Inleiding
Dit artikel is bedoeld voor alle gelovigen die willen vergaderen naar de normen van de Schrift zoals die in de Bijbel vermeld worden. Deze normen kunnen we onder andere ontlenen aan de voorstelling van de Gemeente als: lichaam van Christus, huis van God, familie van God, volk van de Heer, kudde van de goede Herder. Helaas denken niet allen gelijk over de precieze invulling van die normen, wat de details betreft. Jammer genoeg is het zo, dat wat voor de een een detail is, door de ander als van fundamenteel belang beschouwd wordt. Wat voor de een een kwestie is van verdragen, is voor de ander een breekpunt. Hopelijk is er toch nog een gedachtewisseling mogelijk en wil men over het volgende nadenken.
Na het onderwerp ‘Is de Tafel van de Heer heiliger dan de Heer’ is het onderwerp ‘Open en Gesloten standpunt’ van veel belang. Nu zou men kunnen zeggen dat over dit onderwerp al genoeg geschreven is, maar naar mijn mening is er wel veel over geschreven, maar toch niet genoeg. Ten eerste is het onderwerp zowel door ‘gesloten’ als ‘open’ broeders vaak zeer eenzijdig belicht en dikwijls ook op een nogal strijdvaardige manier. Ten tweede is men vaak niet tot de kern van het probleem doorgedrongen.
1) Open of gesloten?
In de ‘broederbeweging’ speelt de kwestie van ‘open’- en ‘gesloten zijn’ een grote rol en om meteen maar met de deur in huis te vallen: op het terrein van de Gemeente zijn dit geen begrippen die in de Bijbel gehanteerd worden. Dat brengt al direct het probleem van begripsverwarring met zich mee. Een zinvolle gedachtewisseling over dit onderwerp zou dan ook moeten beginnen met heel duidelijk te definiëren wat men onder ‘open’ en ‘gesloten’ verstaat. Dat is niet zo eenvoudig omdat er niet een vaststaand ‘open’ standpunt bestaat en evenmin een ‘gesloten’ standpunt. Dat blijkt al hieruit dat er diverse soorten ‘open’ vergaderingen zijn en nog veel meer soorten ‘gesloten’ vergaderingen. Bovendien worden de termen ‘open’ en ‘gesloten’ gebruikt om een tegenstelling aan te geven. Kort gezegd: je bent ‘open’ of je bent ‘gesloten’ en daarmee uit. Daarmee kom ik tot het doel van mijn artikel. Dat is namelijk niet een uitvoerige beschouwing te geven van het ontstaan van beide standpunten en van de ontwikkeling die daarna heeft plaatsgevonden, hoewel ik daaraan niet helemaal voorbij ga. Het gaat me uiteindelijk hierom dat we de termen ‘open’ en ‘gesloten’ niet moeten en niet mogen gebruiken om een tegenstelling te creeëren.
2) Zowel open als gesloten
We moeten namelijk niet ‘open’ of ‘gesloten’ zijn, maar ‘open’ en ‘gesloten’. We moeten open zijn voor wat goed is en gesloten voor wat verkeerd, ofwel zondig is en dat zowel persoonlijk als gemeenschappelijk. Wat het ontvangen van gelovigen aan het avondmaal betreft, moeten we toelaten hen, die de Heer zou toelaten en afwijzen hen, die de Heer zou afwijzen. Kortom de vraag is niet of we open of gesloten zijn, maar of we niet te open of niet te gesloten zijn’. Zouden we de zaken niet eens wat minder zwart-wit moeten stellen? Dat zou de toenadering kunnen bevorderen.
