013 jrg 100, 09-1957 Eljasib 1

Nehemia 3

Veiligheid en afzondering

Bij de eerste kennismaking met de hogepriester Eljasib krijgen we een zeer gunstige indruk van hem. Hij behoorde tot hen, die uit de Babylonische ballingschap waren teruggekeerd. In Nehemia 3, waar de herbouw van Jeruzalems muur beschreven wordt, wordt hij als eerste genoemd. Met zijn broeders, de priesters, herbouwde hij de Schaapspoort.

Hoe gelukkig als zij, die een vooraanstaande plaats innemen, hun verantwoordelijkheid beseffen. Het bouwen van de muur en de poorten behoorde niet tot de gewone taak van Eljasib. Maar het was een werk naar Gods gedachten en hij schaamde zich niet om zijn aandeel in dit werk te leveren, zoals de aanzienlijken onder de Tekoïeten (Neh. 3:5).

Jeruzalems muur had een dubbele functie. In Neh. 7 : 1-3 lezen we dat Nehemia de muur laat bemannen ter beveiliging tegen de vijand. In hfdst. 13 : 19 staat dat de visverkopers en andere handelaren, die de sabbat ontheiligden, werden buiten gesloten. De muur is dus een symbool van veiligheid, maar ook van afzondering. Zoals Jeruzalem omringd was door vijanden, waarin ook het kwaad trachtte binnen te dringen, zo bevindt de gemeente, die in de toekomst als het hemels Jeruzalem zal neerdalen uit de hemel, zich nu in een vijandige wereld. Maar ook in een christenheid waar het kwaad de overhand heeft gekregen.

Geestelijk toegepast, moeten wij een muur bouwen. Dat wil zeggen, dat we ons moeten afzonderen van alles wat in strijd is met Gods gedachten. We moeten er ook ernstig voor waken dat geen wereldse gebruiken of menselijke instellingen houvast krijgen in ons persoonlijk leven of in ons leven als gelovigen gezamenlijk.

Onvoldoende geestelijke kracht

Jeruzalem was de plaats waar God zijn heiligdom gevestigd had. Daar woonde Hij in het midden van zijn volk. Maar ook de twee stammen waren ontrouw geworden en moesten uit het land worden verdreven. De heilige stad en de tempel werden verwoest. Maar 70 jaar na de eerste wegvoering kwam er een verandering in de geschiedenis van Gods volk. Onder leiding van Zerubbabel en Jesua keerden vele joden terug om de tempel te herstellen. Zij wilden hun God weer dienen op dezelfde plaats waar hun vaderen het vroeger hadden gedaan, naar het uitdrukkelijke voorschrift van Jehova. Later werkte God in het hart van Ezra, de schriftgeleerde, om terug te keren en het volk de wet te leren. Het doel van Nehemia, die nog later uit Babel terugkeerde, was om de muur van Jeruzalem te herbouwen. Daardoor zou het handjevol Joden beschermd worden voor de vijand en bewaard blijven voor vermenging met het kwaad. De geschiedenis van het joodse volk heeft zich herhaald in die van de gemeente.

Er is niet veel overgebleven van de dienst en de volharding, die gevonden werden bij de gelovigen van de eerste christengemeenten. In plaats van te vertrouwen op God, de door zijn Heilige Geest de gemeente bestuurde, heeft men zelf leidslieden aangesteld. Allerlei wereldse gebruiken zijn binnengedrongen in de christelijke kerk, zodat zij in de middeleeuwen weinig meer leek op de gemeente in haar eerste openbaring. Daarna heeft de hervorming de mens er wel toe gebracht terug te keren tot de rechtvaardiging door het geloof zonder eigen werken, maar het was slechts een gedeeltelijke terugkeer. Er was geen sprake van het herstellen van een dienst in de gemeente overeenkomstig het Woord van God.

Gode zij dank heeft God echter in de harten van vele gelovigen gewerkt om verder terug te gaan dan de hervormers hadden gedaan. Deze gelovigen verlieten het geestelijk Babylon, dat een toonbeeld was van een volkomen verwarring. Zij zonderden zich af van alles wat tegen het Woord van God indruiste. Wij kunnen slechts de wens uitspreken dat velen daarin mogen volharden in alle eenvoudigheid en nederigheid.

Onverschilligheid

In de dagen van Eljasib konden de Joden in verschillende groepen worden verdeeld, onderscheiden naar hun houding betreffende de opdracht en het werk van God. In deze tijd kan men een bijna gelijksoortige verdeling maken van de christenen. Toen Eljasib Babel verliet, bleef de massa der Joden daar rustig wonen. Ze hielden dus geen rekening met de eredienst die in Jeruzalem hersteld zou worden.

Met het grootste deel van de christenheid is het nu niet veel anders gesteld. Ze hechten weinig of geen waarde aan de voorschriften, die God in zijn Woord gegeven heeft over de wijze waarop de gelovigen moeten samenkomen. Men bekommert er zich b.v. niet om, dat het algemeen priesterschap van de gelovigen niet wordt erkend, waardoor de praktische leiding van de Heilige Geest uitgeschakeld wordt.

In de tweede plaats lezen we dat er Joden uit Babel teruggekeerd waren, die niet meebouwden aan de muren van Jeruzalem. Hun houding getuigde ten dele van gehoorzatmheid, maar toch ook van onverschilligheid. Gelovigen die hetzelfde doen als deze Joden, zijn er nu ook. Ze willen in zeker opzicht wel gehoorzaam zijn aan Gods Woord en samenkomen op een schriftuurlijke wijze. Maar ze willen niet meedoen aan het bouwen van muren en poorten. Ze zijn van mening dat al die muurtjes de verdeeldheid in de christenheid maar groter maken. Naar hun gedachten moeten de muren juist worden afgebroken, om de heerlijke eenheid van alle christenen te vertonen. Ogenschijnlijk is daar veel voor te zeggen, maar praktisch is het onuitvoerbaar.

Er waren ook Joden, die wel meebouwden, maar wier bouwwerk eigenaardige gebreken vertoonde. Uiterlijk deden ze mee aan het beveiligen van de stad, maar door hun praktische leven haalden ze juist het kwaad binnen. In het slotartikel zullen we zien, dat Eljasib één van deze Joden was. Helaas, lijken vele gelovigen, die de eenheid des geestes willen bewaren in de band des vredes, op hem. Ogenschijnlijk zijn ze heel trouw. De onderlinge bijeenkomst laten ze niet na. Maar hun persoonlijk leven, en in het bijzonder hun gezinsleven, zet de deuren wijd open voor allerlei soort van kwaad, waardoor het getuigenis schade lijdt.

Tenslotte waren er gelukkig ook Joden, die met een voorbeeldige ijver de muur hielpen bouwen. In Neh. 3 : 13 en 20 is zelfs sprake, van hen, die een extra aandeel leverden voor de herbouw.

Geve de Heer dat we op deze Joden mogen lijken. Moge Hij ons bewaren voor alle fanatisme en hoogmoed, zodat we ons met standvastigheid afgezonderd houden van alles wat ons persoonlijk en gemeenschappelijk getuigenis aantast.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies