Snel zoeken:
376 jrg 136, 01-1993 Negatieve zaken - spreken over en spreken met

Negatieve zaken –
Spreken over en spreken met


Laten we er geen doekjes om winden en maar eerlijk erkennen dat we met anderen over iemand soms heel anders spreken dan wanneer we met de persoon in kwestie zelf spreken. Over hem geven we soms een heel negatief oordeel, maar tegen hem spreken we alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Dan praten we hem naar de mond.
De Heer Jezus deed dat niet. We hebben daarvan een leerrijk voorbeeld in Matth.11. Het gaat in dat hoofdstuk over Johannes de Doper, die in een depressie zit. Zijn vaste geloof in Christus heeft een beetje een deuk opgelopen. Hij voelt zich in de steek gelaten. Is Jezus nu de Messias of is Hij het niet? Waar blijft het rijk nu dat Hij zou vestigen, waarin zonde en onrecht uitgebannen zou zijn en vrede heersen zou? In plaats daarvan tiert de zonde welig. Herodes kan rustig overspel bedrijven en hem, Johannes, in de gevangenis stoppen. En Jezus doet er maar niets aan.
Als de vrienden van Johannes met een vraag van hem over deze kwestie bij Jezus komen, krijgen ze een boodschap voor Johannes mee terug. Ze moeten aan Johannes maar vertellen wat ze gezien en gehoord hebben. De daden van Christus en zijn verkondiging van het evangelie bewijzen immers dat Hij de Christus is. Het slot van de boodschap is een lichte vermaning: ‘Gelukkig is hij die over Mij niet ten val komt.’ Johannes moet niet over Christus struikelen, maar zijn geloof onwankelbaar op Hem vestigen. Deze wat kritische boodschap krijgt Johannes te horen.
Maar dan gaat Christus tegen de scharen over Johannes de Doper spreken. De mensen zouden kunnen menen dat Johannes een rietstengel is die door de wind heen en weer bewogen wordt, maar Jezus houdt hun voor hoe groot Johannes is. Tegen de scharen laat Hij geen woord van kritiek horen. Een voorbeeld ter navolging!
De apostel Paulus is iemand die dat voorbeeld navolgt. In de tweede brief aan Timotheüs houdt hij deze jongere medewerker voor dat hij zijn schroom moet overwinnen en zich niet door vrees moet laten leiden (2Tim.1:7). Dat is een rechtstreekse, enigszins kritische vermaning.
Maar als de apostel over Timotheüs schrijft aan de Filippiërs, dan laat hij geen woord van kritiek horen, maar prijst hij hem slechts. Hij kent, zo schrijft hij, niemand die zo gelijkgezind met hem is als Timotheüs en die zo trouw de belangen van de Filippiërs zal behartigen (Fil.2:19-23). Een voorbeeld ter navolging!!

Negatieve schriftuitleg
Een andere negatieve zaak betreft onze schriftuitleg. Vaak hebben we kritiek op daden van bijbelse personen in plaats van hun activiteiten van de positieve kant te bekijken. Helaas gebeurt dat ook wel in de bijbelbeschouwingen, die onder ons gelezen worden. Naast vele goede aanwijzingen, staan er soms ook opmerkingen in waar je je over verbaast. Als voorbeeld neem ik Ex.2:4. In verschillende bijbelcommentaren wordt beweerd dat de zuster van Mozes niet op de hoogte van het geloof van haar moeder stond. Deze vertrouwde immers onvoorwaardelijk haar zoonje in het biezen mandje aan de Nijl toe en keerde naar huis terug, maar Mirjam bleef staan kijken hoe het met haar broertje zou aflopen.
Waarom bekijkt men dit echter negatief? De Schrift zegt niets kwaads van het gedrag van dit meisje; waarom zullen wij het dan wel doen? Het kan trouwens best zijn dat ze in overleg met haar moeder heeft gehandeld. Dat staat er niet, dat is waar – maar dat ze in ongeloof handelde staat er ook niet. Waarom is het niet juist een goede zaak, dat Mirjam bleef staan kijken? In ieder geval blijkt uit de rest van het verhaal dat God haar handelwijze heeft gebruikt om Mozes door zijn eigen moeder te laten opvoeden. De rest van het verhaal geeft geen enkele aanwijzing om Mirjam te kapittelen; integendeel, ze is te prijzen. God werkt langs de weg van de middelen en Mirjams handelwijze was zo’n middel.