3) Korte terugblik
Toch iets over de ontstaansgeschiedenis. Het jaar 1848 werd een rampjaar voor de broederbeweging die toen pas krap 20 jaar bestond. In dat jaar voltrok zich namelijk een scheuring waarvan de gevolgen zich nu nog steeds doen voelen. De achtergrond was deze: In Plymouth in Zuid-Engeland bestond in die tijd een grote vergadering van wel 1000 personen. In deze vergadering begon een van de leraren een opvatting te verspreiden die we onverbloemd als dwaalleer moeten betitelen. Het verdrietige was evenwel dat de jonge, zo enthousiast begonnen beweging niet in staat bleek om in eenstemmigheid met dit kwaad te handelen. Er waren er die te driest, te ongeduldig en – in een later stadium – te onverzoenlijk optraden, terwijl anderen te laks en niet grondig genoeg te werk gingen. Ook speelden karakterverschillen tussen een tweetal voormannen een niet onbelangrijke rol. Sinds 1848 zijn de termen ‘open’ en ‘gesloten’ broeders ofwel ‘open’ en ‘gesloten’ standpunt in zwang gekomen. Sinds dat jaar bestrijden beide groepen elkaar in een menigte van brochures waarin men elkaar wederzijds beschuldigt van een onbijbels standpunt.
4) De verschillen benadrukken
Bij beide groepen voltrok zich daarbij iets wat we bij elke scheuring kunnen opmerken, namelijk dat men niet meer zoekt naar dat wat men gemeenschappelijk heeft, maar alle nadruk (alleen) legt op dat waarin men verschilt. Dat doet men dan (vaak onbewust) om de scheuring te rechtvaardigen en het eigen gelijk te onderstrepen. Iemand heeft eens gezegd dat psychologisch gezien de afstand tussen mensen en groepen groter wordt naar mate men in principe dichter bij elkaar staat. Dit proces merken we ook heel sterk in de broederbeweging op. De verschillen werden en worden dan overtrokken men schildert vaak een karikatuur van elkaar. Zo zien veel ‘open broeders’ de ‘gesloten broeders’ als sektariërs die nooit iemand uit andere kringen toelaten en zich superieur voelen boven medegelovigen. Veel ‘gesloten broeders’ menen dat alle open broeders ‘jan-en-alleman’ toelaten tot de avondmaalsviering en dat ze zich van besluiten door een andere vergadering genomen, niets aantrekken. Zodra iemand in de gesloten groepen wat ruimere ideeën heeft over toelating stelt men dat zo iemand neigt tot open beginselen en als iemand in de open groepen de nadruk gaat leggen op de eenheid van de Gemeente en wat daarmee samenhangt, wordt hij daar door velen met argusogen bekeken.
5) Ontvangen aan het avondmaal
Onderwijl heb ik hierboven terloops al de twee kenmerkende verschillen tussen de twee hoofdrichtingen in de broederbeweging aangegeven. Die verschillen liggen namelijk op het terrein van de toelating tot het avondmaal en de wederzijdse erkenning van tucht. Nu heb ik over het ontvangen aan het avondmaal uitvoerig geschreven in de brochure Ga het na nr. 1 ‘Met welke gelovigen vieren wij het avondmaal?’ Het kernpunt van die brochure geef ik hier kort weer, namelijk wij moeten allen ontvangen:
- a) Die gelovigen in Jezus Christus zijn;
- b 1) Die geen verkeerde levenspraktijk hebben in de zin van 1 Kor. 5 en
b 2) die geen verkeerde leer hebben in de zin van 2 Joh. en - c) die geen daadwerkelijke verbinding hebben met hen die in bovengenoemd kwaad leven, en die dus met de zonden van ‘bozen’ geen gemeenschap hebben.
Men zou kunnen menen dat deze 3 punten duidelijke taal spreken en dat we het hier allen mee zouden kunnen doen. Het zou een gemeenschappelijk grondslag voor toelating tot het avondmaal kunnen zijn. Toch is het dat volgens velen niet. Met punt a en b hebben ze geen moeite, maar punt c achten zij te algemeen gesteld. De begrippen ‘verbinding’ en ‘kwaad’ spelen daarbij een cruciale rol en volgens hen kan iemand door diverse verbindingen verontreinigd zijn met kwaad en daardoor ongeschikt om deel te hebben aan het avondmaal.
