005 jrg 99, 02-1956 Jakob, de man die zichzelf wilde helpen

In eigen kracht

Er bestaat een spreekwoord: Help u, zelf, zo helpt u God. Juist is dit gezegde niet, tenminste niet voor de gelovige, die weet dat alle eigen werk niet baat, wanneer hij niet “in de weg Gods is”. God wil ons helpen en daarbij wil Hii ook van onze krachten gebruik maken, maar dan op zijn tijd en op zijn manier. Dan is ’t niet “Help u zelf”, maar “Heer, help mij!” Dit wordt ons duidelijk geïllustreerd in het leven van Jakob. Jakob heeft zijn hele leven door getracht zichzelf te helpen, zelf de beloften Gods waar te maken. Daarbij deinsde hij er niet voor terug allerlei minderwaardige middelen te gebruiken.

Hij viel daarbij echter van de ene moeilijkheid in de andere. Nauwelijks had hij op, zijn manier iets bereikt, of er bleken nieuwe voorzieningen en kunstgrepen nodig. Dáártegenover staat God, die als de getrouwe God Jakob iedere keer zijn hulp aanbood. Steeds weer wilde Hij Jakob ondersteunen en de weg wijzen. Helaas Jakob bleef liever op eigen vindingrijkheid vertrouwen, totdat hij oud geworden en met een leven vol fiasco’s achter zich,(wat de menselijke zijde betreft), eindelijk God het roer volledig in handen gaf.

Jakobs geboorte symboliseert wat we later in zijn karakter vinden.Hij hield zijn broer bij de verzenen. Hij wilde de eerste zijn en met hand en tand zon hij trachten dat doel te bereiken. Niet voor niets ontving hij de naam Jakob. God had voorspeld, dat de meerdere de mindere zou dienen. Maar in plaats van af te wachten, dat God deze belofte voor hem zou waar maken, vond Jakob het nodig met eerbied gezecd – God een handje te helpen. Toen hij groter geworden was maakte hij graag van de omstandigheden gebruik om Ezau het eerstgeboorterecht te ontnemen. Nu heeft het eerstgeboorterecht weinig te betekenen, als niet de zegen er bij gevoegd wordt. Wat baat de grootste erfenis, met alles wat erbij hoort, als we het met een paar jaar kwijt zouden zijn, omdat God het bezit niet zegent?

De aartsvaderlijke zegen

Inderdaad, Jakob stelde de beloften Gods op prijs. Jakob wist, dat aan Gods zegen alles gelegen was.Dus die zegen, de aartsvaderlijke, profetische zegen moest en zou hij verwerven.

In zijn moeder Rebekka, die evenals hij waarde hechtte aan Gods beloften, had hij een goede hulp om die ten koste van alles te verwerven. Ze luisterde het gesprek tussen Isaäk en Ezau af. Ogenschijnlijk zag het er niet best voor Jakob uit. Er moest wat op gevonden worden om Isaäks plannen in de war te sturen, Rebekka Had een prachtplan. Jakob sprak eerst wat tegen. Niet dat het bedrog hem erg tegen de borst stuitte, neen de angst voor een eventuele vloek deed hem even aarzelen. Maar daarna ging hij, netjes gekleed, de tent van Isaäk binnen. Zelfs in zijn bedrog was hij vroom:”Omdat de Heer mijn God mij deed slagen”. Het was wel een heel moeilijk ogenblik, maar het gelukte toch. Hij kreeg de zegen!

Al spoedig bleek, dat de met zoveel moeite verworven zegen nog niet helemaal veilig was gesteld. Blijkbaar vertrouwden Jakob en Rebekka onvoldoende op wat God gezegd had met betrekking tot de verhouding der broers, om het zwaard van Ezau te riskeren. Jakob moest een tijdje uit de buurt. Maar hoe moest dit aan Isaäk verklaard worden? Gretig maakte Rebekka gebruik van een kwestie, die ongetwijfeld reeds lang een onderwerp van gesprek was geweest tussen haar en haar man. De twee Kanaänietische vrouwen van Ezau waren Isaäk en haar een “kwelling des geestes”. Isaäk was het met Rebekka eens, dat Jakob in dit opzicht anders moest doen dan Ezau en dat hij een vrouw moest nemen van zijn familie En zo kreeg ze het voor elkaar. dat Jakob door zijn vader naar Laban werd gestuurd. Eens was ook een vroouw voor Isaäk gezocht uit dezelfde streek.

