Zolang Ik in de wereld ben
Het artikel over “Het volk dat in duisternis wandelt” eindigde met de vermelding van het woord van de Heer dat wij het licht van de wereld zijn en dat we ons licht hebben te laten schijnen. Op deze gedachte ga ik in dit artikel door met een bewerking van wat een Engelsman hierover geschreven heeft. Toen de Heer Jezus op aarde was, was Hij het licht van de wereld en hoe heeft Hij zijn licht niet laten schijnen!! Na zijn dood aan het kruis is Hij opgestaan en teruggegaan naar de hemel. Hij kan nu niet meer op dezelfde manier als toen Hij op aarde was zijn licht laten schijnen in deze wereld die totaal in geestelijke duisternis is gehuld.
Moet de wereld het dan totaal zonder licht doen? Nee, want Hij heeft ons, zijn volgelingen, uit de duisternis geroepen tot zijn wonderbaar licht (1 Pt 2:9). Paulus zegt er in Ef 5:9 dit van: “want vroeger was u duisternis, maar nu bent u licht in de Heer, wandelt als kinderen van het licht. Aan de gelovigen te Filippi schrijft hij dat ze moeten schijnen als “hemellichten”in deze wereld en dat met het oog op een krom en verdraaid geslacht (Fp 2:9).We moeten daarbij goed bedenken dat wij niet uit onszelf een lichtbron zijn, zoals Hij dat was en is, nee we zijn licht in de Heer. We kunnen alleen zijn licht weerkaatsen.
Geen licht van onszelf
Het voorbeeld van de maan kan ons helpen dit te verduidelijken. Bij een wolkenloze hemel kan de maan ‘s nachts schitterend schijnen en lijkt het wel een beetje dag te zijn. Schijnt de man dan zijn eigen licht uit? Nee, ze weerkaatst het licht van de zon. De zon is de lichtbron, de maan geeft het licht dat de zon op haar doet vallen alleen maar door. We spreken wel over het schijnsel of het licht van de maan, maar het is haar eigen licht niet. Ook zien we het licht van de maan niet altijd. Er kunnen belemmeringen zijn zodat de maan het licht van de zon niet kan laten doordringen op de aarde.
Er zijn twee soorten belemmeringen. De ene belemmering is dat de maan het licht van de zon wel ontvangt maar het niet kan laten doordringen tot de aarde. Niet voor niets sprak ik zoeven over een “wolkenloze hemel’ Als er zware wolkenvelden over de aarde zweven kan het licht van de maan daar niet doorheen dringen en zien we de maan niet.
De tweede belemmering is dat de maan het licht van de zon niet ontvangt. Dat gebeurt bij een maansverduistering. Dan schuift de aarde (geheel of gedeeltelijk) tussen de maan en de zon. De maan ontvangt het licht van de zon niet en kan het dus ook niet uitstralen
Welke les zit hier voor ons in?
Wat de eerste belemmering betreft kunnen we denken aan geestelijke wolkenvelden om ons heen waardoor we ons licht niet kunnen uitzenden tot anderen. We kunnen bijvoorbeeld zo in beslag genomen worden door verdriet, moeiten en zorgen dat het licht dat we van de Heer ontvangen er niet doorheen komt en de mensen niets zien van zijn licht. Sombere christenen kunnen het licht van de Heer niet uitstralen vanwege hun somberheid. De intensiteit van ons licht uitstralen is dan zo gering dat we de mensen met het licht niet bereiken.
Bij de tweede belemmering moeten we denken aan aardse beslommeringen, aardse begeerten, misschien zelfs zonden die tussen ons en de Heer instaan. Zij verhinderen dat we door het het licht van Jezus Christus beschenen worden. Als we niet praktisch in het licht wandelen kunnen we het licht ook niet weerkaatsen. Stellen we ons echter open voor correctie dan gaan we bij het licht van Gods woord onze fouten herkennen, belijden en wegdoen. Als zo dit soort belemmeringen worden opgeruimd kunnen we “ons” licht, dat in werkelijkheid het licht van de Heer is, weer laten schijnen.