Veertig jaar evangelisatiearbeid in Friesland (1948 – 1988)
J. Ph. Fijnvandraat
In de jaren 1948 – 1956 bestond het werk ’s zomers in ’t houden van straatpredikingen en ’s winters werden samenkomsten in zalen belegd. Er is al beschreven hoe we er toe kwamen dat laatste niet langer in lokalen van plaatselijke ‘vergaderingen van de broeders’ te doen en hoe we in cafèzalen ’te land kwamen’. Al gauw bracht dit ons tot bezoeken aan dorpen die buiten de noord-oostelijke hoek van Friesland lagen.
Nog altijd bewaren we een bijzondere herinnering aan de eerste straatprediking in het dorp Marrum, ten noorden van Leeuwarden. Nauwelijks weerklonken de eerste gitaarklanken op een kruispunt van vier straten in dit dorp, of als eersten kwamen er de kinderen aangerend. En tijdens het zingen van het al eerder genoemde trio stroomden de mensen toe terwijl de avond begon te vallen. Terwijl de laatste klanken van het lied ‘woeste golven en baren van de levenszee namen eenmaal mijn bootje naar de eeuwigheid mee…’verklonken, werd plotseling boven ons een lange stok uit het raam gestoken.
Er bungelde een grote lamp aan en even later stonden we in ’t volle licht – een geste waarvoor we in ons hart de Heer dankten. We richten vervolgens de een na de ander het woord tot de mensen, en tussen de toespraakjes door zongen de mannenbroeders weer een lied. Aan het slot besloten zij met: ‘O, weiger niet, ga zo niet heen – blijf toch niet langer zeggen: Neen. Maar wees gehoorzaam aan zijn stem, en geef u over nu aan Hem…’. Toen we aanstalten maakten te vertrekken, merkten we dat niemand wegliep. In de diepe stilte die na dat lied gevallen was klonk plotseling een stem: ‘Mensen, laten we na zo’n boodschap niet zo maar weggaan. We zingen nog met z’n allen: ‘K wil U, o God, mijn dank betalen…’. Alle hoeden en petten gingen af en enige honderden stemmen klonken door de stille avond. Jaren later ontmoette ik in dit dorp een, inmiddels getrouwde, jonge vrouw die vertelde hoe ze als jong meisje die avond haart hart aan de Heer gegeven had.
Een herinnering aan br. Broeksma
Toen we in een van de dorpen in deze streek bezig waren kwam een vrouw op ons toe die zei: ‘Mannen, in de jaren voor de (laatste) wereldoorlog, ’t was in de crisistijd, kwam er hier in de dorpen een man die op de bagagedrager van zijn fiets een oude koffergrammofoon had vastgemaakt U weet wel, zo’n ding dat je met een zwengel moest opwinden. Hij draaide platen waarop Johannes de Heer zong. Daar kwamen dan mensen op af en dan begon hij te preken. Ik was als jong meisje door mijn moeder nar de melkboer gestuurd om een kannetje melk te halen, toen die man hier op ’t dorpsplein z’n platen begon te draaien. Ik bleef nieuwsgierig staan en even later luisterde ik verbaasd en geboeid naar wat hij ging vertellen.
Ik vergat heel de tijd en kreeg een geweldige uitbrander van m’n moeder, omdat ik haar een ruim half uur had laten wachten. Maar ik ben de Here eeuwig dankbaar dat ik die man gehoord heb. Diezelfde avond heb ik me bekeerd en ben ik een kind van God geworden. Ik heb sindsdien vaak geprobeerd te achterhalen wie die man was, om hem te kunnen bedanken voor die boodschap – maar dat is me nooit gelukt. U brengt precies dezelfde boodschap. Weet u soms wie dat geweest kan zijn en leeft hij misschien nog?’
‘Wel, mevrouw, ik heb die prediker heel goed gekend en ik weet van zijn fiets met grammofoon. Hij leeft zoals nooit tevoren…maar niet hier op aarde. Hij is thuis bij de Heer, maar zijn vrouw is nog in dit leven. Het was de heer Broeksma uit Zaandam die u hebt gehoord. Ik zal zijn vrouw uw verhaal vertellen’.
