BIJBEL………………UITLEG………………TOEPASSING
Dat er tussen de uitleg van de Bijbel en de Bijbel zelf een onlosmakelijk verband bestaat is iedereen natuurlijk duidelijk, want zonder Bijbel kun je niet van bijbeluitleg spreken. Kennelijk is het echter niet iedereen zo klaar, dat er eenzelfde soort verband bestaat tussen de uitleg van een bijbelgedeelte en de toepassing ervan. Ik bedoel, dat een goede toepassing berust op een goede uitleg van de Schrift. De verhouding tussen deze drie begrippen kun je als volgt in schema weergeven:
Bijbelwoord >>>>>Uitleg>>>>>Toepassing.
Deze drie zijn niet te scheiden, wel moeten we ze onderscheiden en wel als volgt: de Bijbel is het onfeilbaar Woord van God, de uitleg moet aansluiten bij het bijbelwoord, maar geen enkele schriftberklaarder kan zeggen dat zijn uitleg onfeilbaar is. Voor de toepassing geldt dat nog sterker, omdat men dan nog een stap verder gaat en een vergelijking gaat trekken met onze tijd.
Met het bovenstaande is niet iedereen het eens. Er zijn ook gelovigen die onafhankelijk van de uitleg menen toepassingen te kunnen maken aan de hand van de bijbeltekst. Hun opvatting ziet er in schema weergegeven zo uit:
Bijbelwoord >>>>>>Toepassing >>>>Mogelijke uitleg
Naar mijn overtuiging leidt deze opvatting tot pure willekeur. Op deze wijze gaan de zware calvinisten ook met de bijbel om. Ze krijgen een ‘woordje’ uit de Schrift en los van het verband en los van de uitleg geven ze hun idee over de bedoeling van de tekst die hen voor de aandacht komt.
Josafath en Achab
Met een gefingeerd voorbeeld wil ik het bovenstaande toelichten. Van Josafath lezen we dat hij zich verbindt met Achab om te strijden tegen Ramoth in Gilead (2Kron.18). Mogen we nu de toepassing maken dat je hier ziet hoe fout het is als een gelovige in evangelisatiewerk samenwerkt met een gelovige uit een andere groepering? Natuurlijk niet, want de vergelijking gaat niet op. Josafath is een dienstknecht van God, maar Achab is dat niet. Josafath verbindt zich niet met een andere dienstknecht van God uit het Tienstammenrijk, maar met de ongelovige koning van dat rijk. Een koning die nota bene de afgoden dient.
Willen we een goede toepassing maken dan moeten we dus eerst een juiste uitleg hebben. We moeten nagaan wie Josafath is, vervolgens wie Achab is in zijn verhouding tot God. Daarna moeten we kijken naar hun onderlinge verhouding en wat hun gezamelijke aktie inhoudt. Welnu, dan is er deze toepassing te maken dat we hier een duidelijk oudtestamentisch voorbeeld hebben van het aangaan van een ongelijk juk ( 2 Kor. 6:14-18), waarbij een gelovige zich als een gelijhkwaardig partner verbindt met een ongelovige om een gezamelijk doel na te streven.
Ezra en Nehemia
Nu een niet gefingeerd voorbeeld. Van Ezra lezen we dat hij zich schaamde om van de koning paarden en ruiters te vragen als geleide op weg naar het land Kanaän (Ezra 8:21-23). Op grond van deze houding van Ezra heb ik vaak horen zeggen, dat wij geen hulp van de overheid mogen accepteren, want dan vertrouwen we niet op God en volgen we niet het voorbeeld van Ezra. Zelfs trok men de conclusie dat Ezra heel wat hoger stond dan Nehemia, want die accepteerde wel een geleide van legeroversten en ruiters (Neh. 2:10). Dit is een voorbeeld dat men voorbij gaat aan de directe uitleg van de betreffende bijbelgedeelten.
Er staat in Ezra 8 dat deze schriftgeleerde tegen de koning had gezegd, dat God met hen zou zijn. Als je dat vertrouwen hebt en ook hebt uitgesproken kun je moeilijk naar de vorst gaan en dan om een geleide vragen. De koning zou kunnen vragen waar dan dat vertrouwen op God gebleven was. In zo’n situatie is er wel alle reden om een bid-en vastenstond uit te roepen om van de Heer een voorspoedige tocht af te smeken, zoals we Ezra zien doen.
