TENTZENDING DE BLIJDE BOODSCHAP
Ze is gedoemd te sterven
In een leerboek voor godsdienstonderwijs op de middelbare school werd van de (zogenaamde) ‘vergadering van gelovigen’ gezegd: “ze evangeliseert niet, dus is ze gedoemd uit te sterven”. Bij het lezen van zo’n uitspraak kun je haast een glimlach niet onderdrukken, want sinds deze woorden werden geschreven, zijn er in ons land meer “vergaderingen” ontstaan en is in veel gevallen het aantal bezoekers per vergadering toegenomen.
Nu is het misverstand misschien hieruit te verklaren, dat de schrijver van bedoeld boek ergens in de lectuur van “de broeders” de uitspraak gelezen heeft: “de gemeente (vergadering) evangeliseert niet” en deze uitspraak verkeerd begrepen heeft, omdat hij niet heeft gelet op het verband waarin ze werd geplaatst.
Tegenover stellingen als de kerk leert
, “de kerk evangeliseert” enz. is als correctie inderdaad wel aangevoerd dat niet de kerk leert, maar dat de kerk geleerd wordt door de leraars die God aan de kerk geeft. Zo is het ook niet de kerk die evangeliseert, d.w.z. de gemeenschap als zodanig, het zijn de evangelisten die dat doen. Natuurlijk
geruggensteund door de medegelovigen met gebed, financiële ondersteuning of andere hulp bij het brengen van de boodschap. De tekst van het leerboek is later gelukkig gewijzigd. Deze formulering gaf beslist een verkeerd beeld, want vanaf het ontstaan van de broederbeweging’ is men ijverig geweest in evangelisatiewerk. Men deed aan straatprediking, verspreiding van traktaten, evangelie verkondigen in lokaliteiten en niet te vergeten aan zondagsschoolwerk.
In ons land deden de “broeders” sinds het tweede kwartaal van negentienhonderd ook aan geregelde tentevangelisatie. Dat gebeurde door de broeders H. Kruithof, J.H.J. Fijnvandraat, F.W. Baksteen en J. Siegelaar, later geassisteerd door P. Ravensberg en C.J. Vink.
Van hun arbeid gaven ze verslagen uit en daar wil ik graag het een en ander uit overnemen om een beeld te geven van wat er zoal gebeurde. Buiten op de omslag van deze verslagjes stond een afbeelding van een grote tent, en het eerste verslag heeft daar als tekst bij: “zaait aan alle wateren”. Dat was het doel: het evangelie brengen waar het maar kon. Dit verslag vertelt hoe br. Kruithof in de maand augustus van 1927 met een gehuurde tent in Haringen begon te evangeliseren. Er konden zo’n 500 mensen in de tent, en de vraag was niet of de tent wel vol zou stromen,maar of er sowieso wel luisteraars zouden komen. De belangstelling was echter overweldigend. Velen moesten zich met een staanplaats tevreden stellen. Zelfs stonden er mensen buiten. Van Harlingen ging men naar Leeuwarden. Daar was het bezoek wat minder, maar er kwamen toch behoorlijk wat mensen en dat uit totaal onkerkelijke milieus.
Enkele zielen vonden vrede
De gehuurde tent was van niet al te beste kwaliteit. Als het erg regende, viel er net zoveel water binnen als buiten. Toen op een donderdagavond naar aanleiding van Hoogl. 1 over de liefde van Christus werd gesproken lekte het verschrikkelijk, Maar in plaats van weg te lopen staken de mensen eenvoudig hun paraplu op en bleven zitten luisteren. De broeders besloten een andere, grotere tent te huren om daarmee naar Groningen te gaan. Deze tent bood plaats aan duizend mensen en op één van de avonden waren er zelfs twaalfhonderd. Enkele zielen (zo schrijft broeder J.H.J. Fijnvandraat) vonden vrede door het geloof in Christus en velen werden door het Woord gediend. Van Groningen ging de tocht naar Almelo.
