Snel zoeken:
034 jrg 103, 04-1960 Elia de Tisbiet 03

Elia te Sarfath
1. De weduwe is een beeld van de zondaar. Haar hoop was gevestigd op
de aarde dingen. Haar gezichtsveld reikte niet verder dan de dood:
“Opdat we eten en sterven” (vergelijk “Laten we eten en drinken, want
morgen sterven wij”, en Achab: “Eet en drink” 1 Kon. 18:41).
Elia’s hoop was gevestigd op God: “Zo zegt de Here, de God van
sraël”.
2. De vrouw plaatste de omstandigheden tussen zichzelf en God. Elia
stelde God tussen zichzelf en de omstandigheden (vergelijk de
discipelen: ‘Wij hebben niet dan vijf broden en twee vissen, maar wat
zijn deze voor zovelen!”).
3. “Ik wil het thuis voor mij en mijn zoon bereiden”. De vrouw kende
slechts natuurlijke banden en rechten. Aan Gods recht en het recht van
zijn gezant dacht ze niet (vergelijk Nabals uitspraak in 1 Sam. 25:11).
Elia eiste met Goddelijk recht: “Bereidt voor mij eerst” en vroeg
zodoende geloof (vergelijk: “Dit zeide Hij om hem op de proef te stellen,
want Hij wist zelf, wat Hij doen zou”).
Elia leerde de vrouw voor andere te zorgen. Genade leert een zondaar,
die alleen aan zichzelf denkt, te leven en te handelen voor anderen.
4 a) De vrouw gaf zichzelf en haar zoon een hogere plaats dan de profeet
van God. God nam haar zoon weg, om haar te leren dat Hij niet
alleen de onderhouder van het leven is (meel en olie) maar ook de
oorsprong ervan.
b) Ze leerde de waarheid aangaande zichzelf zien in Gods licht. “Gij
hebt bij mij intrek genomen om mijn ongerechtigheid in
herinnering te brengen”.
Ze ervoer Gods genade in de opwekking. Waarheid ontdekte het
kwaad, genade nam het weg.
c) Ze ontving nu licht en inzicht: “Nu weet ik, dat gij een man Gods zijt
en dat het woord des Heren in uw mond waarheid is”.
Tevens ontving Elia zo een zegel op zijn zending voorafgaand aan de
beproeving op de Karmel.

Elia, Obadja, Achab:
1. De toestand van het land bewees duidelijk Israëls afval (Deut. 11:13,
14; Lev. 26:19). Achab dacht niet aan God, noch aan het volk, maar
alleen aan zijn paarden en muilezels (vergelijk het contrast met David
in 1 Kron. 21:17).
2. Obadja werd gehinderd in zijn dienst voor de Heer door zijn verkeerde
verbinding met een afgodisch hof (vergelijk met Jonathan en Lot).
Toch arbeidde hij voor de Heer, maar dat maakte zijn positie niet goed.
3. Elia: Obadja:
Diende God openlijk Diende God in het verborgen
Weerstond Achab Diende Achab
Gevoed door God Onderhouden door Achab
Bezorgd voor Gods volk Bezig met Achabs paarden
Onbevreesd Bevreesd
Zijn dienst sprak voor zichzelf Kende Achab als zijn meester

We moeten de machten, die over ons gesteld zijn, onderdanig zijn, maar worden niet geroepen ons met hen te verbinden.