Daar nogal wat oudere lezers van de ‘Bode’ deze broeder in de Heer en de nu volkomen achterhaalde koffergrammofoons met veermotor, zwengel en weergever nog gekend hebben, geef ik dit verhaal graag door. Het kan trouwens voor jongere lezers een aanmoediging zijn eigentijdse middelen dienstbaar te maken aan de verbreiding van het evangelie, zoals ‘broeder Broeksma’ dat – ondanks de in zulke gevallen gebruikelijke kritiek – deed in zijn tijd.
‘Zijn Winsummers dan geen zondaars?’
In een vorige Bode-Expres stond o.a. een advertentie afgebeeld waarin een samenkomst in Winsum werd aangekondigd. Door een onverwachte samenloop van omstandigheden kwamen we in dit dorp terecht. Soms heeft men een sterke innerlijke overtuiging ergens heen te moeten gaan, maar vaak ook leidt de Heer ons door de omstandigheden. Zo hadden br. Vink en ik tijdens een reis door Friesland een aantal afspraken vastgelegd voor het huren van zalen. Daaronder was ook een afspraak voor een zaal in Dokkum. Ik woonde toen nog in Amersfoort en verrichtte vandaar uit de advertentieopgaven in de provinciale Friese bladen. Juist toen ik de tekst voor de advertenties opstelde, werd ik door de zaalverhuurder uit Dokkum aan de telefoon geroepen. De man maakte met veel excuus bekend met twee benen in één kous te zitten. De ons toegezegde zaal was al eerder aan anderen toegezegd en dat had hij vergeten aan te tekenen.
Op een trip van zeven avonden viel er zodoende één avond tussen uit, tenzij er nog iets anders was te organiseren. Het schoot me te binnen dat vele maanden terug een gelovige uit Winsum had opgemerkt: ‘Jullie zitten voortdurend in ’t Noorden van Friesland, als er eens een avond over is, denk dan eens aan Winsum. Ik kan wel voor een zaal zorgen’. Het telefoonnummer van de man stond in m’n agenda, en hij beloofde zo spoedig mogelijk terug te bellen. Nog diezelfde dag deelde hij mee dat we de beschikking konden krijgen over het gebouw van de Hervormde Evangelisatie in ’t dorp, maar wel wilde de betreffende commissie eerst weten welk onderwerp behandeld zou worden. Op mijn beurt zegde ik toe zo vlug mogelijk weer terug te bellen. Bij geval kwam juist mijn broer uit Friesland in Amersfoort op bezoek: ‘Zeg Jaap, we kunnen een samenkomst houden in Winsum – dat is niet zo bar ver van jouw woonplaats Vrouwenparochie. Kun je mee doen of heb je een of andere schoolvergadering?
Op het horen van de datum reageerde hij: ‘Ik kan meedoen, maar zei je Winsum’?’ En toen diepte hij uit zijn tas een aantal krantenknipsels van de ‘lezers schrijven’- rubriek uit de provinciale Leeuwarder Courant. Wat bleek het geval? Er was voor ’t eerst een zgn. ‘zaalweek’ in ’t dorp georganiseerd waarin zowel de orthodoxe als de vrijzinnige Hervormden en de Gereformeerden samenwerkten. De ontwikkelingen in de Geref. Kerken waren toen nog lang niet overal zo ver gegaan als nu het geval is. ‘ ‘Samen op weg’ was nog geen begrip geworden. Verschillende Gereformeerden vonden de verspreide lectuur niet evangelisch genoeg en hadden traktaten laten aanrukken die een duidelijke oproep tot bekering inhielden. Ze maakten de tactische fout deze wel bij de niet-gereformeerden in de bus te doen, maar niet bij de eigen mensen – wat in een klein dorp natuurlijk niet onopgemerkt blijft!
