Snel zoeken:
613 jrg 125, blz.30 1982 Slaaf..naamchristen

Lukas 19:11
Vraag:
De slaaf met het ene pond, stelt die een naamchristen voor?

J. V. te V

Antwoord:
De vraagsteller doelt op de man uit de gelijkenis van de ponden waarvan in
Lukas 19:11-27 sprake is. Ik zou kunnen volstaan met deze vraag bevestigend te beantwoorden; een wat uitgebreider antwoord zal echter bedoeld zijn. Vandaar dat ik wat dieper op de gelijkenis inga.
De Heer heeft deze gelijkenis verteld om zijn toebehoorders duidelijk te maken, dat het koninkrijk Gods niet op staande voet openbaar zou worden. Hij stelt zichzelf voor als een man van hoge geboorte, die naar een ver land reist om de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen en daarna terug te keren. Met het "verre land" is uiteraard de hemel bedoeld, en het "terugkeren" ziet op de wederkomst van Christus.
Vervolgens is er sprake van twee soorten mensen, namelijk van "slaven" en van "burgers". Deze laatsten stellen de Joden voor, die in hun ongeloof de Heer Jezus Christus haatten en verwierpen (vgl.Joh. 1 : 11 "de zijnen"). Na zijn lijden, sterven en opstanding zonden ze de Heer Stefanus als gezant achterna met de boodschap dat ze Jezus Christus niet als koning wilden.
Met de slaven worden allen aangeduid, die Jezus Christus als Heer erkennen. De volgelingen van Christus werden eerst "discipelen" genoemd; later gaf men hen de naam "christenen" (Hand. 11: 26).

Onder hen die Christus Heer noemen kunnen we echter ook weer twee groepen onderscheiden. De Heer Jezus heeft dat Zelf zo aangegeven: "Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk mijn discipelen" (Joh. 8:31). Men kan dus een volgeling of een discipel zijn zonder dat in wérkelijkheid te wezen, dus slechts in naam. In onze tijd spreken we dan van een naamchristen.
Het onderscheid tussen deze laatste twee groepen kan op twee manieren worden aangeduid. Als we letten op de toestand van het hart, dan kunnen we stellen, dat een oprecht christen werkelijk gelooft in Christus en dat een naamchristen dat in feite niet doet, ondanks welke vrome belijdenis dan ook. In de gelijkenis van de ponden wordt het onderscheid echter niet op die manier aangegeven. Een tweede manier is: onderscheid te maken op grond van iemands gedrag. Dat laatste gebeurt in deze gelijkenis. De eerste twee slaven geven door hun daden te kennen, dat ze met het woord van hun heer rekening houden. Ze gaan met de ponden die ze hebben gekregen ook inderdaad handel doen. Om met Joh. 8:31 te spreken: zij "blijven in het woord" van hun heer. De derde slaaf geeft er blijk van zijn meester totaal niet te kennen, en met de kennis die hij méénde te hebben geen rekening te houden. Hij zegt, dat zijn meester een hard mens is, die maait waar hij niet gezaaid heeft. Welnu, zijn meester is helemaal geen hardvochtig mens. Zijn opdracht om handel te doen met het toevertrouwde geld was heel redelijk. Hij maaide niet waar hij niet gezaaid had, nee, hij wilde maaien waar hij wél gezaaid had, en dat is toch een redelijke houding.
De knecht houdt echter ook geen rekening met zijn vermeende kennis van zijn heer. Als die heer inderdaad zou maaien waar hij niet gezaaid had, dan zou hij toch zeker willen maaien waar hij wel gezaaid had. Hij had dan niet het pond moeten opbergen, maar er zoveel mogelijke winst uit moeten zien te halen, zodat hij zelfs aan een "overmatige" eis had kunnen beantwoorden. Deze derde slaaf houdt dus geen rekening met het woord van zijn heer. Hij is niet werkelijk een dienstknecht van zijn meester. Hij stelt de naamchristen voor, die wel een uiterlijke schijn van godsdienstigheid heeft, maar die met de wil van de Heer uiteindelijk geen rekening houdt. Ernstige les ... ! Zijn wij allen "waarlijk discipelen"? Zo niet, erken dan uw schuld voor God, geef u met hart en ziel aan de Heer Jezus Christus en DIEN DE HEER MET VREUGDE.