In Nehemia 2 lezen we niet dat Nehemia minder vertrouwen op God heeft en hij daarom een geleide vraagt. Er staat eenvoudig dat de koning hem een geleide meegeeft en Nehemia aanvaardt dat. Misschien kon hij zo’n geleide niet eens weigeren omdat de koning een weigering als een belediging zou hebben opgevat. Het gaat dus niet aan om bijvoorbeeld gelovigen te becritiseren die bij de bouw van een lokaal of kerk subsidie van de overheid accepteren. We moeten dat aan hun eigen geweten overlaten.
Het offer van de goddelozen
Tegen het aanvaarden van zo’n subsidie zou iemand kunnen inbrengen, dat het offer van de goddelozen de Heer een gruwel is. Wel, dat is dan ook een misplaatste toepassing. Deze tekst slaat op het geval dat een Israëliet heel vroom een offer kwam brengen bij de tempel, maar dat zijn leven daar volkomen mee in sxtrijd was. Met een goddeloze wordt in de Psalmen en de Spreuken niet zonder meer geduid op een ongelovige. Dit woord slaat op iemand die met de wet van God totaal geen rekening houdt. Hij loert op het bloed van onschuldigen, pleegt bedrog en zedeloosheid. In zijn hart loochent hij het bestaan van God. Zo karakteriseert de Schrift een goddeloze.
Welnu, als zo iemand met een offer komt, dan gruwt de Heer daarvan. Als een ongelovige Israëliet een offer bracht omdat het nu eenmaal zo hoorde was dat God natuurlijk ook niet aangenaam. Maar de tekst slaat op een persoon die zich als een goddeloze openbaart in heel zijn wandel. Welnu, overgebracht op de kwestie van subsidie: de overheid verleent die subsidie niet om de Heer een offer te brengen, maar heeft daar staatkundige motieven en regels voor. Daarmee vervalt heel deze toepassing van het offer van de goddeloze.
Voorbeeld van een voorvraag
Mag ik nog even een zijspoor betreden? Hierboven zijn twee schema’s vetgedrukt tegenover elkaar gezet. Hier hebben we nu te maken met een voorvraag. Sommigen kijken wat vreemd tegen dat woord aan, maar bij bijbeluitleg hebben we met bepaalde voorvragen te maken, daar kunnen we niet omheen. De beslissing welk van de twee schema’s juist is, is nu zo’n voorvraag. Als we het daar niet over eens worden, behoeven we elkaar niet te verketteren, maar zullen we bij bijbelbesprekingen, konferenties, gesprekken, schriftelijke weergaven altijd op twee verschillende lijnen zitten. We kunnen zulke voorvragen negeren, maar dat betekent dat we het antwoord al gegeven hebben zonder te weten wat de vraag is.
In feite hebben we dat altijd gedaan. In de vijftig jaar dat ik de bijbel en bijbelse lektuur bestudeer, ben ik nooit een verhandeling over het bovenstaande probleem tegengekomen. Misschien merkt iemand op dat we ondanks dat toch vele goede beschouwingen bezitten, waar we veel van geleerd hebben. Dat is ook zo, maar in de praktijk ben ik wel op toepassingen gestuit, die kant noch wal raakten endie nadelige effecten met zich meebrachten. Vandaar dat ik bovenstaand probleem aan de orde heb gesteld. Hopelijk maakt het duidelijk dat we in de eerste plaats goed de bijbel moeten lezen. We moeten steeds vragen: wat staat er?!.
Vervolgens moeten we nagaan wat de gebruikte woorden en uitdrukkingen betekenen. Daarbij moeten we Schrift met Schrift vergelijken, maar soms hebben we een handboek nodig om de zin van bepaalde uitdrukkingen te achterhalen. Pas als we een zorgvuldige uitleg van de tekst hebben gegeven, kunnen we in overeenstemming daarmee toepassingen maken met het oog op de situatie waarin wij nu verkeren. We willen in een volgend artikel hier nader op ingaan.