En zo verscheen in ‘de Leeuwarder’ een nogal verontwaardigd ‘ingezonden’ van ‘een humanist uit Winsum’, die het een schandaal vond dat geachte ingezetenen van het dorp in een pamflet werden opgeroepen tot bekering alsof ze dronkelappen waren die in de goot lagen. Dat riep weer de reactie op van ‘een communist uit Winsum’, die de humanist liet weten dat het christelijk zondebesef totaal verouderd was en’t geen enkele zin had je over die onzin nog druk te maken etc. etc. De redactie van deze rubriek had de reeks van reacties gepubliceerd on de ‘kop’: ‘Zondaars in Winsum?’ Zo besloten we als onderwerp op te geven: ‘Zijn Winsummers dan geen zondaars?’
Er bleek goede belangstelling voor te bestaan, want het evangelisatiegebouwtje stroomde bijna geheel vol. Br. J.G. Fijnvandraat uit Leeuwarden verzorgde de opening en hij zou net br. Vink als eerste spreker aankondigen toen de deur openging en een vrouw met het hoofd om de deur en met verheffing van stem informeerde: ‘Is hier nog plaats voor zestien man?’ Dat moest natuurlijk altijd wezen (in verfriest hollands gezegd). In allerijl werden de benodigde stoelen bijgezet en zo kon de dienst beginnen. Na afloop bleven de laatkomers achter. Ze bleken uit Bolsward te komen.
Ze hadden de advertenties onder de kop ‘God roept u’ al vaak in de krant gelezen, maar die plaatsen waar we werkten waren te veraf. Nu was het mooi dichtbij en ze hadden spontaan een bus gehuurd om in Winsum te komen. Ze waren erg enthousiast en kenden elkaar van de Youth for Christ die toen in opkomst was. Ze vroegen ons een dergelijke samenkomst ook in Bolsward te houden. We besloten eerst eens nader met ze te kennis maken en zo zaten we de volgende dag in een huiskamer in de stad met de grote St. Maartenskerk. Toen bleek dat we volkomen vrij waren de boodschap te brengen, zoals wij dat voor de Heer meenden te moeten doen, verklaarden we ons graag bereid naar Bolsward te komen. Maar alvorens iets over de bijeenkomst daar te vertellen, volgt hier eerst nog een korte terugblik op de samenkomst in Winsum.
‘In een half uur in je hemd’
Die avond in Winsum vond plaats op 12 januari 1953, een koude winterdag. Al zat de zaal tjokvol, toch was ’t bepaald niet overwarm. Br. Vink sprak over de noodzaak van bekering naar aanleiding van o.a. Hand. 17:
‘Sommigen menen en beweren dat bekering een proces is. Stel je voor: daar is een dief die een bank heeft opgelicht voor een ton. U bezoekt hem in de cel en zegt hem: U moet zich bekeren – dat is een proces – dus de volgende keer steelt u geen f 100.000,- gulden, maar slechts f 10.000,-. U zult dan een kortere straf krijgen. Als u dan weer vrijkomt steelt u vervolgens geen f 10.000,-, maar slechts f 1000,- enz. enz. Want weet u, bekering is een proces! Dacht u dat? De Bijbel zegt ’t anders: Wie gestolen heeft stele niet meer. ’t Gaat om een duidelijke en besliste stap, die u nu moet nemen’.
J.Ph.F. sprak over ‘eeuwig heil of eeuwig oordeel’ en de noodzaak van geloof in de Heer Jezus Christus.
Na afloop van deze samenkomst stond de medegelovige uit Winsum bij de uitgang toen een man die hij kende hem passeerde. Hij zag dat de man ’t zweet dik op ’t gezicht had: ‘Wat nou Sam (de naam is gefantaseerd) – ‘was ’t hier zo warm? Je hebt ’t zweet op ’t gezicht man!’ ‘Sam reageerde met de opmerking: ‘Nee, zo warm is ’t hier niet, maar ze pakken je hier wel aan – binnen een half uur wordt je compleet in je hemd gezet’.
De man was kennelijk sterk aangesproken door de boodschap. Hoe het hem verder is gegaan is mij onbekend. In de daarop volgende tijd werden we door een reeks onverwachte gebeurtenissen in beslag genomen. Gebeurtenissen die er mede toe geleid hebben dat br. J.Ph.F. in Sneek kwam te wonen.