Snel zoeken:
011 Maakt kwaad de hele geloofsgemeenschap onrein?

2 Kor. 2:5-9 en 7:11 in vergelijking met 1 Kor. 5:1-5?

Gaat het in 2 Kor. 2:5-9 en 7:11 over dezelfde man als in 1 Kor. 5:1-5?

Gij hebt bewezen rein te zijn in deze zaak
Er zijn broeders die 1 Kor. 5:6 en Gal. 5:9 zo uitleggen dat als moreel of leerstellig kwaad in een geloofsgemeenschap de kop opsteekt op hetzelfde moment dat dit kwaad optreedt de hele geloofsgemeenschap onrein maakt. Andere broeders, waaronder onderdergetekende, menen dat de verontreining pas optreedt als men met het kwaad niet handelt en het oordeelt.

De eerst aangeduide broeders voeren voor hun opvatting 2 Kor. 7:11 en 2 Kor. 2:5-11 aan. Deze tekst wordt dan zo uitgelegd: De Korinthiėrs waren verontreinigd door de aanwezigheid van het kwaad van hoererij dat in hun midden voorkwam (zie 1 Kor. 5:1-13), maar doordat ze tucht hadden uitgeoefend, waren ze nu weer rein geworden. Nu is het een feit dat de Korinthiėrs laks geweest waren om met het kwaad in hun midden te handelen. Daardoor stonden ze schuldig voor God. Wat anders is of God nu ook de hele gemeente te Korinthe als onrein ziet.

Tegen bovengenoemde uitleg valt in te brengen dat het helemaal niet zeker is, dat de persoon waarop de apostel doelt in 2 Kor. 2:5-9 dezelfde is als die waarover hij het in 1 Kor. 5 heeft. Het is dus evenmin zeker dat "deze zaak" waarover Paulus het in 2 Kor. 7:11 heeft, dezelfde is als de zonde van hoererij waarover 1 Kor. 5 spreekt. We kunnen voor de gelijkstelling van de twee gevallen wel argumenten aanvoeren, maar het blijft een conclusie. Omgekeerd zijn er juist argumenten aan te voeren voor de mening dat het niet om dezelfde persoon en hetzelfde geval gaat en wel de volgende:
a) In 2 Kor. 2:5 spreekt Paulus niet in eerste instantie over het feit dat de betreffende persoon de gemeente heeft bedroefd en daarmee ook Paulus, maar dat hij omgekeerd zegt dat de persoon hem bedroefd heeft en daardoor "min of meer" alle gelovigen te Korinthe. Er is dan ook veel voor te zeggen dat het gaat om iemand die zich tegen Paulus persoonlijk heeft misdragen en hem heeft bedroefd. Dat gedrag heeft echter ook de Korinthiėrs bedroefd.
b) Het is van belang op te merken dat de apostel niet zegt dat de Korinthiėrs rein geworden zijn, maar dat ze bewezen hebben rein te zijn in deze zaak. Er is alle reden om de term "rein zijn" hier in dezelfde zin op te vatten als in Hand. 20:26; 18:6, namelijk van "niet verantwoordelijk" zijn .

Door het feit dat de Korinthiėrs tegen de betreffende man zijn opgetreden, hebben ze bewezen niet achter zijn gedrag te staan. Een voorbeeld uit het OT kan duidelijk maken wat hier met rein zijn is bedoeld. Toen Abner door Joab was vermoord, was er aanleiding te denken dat David daar achter zou staan en er de hand in had. David liet echter door zijn houding zien dat hij (in tegenstelling met de situatie rond Uria) met deze moord niets uitstaande had. Hij bewees rein te zijn van het bloed van Abner (zie 2 Sam. 3:22-39 in bijzonder vs. 37).