Niet direct vlak bij de deur, maar de keuze van de standplaats zal ook wel afgehangen hebben van contacten die er waren. In latere jaren ging men iets systematischer te werk en evangeliseerde men in een bepaald rayon. Het bezoek in Almelo was minder, maar de Heer zegende Zijn Woord doordat verscheidene tentbezoekers tot bekering kwamen. Een zinnetje in dit eerste verslag verdient wel onze aandacht: “hoewel het zeer zeker goed is niet in de eerste plaats te zien op de vruchten van de arbeid, maar op de Heer, vertrouwend op Zijn belofte dat Zijn Woord niet ledig tot Hem zal wederkeren, maar voorspoedig zal zijn in hetgeen waartoe Hij zendt en doen zal hetgeen Hem behaagt, is het toch heerlijk en bemoedigend, wanneer de Heer in Zijn goedheid ons iets van de vruchten toont. We kunnen dat ook zo uitdrukken: de Heer laat ons net zoveel vrucht zien dat we niet ontmoedigd worden en net zo weinig dat we niet hoogmoedig worden. Die stelregel gaat echter alleen op als wij er niet de kantjes van aflopen, maar met volle toewijding evangeliseren.
We hingen aan hun lippen
In mei 1928 werd een tweede campagne begonnen, met weer een andere tent. Deze kon 800 bezoekers bevatten. Men koos als standplaats Heerenveen. Het was nog wat vroeg in de tijd van het jaar en het publiek moest kou en storm trotseren om te komen luisteren. Toch kwam er een flink aantal bezoekers. Het verslag vermeldt hoe de jeugd direct bij de opbouw al belangstelling toont, al gauw begint te helpen met banken sjouwen en daarna ook de kindersamenkomsten bezoekt. Het jonge volkje luistert goed, soms zelfs met gespannen aandacht. Dat hangt natuurlijk af van de verteller.
Zelf heb ik als kind een paar van zulke tentsamenkomsten meegemaakt en daar mijn oom J.H.J. Fijnvandraat en br. Baksteen (ome Frits) horen vertellen. Het waren meestervertellers en we hingen aan hun lippen.
Van de kinderliederen uit die tijd waren de aanspraak en de inhoud nogal “ouwelijk” zeggen wij nu. Wat denkt u bijvoorbeeld van dit lied:
Kinderen, wilt gij ruste vinden?
Jezus geeft ze, Hij alleen!
Die aan ‘t kruishout droeg de zonden
voert u naar de rustplaats heen.
We mogen wel blij zijn, dat in latere tijd veel meer aandacht aan het kinderlied is geschonken. Men moest zich echter behelpen met wat er was en gezien het aanbod was datgene wat men gebruikte nog niet eens zo slecht. Aan het eind van de kindersamenkomst kregen de kinderen een boekje mee zodat de ouders thuis ook nog met de boodschap in aanraking kwamen als ze zelf niet in de avondsamenkomst wilden komen. Wanneer de tent werd afgebroken, reisden de broeders per trein naar de volgende standplaats, waarbij ze soms door een schare kinderen tot aan het station werden vergezeld.
Naar Drachten
Te Heerenveen werd ook begonnen met straatprediking. Men deed dat in de namiddag voor de mensen die van het werk naar huis gingen. Een paar liederen zingen, een korte toespraak, nog eens zingen en eventueel nog een tweede of derde boodschap. Onderwijl werden er traktaten uitgedeeld en uitnodigingen voor de avondsamenkomsten in de tent.
Van Heerenveen ging de reis naar Drachten. We moeten ons van zo’n verhuizing niet een te geringe voorstelling maken. Het afbreken van een dergelijke grote tent en het vervoer ervan was geen kleinigheid.
In Drachten trof men goed weer en weinig wind. De opbouw verliep voorspoedig, maar het bezoek viel tegen. Men besloot huis aan huis traktaten te bezorgen met een uitnodiging, maar ondanks deze poging bleef het bezoek matig. Met het colporteren dat aan de tentarbeid gekoppeld was, wilde het ook niet vlotten. Dit was ongewoon; dit moest een oorzaak hebben. Die bleek al spoedig, er waren namelijk colporteurs van een bepaalde sekte huis aan huis rond geweest met de mededeling dat ze van de tentzending kwamen. Men hield de broeders daarom voor dwaalleraars. Vandaar de geringe opkomst. Langzaam aan drong het echter tot de bevolking door dat ze ten onrechte de broeders met deze beweging vereenzelvigd hadden. Vervolgens kwam er meer bezoek en ging het met het colporteren ook beter.