Gevolgen van het kwaad

Daar ging jakob, als eenzame reiziger op zoek naar een vrouw. Geen kamelen zoals Eliëzcr, ook geen goud en sieraden. De Heer verscheen hem in de nacht. De onveranderlijk getrouwe God, bij wie geen schaduw van omkering is, beloofde Jakob zijn hulp, zei hem het land toe en voorspelde hem een grote nakomelingschap. Jakob beloofde op zijn beurt God te dienen, maar hij gaf het heft nog niet uit handen. Hij stelde de voorwaarde: “Indien…”

Bij de put in het vreemde land gedroeg Jakob zich anders dan Eliëzer. De knecht toonde meer godsvrucht bij de keuze voor de zoon van zijn meester, dan Jakob. Eliëzer vroeg God en verzocht een teken, waaruit direct de goede karaktereigenschappen van de toekomstige vrouw zouden blijken. Bij Jakob lezen we van geen gebed. Deze zo gewichtige stap voor de toekomst deed hij zonder God te vragen en hij heeft de gevolgen daarvan moeten ondervinden. Maar al had hij geen goud en klederen voor de bruidschat, zijn handen hebben nooit verkeerd gestaan! Zeven jaar zou hij voor Rachel dienen. Aan het eind van de zeven jaar wachtte Jakob in de duistere tent op zijn vrouw. Na het geroezemoes van de feestmaaltijd, waarbij goed gegeten en gedronken was, werd ze gesluierd door Laban binnen gebracht. ’s Morgens bleek het bedrog. Zou Jakob teruggedacht hebben aan die andere tent, waar de jongste zoon binnenging, en zei, dat hij de oudste was? God vergeeft de zonden, maar de gevolgen ervan neemt Hij niet altijd weg. “Zie de rechtvaardige wordt vergolden op aarde” (Spr. 11:31)

Jakob werd door God gekastijd, maar hij heeft dit waarschijnlijk niet opgemerkt. Daarom speelde hij op tegen Laban, maar hij moest het afleggen tegen zijn oom, die, hem nog zeven jaar aan zich bond. Want Jakob wilde Rachel hebben. Of dit ook Gods weg was? Of Rachel wel de juiste vrouw voor hem was? Daar vroeg hij niet naar. Was het niet Rachel, die de terafim stal? Was zij het niet, die later de onbedachzame woorden sprak: “Geef mij kinderen; zo niet, dan sterf ik?” En ze stierf ook bij de geboorte van haar tweede zoon. Van deze vrouw kon Jakob niet zeggen: “Daar heb ik Rachel begraven” (Gen. 49 : 31). Een hulpe tegenover hem is Rachel niet geweest.

Vrees in plaats van vertrouwen

In de volgende periode van zijn aanwezigheid bij Laban heeft Jakob zich met slinkse middelen in het bezit van een grote kudde gesteld. Maar na zes jaar kwamen er weer donkere wolken aan het firmament. Laban zag er niet al te vriendelijk uit en koesterde, door jaloezie gedreven, blijkbaar boze plannen. Jakob achtte de tijd gekomen om te vertrekken. Bovendien had God hem bevolen terug te keren naar het land van zijn vaderen. Maar wanneer? Zodra Laban weg was, om de schapen te scheren, vertrok hij met stille trom. Wat kon Jakob echter doen tegen Laban? Met zijn kudde kon hij nooit zo vlug vooruit komen als zijn oom.

