Snel zoeken:
798 Om duidelijk te wezen

Om duidelijk te wezen

Geen zielsvernietiging (II)

De lezer, die de leer van de zielsvernietiging voorstaat, vroeg mij Jeremia 21:8 en Maleachi 4:1-3 in de bespreking te betrekken. Ik wil dat wel doen, want dit zijn waardevolle teksten; alleen zeggen ze hoegenaamd niets ten aanzien van de leer die mijn briefschrijver aanhangt en die wij pertinent afwijzen.
Jeremia 21 verplaatst ons naar de tijd van koning Zedekia, toen Jeruzalem door de legers van Nebucadnezar, de koning van Babel, omsingeld was. In opdracht van God moet Jeremia de bevolking van Jeruzalem twee wegen voorstellen, namelijk een weg des levens en een weg des doods. Zij die de stad uitgaan en zich overgeven aan Nebucadnezar, zullen gespaard blijven, zij kiezen voor de weg des levens; maar zij die in de stad blijven en zich blijven verzetten, zullen worden gedood.
Deze laatsten kiezen de weg des doods. Hier gaat het dus over “in leven blijven” of ‘gedood worden”. Maar wat “dood-zijn” inhoudt moeten we uit andere teksten afleiden. Welnu, de Schrift maakt duidelijk, dat als iemand sterft zijn lichaam tot stof weerkeert, dat lichaam houdt op te bestaan, maar de persoon zelf blijft voortbestaan. En in Luk. 16:19-29 onthult de Here Jezus Christus zelf, dat als een ongelovige sterft, zijn lichaam wel begraven wordt, maar hijzelf zijn ogen opslaat in het dodenrijk in de plaats van de pijn. Daarentegen worden zij die op aarde het deel van Lazarus hebben gekozen, opgenomen in een plaats van heerlijkheid bij Abraham en de andere gelovigen van de oude dag.
In diepere zin dan in Jeremia 21 kunnen we spreken van de weg des levens en de weg des doods. Wie in Jezus Christus gelooft, die kiest voor de weg des levens.
Christus heeft zelf gezegd: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. En dat betekent dan niet dat ons aardse leven gespaard wordt, maar dat we het eeuwige, gelukzalige leven beërven. En wie zijn zonden voor God niet erkennen wil en het kruis van Christus afwijst, die kiest voor zichzelf de weg des doods. En dat betekent niet dat zijn aardse leven afgesneden wordt (hoewel daar natuurlijk ook eens een eind aan komt), maar houdt in, dat hij de eeuwige dood tegemoet gaat.
En zoals in een vorig artikel gezegd, is dat de plaats waar de worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt. Dit maakt de boodschap van het evangelie tot zo’n ernstige zaak. Gelukkig zij, die zich laten waarschuwen en die hun schuld voor God erkennen en in Jezus Christus geloven!

In Mal. 4:1-3 is sprake van de dag des Heren. Dat is de dag dat Jezus Christus wederkomt. Dan zal Hij de goddelozen verdelgen, zo zegt dit gedeelte. Ze zullen zijn “als stoppels” die in “brand” gestoken worden. Zo zullen ze inderdaad van deze aarde worden uitgeroerd. Dat is op zichzelf al ernstig genoeg; nog ernstiger is, dat ze wat hun persoon betreft (een mens is meer dan stof met adem) zullen verkeren in de plaats van de pijn, waarover Lukas 16 spreekt en dat ze tenslotte geworpen zullen worden in de hel.
Ik herhaal dat we niet over deze dingen schrijven omdat we er plezier in hebben, maar omdat het de realiteit is, zoals de Schrift ons die voorhoudt. De leer van de vernietiging ondermijnt de ernst van het lot van de mens. Als dood zijn niet meer is dan een ophouden van bestaan, wat dan nog…. Zo redeneert de ongelovige. En hij leeft luchtigjes voort zonder zich te bekeren.
Wij willen niet de verantwoordelijkheid dragen voor het stimuleren van zo’n onverschillige opvatting, die het noodzakelijk gevolg is van de leer der vernietiging.