Zandweggetjes
Van Drachten verhuisde men naar Zwaagwesteinde. Het is interessant te lezen dat mijn oom voordien van dit dorpje nog nooit gehoord had. Hij vermeldt dat de naam in het spoorboekje schuin gedrukt stond, wat betekende dat er maar weinig treinen stopten. De verwachting was dan ook niet erg hoog. In zijn woorden weergegeven: toen we er aankwamen, zag ik dan ook slechts enkele huisjes en dacht: wat moeten we hier nu doen met zo’n grote tent?
Ik kan me deze reactie goed voorstellen. Toen wij vijfentwintig jaar later in diezelfde streek gingen evangeliseren waren er al heel wat huizen bijgebouwd, maar was de bebouwing toch nog vrij lintvormig en wijd uit elkaar, zodat je niet het idee kreeg dat er veel mensen woonden. Je had dan niet in de gaten dat er overal zandweggetjes waren waar toch heel wat huizen stonden. Bovendien kwam men van heinde en ver naar de cafèzaal waar wij toen evangeliseerden. Maar terug naar 1928. De werkers stonden naar hun idee in een dunbevolkte streek en wisten bij aankomst nog niet waar ze onderdak zouden vinden. Tijd voor overpeinzing was er echter niet; de tent moest worden opgebouwd. Toen ze daarmee tegen de avond klaar waren, zorgde de Heer voor onderdak, want een gelovige man kwam hen uitnodigen bij hem te komen logeren.
Met z’n vieren vonden ze bij deze christen gedurende de veertien dagen die de campagne duurde een gastvrij onderkomen. We kunnen het ons nu haast niet voorstellen dat men de tent zomaar in een bepaald dorp opbouwde, in het geloof dat de Heer wel voor onderdak zou zorgen. We moeten echter niet vergeten dat er destijds nog maar weinig “vergaderingen” in Friesland waren en men dus een soort pionierswerk verrichte waar bij men afhankelijk was van onbekende christenen die de vermaning van Hebr.13: 2 verstonden en anders moest men zich redden met een hotelletje of een pension.
Hoe onze broeders zich vergist hadden in hun verwachtingen, bleek meteen de eerste avond al. Er kwamen een kleine vierhonderd mensen, en dit aantal groeide tot zeven-, achthonderd bezoekers. De laatste avond puilde de tent uit. Het tentdoek werd weggeklapt zodat de mensen die buiten stonden ook konden meeluisteren. Naar schatting waren er zo’n 1500 luisteraars. Ze kwamen te voet, per fiets, met auto`s en zelfs met bussen. Het onderwerp van die slotavond was de liefde van Christus en dat aan de hand van 2 Kor.5: 11 – 20, Rom.8: 31 – 39 en Ef.3: 14 – 21.
Onder de luisteraars waren er velen die nog nooit eerder het evangelie hadden gehoord. Een vrouw kwam elke avond met twee kinderen anderhalf uur lopen om de samenkomst bij te wonen en ze moest daarna weer anderhalf uur terug. Hoewel de meesten niet rijk bedeeld waren met aardse goederen, werden er tijdens de campagne toch heel wat bijbels, nieuwe testamenten en brochures verkocht. Dat de Heer de dingen wel eens anders leidt dan wij verwachten, bleek onze broeders uit deze ervaring wel heel duidelijk.
Opkomst uiterst gering
Men vertrok van Zwaagwesteinde naar Hoogezand. Hoewel deze plaats heel wat groter en veel dichter bevolkt was, was de opkomst er uiterst gering. Maar zij die kwamen, luisterden aandachtig en er was een goede belangstelling voor de boekentafel.
Enkele personen vonden vrede door het geloof in Jezus Christus, en zo was er voor de broeders toch alle reden om met dankbaarheid op het werk in deze stad terug te zien. Tot op dat ogenblik werkte men met gehuurde tenten, maar dat was een kostbare zaak.