In zeven dagen ti ]d werd hij achterhaald. Er zou van Jakob en zijn bezit niet veel zijn overgebleven, als God niet tussenbeide gekomen was en zijn onvoorwaardelijke belofte gestand had gedaan. Daar stonden de twee op het gebergte van Gilead tegenover elkaar. Ze zagen maar alleen op hun recht en op het onrecht van de ander. Gaat het tegenwoordig niet precies zo, als er tussen broeders twist is? Nadat de angst voor Laban was geweken en het teken van opgehoopte stenen was gesteld, kwam de angst voor Ezau weer boven. Zelfs een hele, legermacht van engelen die God hem liet zien (Mahanaïm) kon Jakob niet gerust stellen. Hij had nog niet geleerd onvoorwaardelijk op God en zijn uitredding te vertrouwen. Eerst probeerde hij het zelfs door de boden met de nederige groetenis uit te zenden. Maar zijn vrees werd niet verminderd toen hij hoorde dat Ezau hem met vierhonderd man tegemoet kwam. Hoe zou dit aflopen? Hij riep al zijn vindingrijkheid te baat. Eerst werd het leger in tweeën gedeeld. Wanneer het ene deel verslagen zou worden, zou het andere ontkomen.

En daarna bad Jakob om hulp. Een erg krachtig gebed lijkt het niet. In elk geval had lakob niet veel vertrouwen in het antwoord dat God geven zou. Hij had zijn zorgen wel aan God bekend gemaakt, maar ze niet in geloof voor zijn aangezicht gelaten. Ook na zijn gebed torste hij nog de volle last van zijn vrees en angst. In plaats van God te laten werken nam hij zelf het roer in handen: Ezau moest gunstig gestemd worden.

Een reeks van geschenken zou het doel misschien bereiken. Wat gaven al deze methoden Jakob weinig rust en vertrouwen. Zelfs na Pniël, waar God hem liet overwinnen, maar waar lakob gevoelde van de zegen van de “overwonnene” afhankelijk te zijn, miste hij dit. Toen hij Ezau zag naderen verdeelde hij nogtnaals zijn heerleger en stelde zijn liefste bezit achteraan. Wat zou het Jakob gebaat hebben, als de God, die het hart der vorsten buigt als waterbeken, ook niet Ezau’s hart had omgewend van zijn vroegere wraakgevoelens?

Eindelijk rust

Na alle hulp van Ezau te hebben afgeslagen ging Jakob het land binnen. Hij hield echter niet zijn voorn)aardelijke~ belofte. Niet Bethel maar Sichem werd zijn woonplaats. Hopeloze moeilijkheden waren er het gevolg van. Eindelijk echter kwam Jakob te Bethel en aanbad er God. De gevolgen van zijn verkeerde daden van vroeger bleven hem achtervolgen. Hij werd bedrogen door zijn eige kinderen. Bij al de blijdschap dat Jozef nog leefde moet het toch door zijn ziel gesneden hebben, dat zijn kinderen hem dit aandeden. Gelovigen zondigen niet goedkoop!

Toen de oude aartsvader naar Egypte reisde en bevreesd stilhield te Berseba en daar eindelijk eens niet zijn eigen weg zocht, maar Gods aangezicht vroeg, zegt God: “Ik ben God, de God van uw vader, vrees niet naar Egypte te trekken, want ik zal u daar tot een groot volk maken” (Gen. 46 :3). Toen de patriarch voor Farao stond was zijn getuigenis: “weinig in getal en kwaad zijn al mijn levensjaren geweest”. Hoeveel kwaad was echter het gevolg van eigenwillig handelen?

Gelukkig eindigde Jakobs geschiedenis niet met deze jammerklacht. Op zijn sterfbed beging hij niet de fout van Isaäk. Hij zegende Efrai”m met zijn rechterhand. Met buitengewone helderheid zegende hij zijn zonen en profeteerde over een verre toekomst. en gaf hij bevel aangaande zijn gebeente. Eindelijk vond de moede zwerveling rust.
Dat wij toch van dit waarschuwend voorbeeld leren het roer van ons levensschip in Gods hand te geven. We willen zo graag eerst zelf de weg uitstippelen en daarna God bidden ons te helpen. De Heer wil echter onze weg bepalen en vraagt ons Hem te volgen aan zijn hand. Ook ons samenleven als gelovigen wil Hij leiden. Hoeveel menselijke hulpmiddelen zijn in de gemeente Gods ingevoerd met alle kwade gevolgen ervan. Laten we ons toevertrouwen aan de leiding van Gods Geest en het roer niet in eigen hand nemen.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies