteit van de broeders is tot stand gekomen die nu becritiseerd worden. Maar zij waren het die door hun arbeid geconfronteerd werden met de vragen van buitenstaanders waarop ik hierboven doelde. Zij zijn opgelopen tegen het imago van van hoogmoed en starheid dat we als vergaderingen naar buiten toe hebben opgebouwd. Zij verwezen gelovigen naar verschillende plaatselijke vergaderingen, maar daar werden deze gelovigen in diverse gevallen afgeschrikt door de koele, wettische geest, waardoor ze net zo hard verdwenen als ze kwamen. Dat heeft ons als werkers en velen met ons aan het denken gezet.
Overigens zou ik de ondertekenaars van de brief wel in alle ernst willen vragen of zij wel kontakten naar de buitenwacht hebben en dat in die zin, dat de vergaderingen ‘in hun rayon’ gegroeid zijn? Als dat niet zo is dan hebben ze die zielsoefeningen niet meegemaakt en hebben ze ook geen recht van oordelen.

Onrust
De broeders drukken vervolgens hun bezordheid uit over uitingen en het gedrag van broeders die tot onrust en verdeeldheid hebben geleid o.a. onder de gelovigen in Amerika, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland. Dat er onrust is ontstaan zal ik beslist niet ontkennen, hoewel ik persoonlijk -behalve in de kwestie Lofer- noch in woord, noch in gedrag in het buitenland onrust heb verwekt. Nooit heb ik ‘de kateder’ in het buitenland gebruikt om hete hangijzers voor te dragen en mijn mening daarover te geven. Ten aanzien van de onrust wil ik twee dingen opmerken. Ten eerste kan er onrust ontstaan doordat er op zaken gewezen wordt die niet naar Gods woord zijn, maar die traditioneel zijn binnengeslopen. Hierboven heb ik daarop geattendeerd wat ons toelatingsbeleid betreft. Die onrust kan vermeden worden door alles maar bij het oude te laten. Dat er geen groei is interesseert ons dan niet, want wij zijn het getrouwe overblijfsel en dat is uit de aard der zaak altijd klein. Dat mensen uit ons midden weggaan is dan jammer, maar goed die hebben ‘het’ ook nooit gezien. Welnu, met die gerustheid moeten we niet willen blijven leven. Alles maar bij het oude laten om der lieve vrede wil, is fout. Deze onrust hoeft niet te ontstaan:
a. als men maar niet op slag en stoot bepaalde veranderingen (terugkeer naar bijbelse beginselen) wil doordrukken. Helaas is daartegen wel gezondigd waardoor gelovigen helaas afgeschrikt zijn.
b als zij die conservatief zijn ingesteld, zouden afstappen van zaken uit het verleden klakkeloos voor
heilig te verklaren en elke vernieuwing af te doen met :’het is altijd zo geweest’, waarbij ze de hakken
in het zand zetten.

Onrust was er al
Het zou de ondertekenaars van de brief gesierd hebben als ze in hun brief ook aangegeven hadden - en dat is mijn tweede punt - dat er in de landen die ze noemen al lang onrust was. In Duitsland was er onrust over de uitsluiting van Wolfgang Bühne (WB) in Worbscheid en in Frankrijk over de uitsluiting van een evangelist en een paar andere brs. Naar mijn vaste overtuiging heeft men in deze gevallen zaken op de spits gedreven. In geen van die gevallen ging het om kwaad in de zin van 1 Kor. 5 of 2 Joh. In Worbscheid kun je zeker niet van een vergaderingsbesluit tot uitsluiting spreken. Tussen de 20 en 30 personen waren het met de uitsluiting niet eens en een formulering van het kwaad is nooit gegeven. Door vele leidende brs. is nu aangegeven dat de uitsluiting onterecht was, maar ondertussen eist men wel erkenning van de tucht zolang de vergadering Worbscheid de beslissing niet officieel terugneemt. Br H.Wilts (HW) die in binnen en buitenland bekend en gerespecteerd was heeft meermalen gezegd:‘Als men de uitsluiting van WB niet terugneemt, komt er nooit rust in de vergaderingen in Duitsland’.