Het viertal evangelisten koesterde dan ook de stille wens om nog eens met een eigen tent te kunnen werken. De gelegenheid er een te kopen deed zich al gauw voor. De tent van de Nederlandse Tentzending werd hun namelijk te koop aangeboden. Deze mooie tent met 1250 zitplaatsen stond ter gelegenheid van de Olympische Spelen in Amsterdam opgesteld. Na overleg met verschillende broeders werd besloten op het aanbod in te gaan, en zo kwam men in het bezit van een eigen tent. Midden augustus vond de overdracht plaats en verschillende broeders uit Amsterdam hielpen mee met afbreken en “naar het spoor” brengen.
Appingedam was de plaats van bestemming. Daar moest een ander terrein opgezocht worden, omdat het reeds besproken terrein te klein was voor deze grote tent. Men slaagde daarin en met de opbouw liep het dankzij de hulp van velen ook voortreffelijk. Om een idee van het werk te geven vermeldt het verslag het volgende: De eenvoudige mededeling dat vijftien mannen tien uren flink moeten doorwerken alvorens de tent is opgericht, geeft u een klein idee hoeveel er komt kijken. Daarna moeten enkelen nog twee dagen werken om de banken op hun plaats te zetten, de teksten en platen op te hangen, het podium te bekleden, de boekentafels in orde brengen, enz.
Alles bij elkaar genomen zijn er drie volle dagen van hard werken door vele personen nodig om alles in zulk een staat te brengen dat met de samenkomst begonnen kan worden. We beginnen met het terrein uit te meten en de plaatsen te bepalen waar alles moet komen. Dan moeten er 60 piketpalen van 1.20 m lengte in de grond geslagen worden; daarna kunnen de hoofdmasten, die 12 meter lang zijn, worden opgericht. Vervolgens wordt het zeildoek er omheen gelegd, daarna opgehesen en tenslotte de touwen gespannen.
Deze mededeling geeft inderdaad aan hoe groot de tent was en wat er zoal kwam kijken. Degenen die met een tent gewerkt hebben of wel eens bij de opbouw hebben geholpen, spreekt deze mededeling natuurlijk extra aan.
Het Sodom van het Noorden
De eerste kindersamenkomst in Appingedam werd goed bezocht, maar ‘s avonds lieten de volwassenen het een beetje afweten. Langzamerhand nam de belangstelling echter toe, en een persoonlijk bezoek van de broeders later in het jaar maakte duidelijk dat de Heer toch een rijke zegen op het werk in deze plaats had gegeven. Van Appingedam, waar men 16 dagen avond aan avond het evangelie had gebracht, ging de reis naar Winschoten. De stad werd toen ook al het Sodom van het Noorden genoemd maar onze broeders schrijven dat het bezoek erg tegenviel. De eerste avond waren er slechts negentig bezoekers en de tweede avond daalde dat tot vierenvijftig. Men was in die dagen kennelijk grote aantallen gewend.
Tegenwoordig is menige evangelist al blij dat er negentig mensen in een evangelisatiebijeenkomst komen. Dat lag dus toen wat anders. De broeders maakten van deze teleurstelling een gebedszaak, maar staken ook de handen uit de mouwen en gingen naar het gemeentehuis om vergunning te vragen voor straatprediking. Die kregen ze en om vijf uur gingen ze de straat op. En dat werkte, want vanaf dat moment nam het bezoek toe. De laatste avond waren er zo’n zeshonderd mensen, waaronder een twintig uit Appingedam, die een bus gehuurd hadden om de slotavond te kunnen meemaken.
De kalender wees 6 september en het werd ‘s avonds behoorlijk fris. Tijd dus om de tentarbeid tot het volgend seizoen op te schorten. Alle materiaal werd opgeslagen in het dorp Schildwolde in de gemeente Slochteren. Vanuit dit plaatsje hadden al verschillende belangstellenden de campagnes in Hoogezand, Appingedam en Winschoten bezocht. Voor mei van het volgende jaar stond dus Schildwolde als eerste plaats genoteerd om er de tent op te zetten.
Mededelingen aangaande het werk des Heren
Van de jaren 1929 en 1930 heb ik geen apart uitgegeven verslag. In het blaadje “Mededelingen aangaande het Werk des Heren” (voorloper van ons blad “Berichten”) werden echter ook berichten over het tentwerk opgenomen. Deze vermelden dat voor 1929 campagnes op het programma stonden in Slochteren, Groningen, Zaandam, Breezand, Den Helder, op het eiland Wieringen, en in Sliedrecht.