6) Verbinding met kwaad verontreinigt
Eén ding kunnen we hierbij direct stellen en wel dat we het er ‘allen’ over eens zijn dat verbinding met kwaad verontreinigt. Wat dat betreft is er geen verschil. Buitenstaanders die dit zouden lezen kunnen misschien denken: ‘waar kibbelen jullie dan eigenlijk nog over?’
We kunnen ons die reactie levendig voorstellen. Over zoveel punten zijn we het eens en toch is er een scheuring ontstaan, hoe is het mogelijk?! Welnu dat zit hem in de invulling van het begrip ‘verbinding’ en het begrip ‘kwaad’. Er zijn broeders (en zusters) die iedere verbinding buiten die van de eigen groep verontreinigend vinden. Zij handhaven wat we met een engelse term noemen ‘a separated circle of fellowship’ (een afgezonderde kring van gemeenschap), anderen laten nog wel eens een gelovige uit een andere dan de eigen kring toe, maar dan bij hoge uitzondering. In feite neemt men dan een sectarisch standpunt in, waarbij men de eenheid van het lichaam van Christus niet laat uitkomen.
Hierboven gebruikte ik onder punt c de uitdrukking ‘daadwerkelijke verbinding met de bozen onder b1 en b2 bedoeld. Daarmee doel ik op een verbinding die iemand belast met de zonden van zulke ‘bozen’. Volgens mij is die belasting er als men met deze bozen broederlijk contact heeft en dat bijzonder als men met hen het avondmaal viert. In 1 Kor. 5 wordt een dergelijk contact duidelijk verboden. Ook 2 Joh. wijst daarop.
Als iemand met ons praktische omgang als christen wil hebben en ook het avondmaal met ons wil vieren dan mogen we hem of haar alleen weigeren als ze zulke contacten met bozen hebben. Als ze dus mee verantwoordelijk staan voor hun zonden
We hebben dan een bijbelse grond voor een dergelijke weigering. Zij die het strikte standpunt van afzondering innemen (zoals hierboven aangeduid) beroepen zich vooral op voorbeelden uit het Oude Testament die men dan gaat toepassen op situaties in de christenheid. Voorbeelden uit het Oude Testament hebben ons zeer wat te zeggen, maar we mogen ze alleen gebruiken als illustraties van de leer van het Nieuwe Testament, nooit mogen we er leerstellingen aan gaan afleiden waarvoor we niet een duidelijke aanwijzing hebben in het Nieuwe Testament.
Deze broeders voeren ook wel gronden aan uit het NT, maar gaan dan veel verder dan wat er in de betreffende teksten staat. Wie hun lektuur leest, kan dit vrij gemakkelijk nagaan. Aan een tekst worden allerlei interpretaties en conclusies verbonden waardoor hun toelatingsbeleid sectarisch wordt. Ze spreken niet over afzondering van bozen, maar van afzondering van het kwaad. Ze vullen het begrip ‘kwaad’ met van alles en nog wat in. Deze broeders zijn niet gesloten, maar te gesloten.
Daartegenover staan broeders die geen verantwoordelijkheid voelen voor hen met wie ze aan het avondmaal gaan. Ze beschouwen dit als iemands persoonlijke verantwoordelijkheid en beroepen zich op een tekst als ‘maar laat men zichzelf beproeven’ (1 Kor. 11:28) of op een tekst als ‘oordeelt niet opdat u niet wordt geoordeeld’ (Matt. 7:1). Teksten die men op-de-klank-af verklaart zonder op het verband te letten en zonder ze in verbinding te brengen met andere teksten. zoals bijv. ‘oordeelt gij niet hen die binnen zijn’ (1 Kor. 5:12, 13). Als dit hen ertoe brengt jan-en-alleman aan het avondmaal toe te laten zonder dat men ze als gelovige kent of zonder dat men met hen enig gesprek gevoerd heeft, zonder enige zorgvuldigheid dus, dan is men niet ‘open’ maar te ‘open’.
Zo ben ik terug bij het beginpunt. Laten we ons en anderen niet afvragen of wij of zij open of gesloten zijn, maar of wij of zij niet te open of te gesloten zijn. In feite moeten we het ongenuanceerd spreken over open en gesloten broeders uit bannen!