Indertijd heb ik eens een artikel geschreven onder de titel: ‘Strijd… de goede strijd’. Daarin werden de divers aspecten van de strijd die een christen te voeren heeft belicht. Heel in het kort werd daarin ook gesproken over de strijd in het evangelie. Op dit aspect wil ik in dit artikel uitgebreider ingaan.
Evangeliseren is geen verdedigings- maar een aanvalsoorlog
Verschillende aspecten van de strijd die een christen heeft te voeren, hebben te maken met verdediging tegen de aanvallen van de vijand; met evangeliseren is dat niet het geval. Ieder die het evangelie mondeling of schriftelijk verbreidt gaat daarbij in de aanval.
Is de aanval geoorloofd?
Over het geoorloofde van een verdedigingsoorlog bestaat onder christenen verschil van mening, maar bijna alle christenen zijn tegen een aanvalsoorlog. Op het geestelijk vlak wordt iedere christen een verdedigingsoorlog opgedrongen: we hebben ons te verdedigen tegen de listen van satan en zijn handlangers, we hebben te strijden voor het geloof waar dat aangevallen wordt, enz. Maar mag je op het geestelijk vlak wel een aanvalsoorlog ontketenen? Wel dat mag en dat moet! Waar gaat het dan om? Om mensen te vernietigen? Om macht te willen uitoefenen? Om gebiedshonger te bevredigen? Nee, het gaat om het bevrijden van mensen, die wederrechtelijk gevangen gehouden worden.
Jezus Christus ging in de aanval
Het lijkt oneerbiedig gezegd, als ik stel dat Jezus Christus in de aanval ging. Ik bedoel het beslist niet oneerbiedig, want het is in wezen waar. We lezen in Hb 2:14 dat Jezus Christus‘ aan bloed en vlees heeft deelgenomen opdat Hij door de dood hem vernietigen zou die de macht des doods had, dat is de duivel, en allen zou verlossen die uit vrees voor de dood hun hele leven door aan de slavernij onderworpen waren’. Christus kwam dus op aarde en werd mens om aan Satan zijn prooi te ontroven. Hij wachtte niet op een aanval van Satan, maar kwam van de hemel hem tegemoet en bond de strijd met hem aan.
Wie is de vijand?
De vraag wie de vijand is, is daarmee al meteen beantwoord. Door naar de satan te luisteren heeft het eerste mensenpaar zich aan hem uitgeleverd en zijn ze onder zijn macht gekomen. De apostel Paulus zegt dan ook tegen koning Agrippa dat de mensen zich niet alleen moeten bekeren van de duisternis tot het licht, maar ook van de macht van satan tot God (Hd 26:18). Dat te bewerken is mee onze taak.
Zielen winnen
Evangeliseren houdt in, dat er mensen bevrijd worden uit de macht van satan. Het is geen zieltjes winnen, maar zielen winnen. Het eerste betekent dat je mensen wint voor een bepaalde godsdienstige richting, het tweede houdt in, dat mensen afgebracht worden van de brede weg, die naar het verderf leidt en gebracht op de smalle weg die ten leven voert.
Aangezien satan zijn prooi niet zo gemakkelijk loslaat en aangezien de mens zelf vaak zo tegenspartelt is er strijd voor nodig. De duivel zal er alles aan doen om de verbreiding van het evangelie tegen te gaan.
We staan met hem niet slechts op voet van oorlog, nee, we zijn volop in de strijd met deze grote tegenstander van God gewikkeld. Tenzij… we ons stilletjes in een verlaten loopgraaf verscholen houden of misschien zelfs gedeserteerd zijn… om de mogelijkheid van overlopen naar de vijand maar niet te noemen.
In de bijbel wordt heel duidelijk over de strijd in het evangelie gesproken en we worden allen opgeroepen daar een aandeel in te hebben. Niet allen staan we in de frontlinie, misschien zijn we aan – en afvoertroepen; verzorgen we gewonde strijders of behoren we tot het thuisfront. Maar we nemen allen deel aan de strijd.
Wat zegt de Bijbel ervan?
In Fp 1 komt zesmaal het woord evangelie voor (vs. 3,7,12,16,27 2x). Tweemaal wordt er gesproken over verdediging van het evangelie. Dat betekent dat de evangeliewaarheid of de evangelieactiviteit tegen aanvallen verdedigd moet worden. Eenmaal echter is er sprake van medestrijden met het geloof van het evangelie. Dat kan betekenen dat er voor het geloof van het evangelie gestreden moet worden, het kan ook zijn dat het geloof ons voor het evangelie doet strijden.
In hoofdstuk 4:3 komt Paulus op dit strijden terug en daar spreekt hij over twee zusters die met hem in het evangelie gestreden hebben. Daar komt het idee van een strijd die bestaat in evangeliseren duidelijk naar voren.
Indirect komt dat ook uit in 1 Th. 2:2 waar we lezen dat Paulus de gelovigen te Thessalonika onder veel strijd het evangelie heeft verkondigd.
Wie zijn de strijders?