Dit overzicht laat zien dat men toch van het ene deel van het land naar het andere trok. Latere berichten spreken van zegen op de arbeid. Er is echter ook sprake van overlast van rumoerige jeugd in Zaandam. In 1930 besluiten de evangelisten in het zuiden van ons land te gaan werken. De volgende campagnes zijn gepland: Sliedrecht, Dordrecht, Nijmegen, ‘s Hertogenbosch, Heerlen, Treebeek, Geleen/Lutterade. In de tweede helft van september werd er nog een campagne aan toegevoegd en wel te Eindhoven. In tegenstelling tot de andere plaatsen in Brabant en Limburg was de belangstelling daar erg groot.
Tent kleiner gemaakt
Over 1931 bezitten we weer een afzonderlijk verslag van br. Kruithof die vermeldt dat de tent gestaan heeft in Eindhoven, ‘s Hertogenbosch, Nijmegen, Arnhem, Silvolde, Aalten en Winterswijk. Men is dus van Eindhoven naar het Noordoosten getrokken en heeft de plaatsen Eindhoven, ’s Hertogenbosch en Nijmegen nog een keer aangedaan (?). Het bezoekersaantal in deze vijf maanden was erg hoog, zo tussen de 28.000 en 30.000!
Verschillende bezoekers getuigden vrede met God te hebben gevonden. Terecht schrijft onze broeder dat we de oogst in werkelijkheid niet kunnen vaststellen, die wordt eerst later geopenbaard. Na verschillende schriftelijke getuigenissen van bekering vermeld te hebben, deelt hij vervolgens mee dat de nu vijf jaar oude tent van een nieuw tentdoek moet worden voorzien.
Men wil dan de tent ook wat kleiner maken zodat ze plaats biedt aan zeven of achthonderd mensen. Voor 1932 staan de volgende plaatsen genoteerd: Winterswijk, Leiden, Boskoop, Alphen aan den Rijn, Ter Aar, Gouda, Woerden,Utrecht, Amersfoort. Het verslag over 1932 begint met de tekst: “De Heere heeft grote dingen gedaan”. Met dankbaarheid gedenken de broeders Gods bijstand en zegen vanaf het moment dat men in 1927 met deze tak van werk begon. Ook op het afgelopen seizoen gaf de Heer Zijn zegen. Het verslag vermeldt de ontboezeming van een arts die aan de campagne te Leiden, Alphen en Ter Aar meehielp en dit een bijzonder voorrecht achtte. Ook werd een stukje overgenomen uit het gezinsblad Timotheüs waarin staat dat in Boskoop gevaar dreigde van de kant van de communisten, die heel sterk antireligieus waren. Daartegenover getuigt het volgende citaat van genoten zegen:
“1932 is voor mij een bijzonder goed jaar geweest wat het geestelijk leven betreft. Wat heerlijke ure heb ik in de Tent doorgebracht. Nu is het volstrekt mijn plan niet om den mensch te verheerlijken, maar de Heere heeft u beiden toch willen gebruiken als kanalen, waardoor mij Zijn Woord toevloeide en mijn ogen werden geopend. Het zingt nu gedurig in mijn ziel – dat heerlijke lied, ook in de Tent geleerd:Op het Godslam rust mijn ziele, vol bewondering bidt zij aan; – Alle, alle mijne zonden – heeft Zijn zoenbloed weggedaan. Voorheen was ik steeds onrustig en onzeker, maar toen u met mij gesproken had, ging mij het licht op…”
Herinnering van JGF
Van de campagne in Amersfoort weet ik me uit mijn kinderjaren nog iets te herinneren. De tent stond niet ver van ons huis en bij de opbouw was het een drukte van jewelste. Overal lag materiaal dat in de tent een plaats moest krijgen. Wij als jongens klauterden over banken, kisten en tonnen. Dat was niet naar de zin van br. Kruithof, die af en toe met een bulderbasstem alle jeugd van het terrein wegjoeg. Ik stond net op een ton toen hij er weer aankwam en sprong eraf om me uit de voeten te maken. Daarbij kwam ik echter zo ongelukkig met mijn arm terecht op een paar buizen of balken dat ik ‘m drie weken in een mitella moest dragen. Niet direct een zegenrijke ervaring, maar wel een nuttige… Ook herinner ik me br. Baksteen nog goed. Hij logeerde bij ons en we mochten op zijn knie zitten als hij verhaaltjes ging vertellen. Wij vonden het geweldig dat hij niet alleen uit de Bijbel vertelde zoals in de tent, maar dat hij ook allerlei gewone verhaaltjes uit zijn mouw kon schudden.