Een paar notities over de genoemde uitsluiting
WB deed een werk onder de jeugd waarbij hij de straatjeugd bereikte. God zegende dat werk. Diverse jongeren kwamen tot bekering en onze broeder nam ze ook mee naar de vergadering. Verschillende brs. ter plaatse konden dat maar matig waarderen.
Onder vele leidende broeders was er geen waardering voor deze arbeid omdat men so-wie-so alle jeugdwerk afwees. Zelfs aankondigingen van de kampen in Zwitserland mochten in het blad Friedenstaube dat ook in Duitsland verspreid werd niet opgenomen staan of anders zou de verspreiding gestaakt worden Nu is er wel een verklaring voor deze houding. In de dertiger jaren namelijk was er een jeugdwerk gaande onder leiding van een zekere dr. Becker. Toen in 1937 door de Nazi-overheid het verbod op het vergaderen werd uitgevaardigd, papte deze Becker met de overheid aan en richtte hij de ‘Bund’ op. Een absoluut verwerpelijke daad.
In feite echter leden velen in het naoorlogse-Duitsland aan het trauma van 1937. Hoewel er dus wel enig begrip is op te brengen voor de angst die men voor jeugdwerk had, is de houding t.a.v. jeugdwerk in het algemeen daarmee niet gerechtvaardigd. Men ging in de zestiger en zeventiger jaren zelfs zover om ook broeders die in Nederland jeugdwerk deden ter verantwoording te roepen. Toen ik eind van de tachtiger jaren voor het eerst weer na lange tijd de conferentie in Dillenburg bezocht, werd alle jeugdwerk, zelfs schriftelijke bijbelcursussen nog voor taboe verklaard. Br.HW kreeg van een leidende broeder de wind van voren omdat hij de bijbelcursussen ter sprake had gebracht.
Gelukkig is er nu wel jeugdarbeid in Duitsland en wordt er ook een jeugdblad uitgegeven, maar dat is eerst van de laatste tijd, toen het kwaad al geschied was. Maar ter zake: in 1975 uitte br. Otto Müller uit Dillenburg zijn bezorgdheid over ‘die sich bei uns mehr und mehr anbahnende Entwicklung zu einem klerikalen Kirchensystem’. Hij wijst met een beroep op Kelly en Darby erop dat een dienstknecht voor zijn werk alleen aan de Heer, verantwoordelijk is, tenzij zonden in woord en daad aan het licht treden. Hij schreef dat aan een br. in Worbscheid met betrekking tot het werk van WB. Helaas heeft deze brief geen uitwerking gehad.
Nu moet gezegd dat WB niet altijd verstandig gehandeld heeft en hij niet altijd confrontaties voorkomen heeft. Maar uit stukken uit die jaren blijkt dat men bezwaren had tegen de aard van zijn werk. In een soort verslag van 7-1-83 van de broedervergadering te Worbscheid waarschuwt men de brs. en zrs. namelijk voor:
a. het samenkomen buiten de Vergaderingsdiensten met gelovigen die niet met ons in gemeenschap zijn (Dit slaat op het houden van bijbelbesprekingen met ongelovigen en gelovigen uit kerken waar ook jongeren uit de vergaderingen naar toe gingen).
b. voor ’Vereinigung im Dienst mit Geschwistern auf dem Bodem der Spaltungen;
c. voor ‘ Freizeiten mit Gläubigen u. Ungläubigen in Gemeinschaft bei Sport u. Spiel’.
d. ‘Freizeiten von Geschwistern beiderlei Geslechts.
Over deze zaak heersen verschillen van mening en dat geeft onrust in de vergadering en in de samenkomsten. Een br. van buiten wordt bij de zaak betrokken en men stelt aan WB en alle brs. en zrs. voor om alle arbeid in Schoppen ‘einzustellen’ (12-8-1984). WB stemt hierin toe. Uit een brief van 26-9-1984 blijkt dat dit staken van de arbeid niet alleen de dienst in Worbscheid betreft, een evangelieverkondiging, maar veel verder gaat

Na allerlei besprekingen en verhandelingen wordt br. WB tenslotte buiten de gemeenschap met de vergaderingen gesteld ofwel ‘uitgesloten’. Bijbels gezien in dit geval een totaal ongegrond besluit.

Helaas moet gezegd worden dat in doorsnee de toestand in de zogenaamde Alte Versammlungen in Duitsland niet veranderd is. Daar deze vergaderingen grote invloed hebben op bepaalde zendingsgebieden zien we ook daar scheuringen optreden.
Dit alles is om te huilen. Ik zou hier meer van kunnen zeggen, maar ik wil het hierbij laten. Er is helaas heel veel aan de hand wat tot oneer van de Heer is. Moge Hij nog een inkeer geven mag ons gebed wel wezen!!
Gelukkig zijn er in Duitsland diverse vergaderingen die niet meegaan met het sectarische standpunt van de zogenaamde Alte Versammlungen en die de band met Nederland niet verbroken hebben.

Hopelijk maakt dit artikel duidelijk dat de verdeeldheid in Nederland en daarbuiten is ontstaan omdat diverse leraars terugwilden naar het bijbelse beginsel dat de broeders in het begin van de negentiende eeuw in praktijk wilden brengen en anderen in grote lijnen vast wilden blijven houden aan de toestand zoals die was gegroeid in de loop van de tijden..*


PS anno 2006
Helaas moet ik zeggen dat er in Nederland in de laatste jaren verwarring is ontstaan omdat er een toenemende charismatische invloed werkzaam is van enkel vooraanstaande broeders. Daarmee scheer ik niet alles wat charismatisch is over één kam, maar ik denk aan bepaalde onbijbelse opvattingen over ziektegenezing, spreken in talen e.d. die door bepaalde leraars verkondigd worden. Op mijn website staan verschillende artikelenslotte daarover waarnaar ik verwijzen wil.