Nog een voorbeeld: op een conferentie kwam Gen.43:6 en 7 ter sprake. Jakob verwijt zijn zonen dat ze de heerser in Egypte verteld hebben, dat ze nog een jongste broer hadden. De broers verdedigen zich met te zeggen dat die man hen zo nauwkeurig ondervroeg over hun familie, dat ze er wel mee voor de dag moesten komen. Maar in Gen.42:7-13 staat daar niets van. Dus werd de conclusie getrokken, dat de broers hun vader maar wat op de mouw speldden. Een negatieve conclusie, die waar kan zijn, maar ook niet waar, want de vraag is of het hele onderhoud met Jozef wel woordelijk is weergegeven. Wisten we niet méér, dan zouden er twee meningen tegenover elkaar staan. Zij die de negatieve conclusie trokken, zouden dan ogenschijnlijk ‘de beste papieren’ gehad hebben, want er staat niet dat Jozef dat gevraagd heeft.
Die conclusie is echter voorbarig, want Gen.44:19 vermeldt dat de broers tegen Jozef zelf zeggen, dat hij hun naar hun broer gevraagd heeft. Welnu, als dat niet het geval was geweest dan zou Jozef hen direct op de vingers hebben kunnen tikken. Jozef heeft hun dus wel meer gevraagd dan wat we in Gen.43:6 en 7 lezen.
Dit voorbeeld is niet alleen een waarschuwing om voorzichtig te zijn met negatieve conclusies, maar ook een waarschuwing om niet zo maar conclusies te trekken uit het feit dat bepaalde dingen niet vermeld worden. Dat soort conclusies worden namelijk heel vaak en heel gemakkelijk getrokken.

Negatieve beoordeling
Nog een derde zaak wil ik belichten: dat we enkel de negatieve dingen in de christenheid en in ons eigen midden opmerken en daardoor beheerst worden. We hebben het voortdurend over ‘het verval’. Maar al dat praten over verval helpt ons geen steek verder. Natuurlijk moeten we oog hebben voor afwijkingen en er voor waken. Maar daarnaast vallen er ook goede ontwikkelingen waar te nemen, laten we daar dan toch ook oog voor hebben en er aan meewerken.
Als we alleen maar nee-zeggen en nee-doen zijn we een last voor onszelf en voor anderen. We weten allemaal dat in de brieven van Openb.2 en 3 de Heer Jezus Christus begint met de goede dingen op te merken die er in de diverse gemeenten aanwezig waren voordat Hij met de vermaningen naar voren komt. We houden elkaar voor dat we dat voorbeeld hebben na te volgen. Maar waarom doen we dat dan niet in gesprekken en toespraken? Waarom zijn we zo licht geneigd het werk van anderen te bekritiseren omdat we het met bepaalde details niet eens zijn, terwijl er zoveel goeds in op te merken is, waaraan we totaal voorbijgaan?

egatief zelfoordeel
Tenslotte nog een negatieve zaak. Diverse christenen zitten met zichzelf in de knoop. Ze beoordelen zichzelf alleen maar negatief. Als het gaat om onze oude mens, dat wil zeggen om onze zondige gerichtheid, dan mogen we geen goed woord over onszelf over hebben. Maar als het gaat om de scheppingskwaliteiten die God ons gegeven heeft dan mogen we die op prijs stellen als gaven van God. Vaak echter kijkt men naar anderen die dìt beter kunnen en dàt veel mooier doen. We zijn niet tevreden met onszelf. Dat is echter verkapte hoogmoed en verborgen jaloezie. Het is ook opstand tegen God, want in feite nemen we Hem kwalijk dat we niet meer zijn, dan we zijn. In 1Kor.12 vinden we in verband met de geestelijke gaven die God geeft een belangrijke correctie naar twee kanten. De overschatting van wat we zijn wordt aan de kaak gesteld in het voorbeeld van het oog, dat (vrij weergegeven) zegt: ‘Ik kan alles alleen wel, ik heb de voet niet nodig.’ De onderschatting wordt bekritiseerd in het voorbeeld van de voet, die zegt: ‘Ik ben geen oog dus ben ik eigenlijk niks, ik hoor er niet bij.’ Wat geldt van de geestelijke gaven, geldt ook van onze natuurlijke talenten. Iedere hoogmoed en overmoed moet radicaal veroordeeld worden, maar ook alle ontevredenheid over wat je bent of niet bent. Wees dankbaar voor wat je kunt, ook al heb je om zo te zeggen maar één talent. Stop het niet in de grond, maar werk ermee en bedenk dat God dat waardeert en belonen zal.

P.S. U vindt dat ik volgende keer wat minder negatief moet schrijven?
Oké, ik zal het proberen.