Voor 1933 stonden de volgende plaatsen genoteerd: Hilversum, Bussum, Hoofddorp, Haarlem, IJmuiden, Zaandam, Enschede, Hengelo, Almelo. De laatste was de vijftigste campagne met de tent. Dit jaar betekende een “grote oogst aan zielen”. Niet alleen ouderen, maar ook kinderen beleden hun zonden en vonden vrede door het geloof in Hem, die ons allen zo liefheeft. Wat een bemoediging voor de broeders om iemand te horen getuigen: “Wat ben ik blij dat ik de Tent weer zie. Ik ben zes jaar geleden in deze tent bekeerd geworden. O, mijnheer ik ben toch zo gelukkig! Wat een wonder dat God naar mij heeft omgezien!”Van Hoofddorp valt nog te vermelden, dat de burgemeester de broeders uitnodigde om spoedig terug te komen. Hij bood hun een manege aan om dan daar het evangelie te verkondigen. Ook in Aalsmeer wilde men voor de winter een zaal in gereedheid brengen voor evangelieprediking. Na de campagne in Almelo kregen de broeders een briefje van een meisje van negen jaar dat schreef dat zij en haar zusje na een kindersamenkomst beiden bekeerd waren geworden. Dat waren, gevoegd bij nog andere reacties, bemoedigende berichten voor de broeders evangelisten.
Vaste medewerker gezocht
Uit een bericht in de Mededelingen
van februari 1934 blijkt dat men behoefte voelt aan een vaste medewerker. Dit wordt zo onder woorden gebracht:
Br. Kruithof hoopt zoo van harte, dat er een geschikte kracht moge gevonden worden voor het Tentwerk; iemand die van ganscher harte dezen arbeid liefheeft en om s’Heeren wil er zich aan wil wijden; iemand, die voortdurend wil en kan medereizen om bij alles, ook bij het gewoonste werk, behulpzaam te zijn. Is er zulk een vrijwilliger?De broeders Kruithof en Fijnvandraat stonden namelijk al een of twee jaar alleen voor het werk, want br. Baksteen kon niet altijd meewerken.
Voor 1934 hoopte men Drenthe en Groningen te bewerken en wel als volgt: Almelo, Coevorden, Groningen, Appingedam, Wagenborgen, Hoogezand, Veendam, Musselkanaal, Emmererfscheiderveen. Voor de curiositeit vermeld ik nog dat in hetzelfde mededelingenblad vermeld staat, dat de broeders en zusters te Leeuwarden voortaan zelfstandig gingen vergaderen na in voorgaande jaren de vergadering in Franeker bezocht te hebben. De campagne in Almelo leverde een verrassing op. Een vijftal meisjes die aan het eind van de voorafgaande zomer tot bekering gekomen waren,kwamen uit dankbaarheid tekstkaarten brengen, die ze in de winter hadden gemaakt om op de boekentafel verkocht te worden, teneinde zo het werk te steunen. “Een bewijs (zo schrijven de broeders) van de echtheid van het werk Gods in deze jonge mensen”.
Een warm hart voor het evangelie
Het verslag over 1934 is deze keer geschreven door br. J.H. van Riessen uit Den Haag. Het begint zo:
Die mannen van de tent moeten wel een heel warm hart voor het Evangelie hebben. Elk jaar opnieuw zo’n zomercampagne voor te bereiden en uit te voeren is toch zeker geen kleinigheid. Zoo sprak onlangs iemand en het antwoord luidde: “Ja, dat hebben ze en de drijfveer tot dit werk is niet alleen liefde tot menschen, maar bovenal liefde tot Christus, Dien ze als hun Verlosser en Heer kennen…”.
