Snel zoeken:
412 jrg 139, 03-1996 De twaalf discipelen, Lebbeüs

Hij hoort er echt ook bij

Kent u hem?
Laat ik met de deur in huis mogen vallen: weet u wie Lebbeüs is? Niet.....? Zijn naam betekent: ‘de hartelijke’ en hij wordt in het Nieuwe Testament vermeld. Maar dat helpt u waarschijnlijk niet verder. Nu maak ik het met mijn vraag een beetje erg moeilijk, want de naam Lebbeüs komt alleen voor in de Statenvertaling en in de Telos-editie van het Nieuwe Testament (Matth.10:4 In de laatste is de naam tussen haakjes geplaatst. Hij komt dus niet in alle handschriften voor. Als u de Nieuwe Vertaling van het NBG gebruikt, kunt u er dus niet achter komen.
Goed, ik zal u wat helpen. Deze man draagt namelijk nog een tweede naam en die luidt ‘Thaddeüs. Dat beteken ‘moedig’. Nu gaat er bij u waarschijnlijk een lichtje branden en is u erachter dat het om een discipel gaat.
Dit is een beetje een flauw begin, maar ik doe dat expres om te laten zien dat sommige van de twaalf discipelen heel weinig bekend zijn. Toch horen ze er echt wel bij. Net zo goed als ‘de onbekende soldaat’ behoort tot hen die het leven voor de zaak van het vaderland hebben gegeven
In Matth.10:3 en Mark. 3:18 vinden we deze discipel onder de naam Thaddeüs vermeld in het rijtje van de twaalf discipelen.

Judas de tweede
We kennen deze discipel ook onder nóg een andere naam, namelijk als ‘Judas’. Nee, niet de verrader; dat is Judas Iskarioth. Judas is de vergriekste vorm van Judan en betekent dus ‘God lover’. Onder de naam Judas komen we Thaddeüs tegen in Luk. 6:16. Hij wordt daar Judas, de broer (anderen hebben ‘de zoon’) van Jakobus genoemd.
Onder de naam Judas komt deze discipel ook voor in het evangelie van Johannes en wel in Joh.14:22. Die vermelding is niet onbelangrijk. Het blijkt namelijk dat Judas aan de Heer een vaag heeft gesteld. Die vraag op zichzelf is al interessant, maar het antwoord van de Heer is veel belangwekkender. Dat antwoord hebben we, menselijk gesproken, dan toch maar aan deze onbekende discipel te danken.

Wie mijn geboden heeft en ze bewaar
De Heiland spreekt over zijn heengaan en het feit dat de wereld Hem niet meer aanschouwt. Maar de discipelen zouden Hem wel aanschouwen. Omdat Hij leeft, zouden ook zij leven. Dan zouden ze weten dat Hij in de Vader is en zij in Hem en Hij in hen. Mysterieuze woorden die wat het aanschouwen betreft enerzijds zien op het feit dat Hij Zich na zijn opstanding niet aan de wereld, maar aan de zijnen zou openbaren (zie Joh.16: 16-22). Maar anderzijds ziet het hele gedeelte op de uitstorting van de Heilige Geest die woning zou maken in de harten van de discipelen en die hen geestelijk zou verlichten, zodat ze dat zouden kennen wat nu nog onbegrijpelijk voor hen was.
In vers 21 lezen we dan de woorden: ‘Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het die Mij liefheeft; en wie mij liefheeft, zal door mijn Vader worden geliefd ; en Ik zal Hem liefhebben en Mijzelf aan Hem openbaren’. Deze openbaring geldt dus hen die de geboden van de Heer bewaren, ze geldt hen die de zijnen zijn.

Een belangrijk woordje
Dan volgt de vraag van Judas: ‘Heer, hoe komt het dat U Zichzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?’ Het woordje ‘ons’ is hier belangwekkend. De Heer had immers niet met zoveel woorden gezegd dat Hij Zich aan de discipelen zou openbaren. Hij had niet het woordje ‘u’ gebruikt zoals in vers 1-3 van dit hoofdstuk. Nee, Hij had het over hen die zijn geboden hadden en die bewaarden. Hij sprak over hen die lieten zien dat ze Hem liefhadden.
Aan zulke mensen zou Hij zich openbaren. Voor Judas was het echter helemaal geen vraag of hij daar wel bij hoorde. Hij wilde het woord van de Heer bewaren, Hij had de Meester lief en dat hadden de anderen toch ook?! Geweldige eenvoud van het geloof spreekt uit de vraag van deze discipel.

ij zullen woning bij Hem maken
Aan de vraag van Judas hebben we de belangrijke uitleg van de Heer te danken, die luidt: ‘Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren, en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en woning bij hem maken’. Dat ziet op het feit dat de Vader en de Zoon door de Heilige Geest komen wonen in het hart van de gelovige. Een geweldige belofte die een eerste vervulling kreeg op de Pinksterdag, maar die nog elke keer vervuld wordt als iemand zich bekeert en gelooft in de Heer Jezus. Zo iemand wordt verzegeld met de Heilige Geest (Ef. 1:13), die in zijn hart komt wonen.

De Brief van Judas
Omdat sommigen zouden kunnen denken dat we van Judas, de discipel, toch meer weten, namelijk door de Brief van Judas, wil ik nog iets toevoegen over de schrijver van deze brief.
Als strikvraag bij een quiz heb ik wel eens de vraag gesteld of Judas zijn brief geschreven heeft vóór of na zijn verraad. Vaak vlogen de ondervraagden erin en zeiden ze: ’Natuurlijk vóór zijn verraad’. De Brief van Judas is echter niet van Judas Iskarioth, de verrader, dat is zo klaar als een klontje. Maar van welke Judas is hij dan? Zou het de Judas zijn over wie we het in dit artikel hebben? Dat is niet erg waarschijnlijk, want:
(1) in Luk. 6:16 wordt deze Judas een broer van Jakobus genoemd. Dat kan Jakobus, de zoon van Alfeüs zijn, die in deze opsomming van discipelen even eerder genoemd is. Die Jakobus, ‘de kleine’ ,zoals hij wel genoemd wordt, treedt echter helemaal niet op de voorgrond. De vermelding ‘ broer van Jakobus’ in Judas:1 zou geen zin hebben als er deze vrij onbekende Jakobus mee bedoeld was. Het moet gaan om een alom bekende Jakobus. Welnu, de enige bekende Jakobus in die tijd was Jakobus, de broer van de Heer Jezus (zie Gal.1:19; 2:9). Maar deze Jakobus kan in Luk.6:16 niet bedoeld zijn, want dan zou de Heer tijdens zijn leven reeds een broer als apostel gehad hebben, wat in strijd is met Joh.7:5.De andere bekende Jakobus, zoon van Zebedeüs en broer van Johannes, was op het moment dat Judas zijn brief schreef al gedood (zie Hand. 12: 1,2).
(2) de juistheid van de weergave ‘broer van Jakobus’ in Luk. 6:16 staat niet vast. Anderen geven deze uitdrukking weer met ‘zoon van Jakobus’.
(3) Judas:17 maakt het niet erg waarschijnlijk dat het om Judas, een van de twaalf de apostelen , gaat. De schrijver schaart zich namelijk niet onder hen.
We houden het er dus op dat Judas, de discipel, waar het in dit artikel over gaat, ons niet verder bekend is dan uit zijn uitspraak in Joh.14:22. En dat de Brief van Judas geschreven is door de broer van Jakobus en dus ook van de Heer Jezus )Matth.13:55).