De vraag wie de strijhders zijn is ook al beantwoord. Alle gelovigen behoren strijders in het evangelie te zijn. De bijbel spreekt ook met een ander beeld over het brengen van het evangelie. Dat gebeurt met het beeld van de visvangst. Iemand heeft eens gezegd, dat er mensen zijn die met een hengel vis voor vis verschalken, maar dat er ook vissers zijn die met een net een hele sleep vissen binnenhalen. Zo zijn er gelovigen die met de enkelen spreken, die de Heer op hun weg brengt, er zijn ook evangelisten die het evangelienet uitwerpen in massabijeenkomsten.
Wat is nodig om een strijder te zijn?
Men is alleen een goede strijder als men door een goede motivatie gedreven wordt. Bij de beschouwingen over het mogelijke verloop van de Golfoorlog merkte een kolonel b.d. op dat een leger dat niet gemotiveerd is, verliest ook al heeft het een overmacht aan mankracht en materieel. Willen we goede evangeliestrijders zijn dan moeten we gemotiveerd zijn. Diverse motieven kunnen een rol spelen, zoals:
- het motief van het liefhebben van God en van de Heer Jezus. We denken dan aan de liefde van de Heer en de prijs die Hij betaalde om ons zondaren te redden en dat vuurt ons aan om zielen te winnen;
- het motief van God te willen verheerlijken en hem vreugde te willen bereiden (Lk 15:7,10, 32) kan daarmee gepaard zijn;
- het motief van barmhartigheid . We zien dan op hen die verloren dreigen te gaan; liefde tot hen en het besef wat het betekent verloren te gaan dringen ons om uit te gaan (verg. 2 Ko 5:20 ). Dit in contrast met Jona.
- het gehoorzaamheidsmotief en plichtsbesef kan ons voor ogen staan. weergegeven in 1Ko 1:17 en 1Ko 9:16. Het moet natuurlijk niet puur plichtsbesef zijn dat ons drijft, dat is koud, maar het mag ook geen hobby wezen, dat is te ik-gericht;
- het toekomstmotief kan mee een rol spelen: de gemeente moet voltallig worden worden (denk aan Rom. 11: 25);
- het tijdsmotief kan ons ook aansporen, want we weten dat de tijd kort is (verg. 1 Ko 7:29 ; Rm 13:11; Jh 9:4 hoewel dat motief daar in ander verband gebruikt wordt). We kennen het gezegde “de tijd gaat snel, gebruik haar wel”.
- het motief om straks beloning te ontvangen is wel eens als een vals motief afgewezen, maar dat is onjuist. De Schrift soreekt wel degelijk over beloning in die zin (1Kor. 9:23, 24; Hebr. 11:26 ). Je wordt er echt niet slechter’ van en dat mogen we best bedenken.
Pas op voor onzuivere motieven
Het is hier wel op zijn plaats om te waarschuwen voor onzuivere motieven. Een voorbeeld daarvan houdt Paulus ons voor in Fp 1:15-18. De mensen waarop de apostel doelt werden gedreven door partijzucht, ze wilden Paulus de loef afteken, ze zochten hun eigen eer . Toch brachten ze een goed evangelie en daarover kon Paulus zich verblijden.
Soms zijn zuivere en onzuivere motieven vermengd. Naast de wens om God te eren en mensen te redden kan de begeerte naar macht (heersen over volgelingen), eigen roem of geld (rijk willen worden) binnensluipen en een rol gaan spelen. De bewijzen daarvoor zijn voor handen, de media hebben er de aandacht op gevestigd. Zelfoordeel is dus wel op zijn plaats om alles te oordelen wat niet tot eer van God is.
Verder moeten we geoefend worden. Die oefening vindt plaats door na te gaan hoe anderen het evangelie gebracht hebben, de beste leerschool is echter de praktijk. We moeten er ook wat voor over hebben, zie op hen die het evangelie brachten in de begintijd (Hd 8:1,4; 11:19).
Hoe pak je het aan?
Wie zielen vangt, is wijs. Dat is een spreuk uit de Bijbel. Wijsheid hebben we nodig . We kunnen leren van anderen. Zie Paulus op de Areopagus en vergelijk dat met zijn optreden in Antiochië. In beide gevallen sluit hij aan bij wat onder zijn toehoorders bekend was. Gebruik eenvoudige voorbeelden uit het dagelijks leven en uit de Bijbel om de aandacht te trekken en de boodschap te verduidelijken. Bedenk ook dat God ons niet geroepen heeft om zijn advocaten zijn, maar zijn getuigen.
Een advocaat tracht door redeneerkunst het pleit te beslechten, een getuige spreekt over wat hij meegemaakt heeft, over wat hij heeft gezien en gehoord en tracht daarmee de ander te overtuigen.
Zo moeten wij spreken over Wie de Heer Jezus is en wat hij voor ons, voor mij heeft gedaan. Door zo te getuigen van onze Heer strijden we in het evangelie.
Moge Hij ons daarbij de kracht geven door de Heilige Geest (Hd 1:8)!