Het verslag vermeldt ook, dat er elk jaar in Januari een paar gelovigen samenkomen om de plannen voor het nieuwe seizoen bij de Heer op te dragen. Voor 1935 staan dan de volgende plaatsen op het programma Slochteren Groningen, Roden, Drachten ,Zwaagwesteinde, Leeuwarden, Echten en Heerenveen. Die plannen zijn in zover gewijzigd, dat Sneek ertussen kwam. Uit deze en de vorige opgaven blijkt opnieuw dat de campagnes elkaar snel opvolgen en de werkers dus weinig thuis waren. Dat heeft ook zijn bezwaren wat de gezinnen betreft. Op de meeste van de bovengenoemde plaatsen had de tent al eerder gestaan. Men ging er dus de banden versterken. Tijdens deze of de eerder genoemde campagne te Groningen zijn br. en zr. Vorenkamp (de ouders van J. Vorenkamp uit Drachten) tot bekering gekomen. In Mededelingen nr.241 lezen we dat de tent in Musselkanaal overvol gezeten heeft. De oorzaak die daaraan meewerkte was verdrietig: er had een ernstig ongeval plaatsgevonden dat indruk op de mensen had gemaakt, zodat ze ontvankelijk waren voor een boodschap uit Gods Woord.
Br. Ravensberg en het werk onder zieken
Een volgend nummer van de Mededelingen
bevat het bericht dat br. P. Ravensberg in de zomer van 1935 mee zal werken aan de tentarbeid en daar de boekentafel zal verzorgen. Het is zijn plan ook overal waar de tent staat zieken te bezoeken. De lezers worden dan ook opgeroepen de adressen van zieken in de betreffende plaatsen aan br. Ravensberg op te geven. We weten dat deze broeder lichamelijk niet sterk was. De Heer had hem van een ernstige ziekte genezen, maar hij bleef lijden aan een zware chronische astma. Juist daarom voelde hij zich tot zieken aangetrokken en hij kon met gezag spreken, omdat hijzelf zijn kruis zo moedig droeg. Uit deze bemoeienis met zieken is het werk onder zieken gegroeid dat de naam “Vreugde bereiden aan zieken” heeft gekregen en dat in later jaren na zijn heengaan door zijn vrouw is voortgezet. Zij heeft dit tot 1987 trouw gedaan. Het wordt nu op bescheiden schaal door enkele medewerk(st)ers voortgezet.
Maar terug naar de tentzending. Doordat men plaatsen bezocht waar men ook vroeger gewerkt had, ontmoette men diverse bezoekers van vorige keren en van verschillende daarvan vernamen de broeders dat ze in de vorige campagne in de betreffende plaats vrede gevonden hadden. In D. (Drachten?) betrof dat een jonge vrouw die zeven jaar geleden in een kindersamenkomst tot geloof was gekomen. Ze hielp nu in alles mee en stimuleerde anderen om de tent te bezoeken. Zoals ook bij de campagnes van vorige jaren hield men s’middags straatprediking en verrichte men huis aan huis colportage, zodat velen ook buiten de tent het evangelie hoorden en er heel wat evangelisatielectuur onder de mensen kwam.
Het drietal weer samen aan het werk
Het verslag over 1935 vermeldt de namen van brs. H. Kruithof, F.W. Baksteen en J.H.J. Fijnvandraat. Dit drietal kon dus deze campagnes weer alle drie meemaken. Mededelingen 247 geeft aan dat de evangelisten met de ent hebben gestaan in Oldemarkt, Blokzijl, Meppel en Hoogeveen.
De campagne in Zwolle is op dat moment aan de gang en verder staan op het programma: Elburg, Deventer, Zutphen en Apeldoorn. Men had besloten de campagnes wat korter te houden, niet meer negen dagen achtereen zoals vroeger, maar vijf dagen. In de praktijk groeide dat echter toch uit tot negen dagen. In Oldemarkt werd de broeders te verstaan gegeven dat het helemaal niet nodig was daar het evangelie te verkondigen; de mensen gingen toch bijna allemaal naar de kerk! Het bezoek was er in het begin ook matig. Maar nadat men door de dorpsomroeper een paar pakkende onderwerpen had laten aankondigen ging het beter.
In Blokzijl verwachtte men heel weinig hulp en bezoek, want die plaats was lang niet zo godsdienstig als Oldemarkt, maar dat pakte heel anders uit. Hier hoefden de evangelisten niet in een hotelletje te logeren, maar kregen ze onderdak bij gastvrije gelovigen, en was er veel meer hulp bij de opbouw van de tent. Materiële tegenslagen bleven onze evangelisten soms niet bespaard, want door een fout van één van de helpers vielen de beide masten om. Gelukkig geen persoonlijke ongelukken, maar wel een gebroken mast. Een smid legde echter een noodverband en zo kon de mast toch nog gebruikt worden. In Meppel was de onderlinge verdeeldheid onder de christenen oorzaak van weinig bezoek, maar kinderen kwamen er gelukkig wel. Hoogeveen liep ook niet geweldig, maar evenals in Meppel stond men er met een boekenkraampje op de markt, zodat er toch lectuur onder de mensen kwam. Het valt op hoe onze broeders elke gelegenheid waarnamen om te evangeliseren. Liefde maakt vindingrijk!
Een kerkgebouw beschikbaar gesteld
In Zwolle kon men door goede hulp van een aantal jongelui een dag eerder beginnen dan gepland was. Op de openingsavond kwam het water echter met bakken uit de hemel, het stroomde de tent in en een samenkomst houden was onmogelijk. Vlakbij stond echter een Gereformeerde Kerk en op hun verzoek werd deze welwillend en zelfs kosteloos aan de broeders ter beschikking gesteld. Toen het daarna droger werd, kon men de campagne in de tent voortzetten en die zat tenslotte stampvol. Het verslagje geeft aan, dat tijdens een kindersamenkomst in die plaats een meisje hardop begon te huilen. Een jonger zusje nam haar mee naar buiten en vroeg waarom ze zo huilde. Dat was omdat de Heer Jezus zoveel had moeten lijden. En (zei ze) staat dat nu allemaal in de Bijbel? Op het bevestigende antwoord reageerde ze met: “En nu is mijn pa toch dominee, en dat heeft pa mij nooit verteld”.
Ze was het dochtertje van een modernistische predikant. Dit voorval bracht de broeders ertoe om op andere plaatsen na de vertelling aan de kinderen te vragen of ze die geschiedenis wel eens eerder hadden gehoord. Het bleek dat heel veel kinderen nog nooit gehoord hadden van het lijden en sterven van de Heer Jezus aan het kruis. In Elburg bleek de belangstelling in alle opzichten groot te zijn, zowel wat de kindersamenkomsten, de avondsamenkomsten, het marktwerk als de colportage betreft. Dat was een bemoedigende campagne. Maar Deventer en Zutphen zetten weer een domper op het optimisme. Het was daar om moedeloos van te worden. Apeldoorn leek beter te gaan, maar…toen werd bekend dat Prinses Juliana zich verloofd had met Prins Bernhard. Feestelijkheden en optochten in het dorp; wie denkt er dan nog aan een tent?!
De laatste dag van de campagne breekt aan en bij de openluchtprediking in het park wordt als onderwerp gesproken over “De koninklijke bruiloft”. Inspringen op een actuele gebeurtenis noemen we dat. En inderdaad blijven er mensen staan, tien, twintig, dertig, ja honderden. Een viertal broeders deelt traktaten uit en verspreidt er maar liefst drieduizend. Daarna kwam er ’s avonds een flink aantal mensen in de tent, zodat de campagne nog een waardig slot kreeg. Eigenlijk zou dit de laatste campagne van dat seizoen zijn, maar er kwam een verzoek uit Oldebroek om daar met de tent te evangeliseren. Het was wel wat ver in de tijd, maar de broeders besloten het toch maar te wagen. Het terrein dat beschikbaar was, was al behoorlijk drassig, maar “wullie bint wel wat gewend” zei een inwoner en zo had men daar een negendaagse campagne die weer zeer bemoedigend was.
Weer een persoonlijke herinnering
Voor het jaar 1936 vermelde het verslag de volgende plaatsen en data: Elburg, Nijkerk, Amsterdam, Den Haag, Scheveningen, Delft en Rotterdam. Het blijkt dat men in plaats van in te korten op sommige plaatsen zelfs twaalf dagen zou staan. Van het verloop van deze campagnes bezit ik helaas geen geschreven mededelingen.