Inleiding: Onder wat we (vroeger althans) “gesloten broeders” noemen heerst een verschil van mening over de doop. Er zijn er die de doop na bekering voorstaan, terwijl anderen voor de zogenaamde huisdoop zijn. De eerste opvatting houdt in dat iemand bekeerd moet zijn om gedoopt te worden. Men verwerpt dus elke vorm van dopen waarbij kinderen die van bekering nog geen weet hebben worden gedoopt. Dat geldt voor de kerkelijke zuigelingendoop die berust op de leer dat de doop als teken van het verbond in de plaats van de besnijdenis gekomen is. Maar dat geldt ook voor de zogenaamde huisdoop. Deze laatste houdt in dat als ouders tot bekering komen ze gedoopt worden met heel hun huisgezin. Later geboren kinderen worden als zuigeling ook gedoopt. Men voert voor deze opvatting aan dat de doop de invoering betekent in het Koninkrijk en beroept zich daarnaast op teksten die spreken over de doop van een persoon tezamen met zijn huis.
In bijgaand overzicht heb ik de argumenten voor de huisdoop opgetekend en daaronder bij elk punt mijn commentaar daarop. Een bestudering van het geheel wordt van harte aanbevolen.
HUISDOOP en COMMENTAAR DAAROP
1 De doop heeft niet te maken met de hemel, maar met de plaats die we op aarde innemen. Een plaats van belijdenis.
• accoord, maar dan moet men ook wat te belijden hebben.
2 De doop heeft niet te maken met de Gemeente, maar met het Koninkrijk.
• accoord
3 Door de doop wordt men een discipel. De doop kentekent iemand als discipel.
ª Alleen door zich te bekeren wordt men een discipel van het Koninkrijk.
4 Door de doop is men behouden wat de plaats op aarde betreft (Hd 2:40; 1 Pt 3:21).
Men wordt blijkens Mk 16:16 niet gedoopt omdat men behouden is, maar om behouden te worden. Dit behouden worden kan niet op behoud van de ziel slaan, want een uiterlijke handeling is daarvoor niet vereist en daartoe niet in staat. We willen onze kinderen deze gezegende plaats op aarde toch niet onthouden?
• Het behoud waar de doop van spreekt is eeuwig behoud. Het gaat om de doop als daad van geloof. In feite behoudt alleen het geloof, maar doop en geloof worden als één gezien. Zie Jh 5:29 wat betreft ‘het goede gedaan hebben’ en Jakobus wat de uitwerking van ‘de werken’ betreft, daar wordt onuitgesproken ook het geloof bij ingeschakeld.
We mogen doop en geloof hier niet scheiden. Het geloof behoudt, maar de doop is daarmee
verbonden. Zo goed als het oordeel hier op het eeuwig oordeel ziet, zo is met behoud het eeuwig behoud bedoeld. De kinderen van de gelovigen nemen blijkens 1 Ko 7:14 een bijzondere plaats in door de gezinsband en dat geldt zelfs voor een ongelovige huwelijkspartner.
5 Met de doop is vergeving van zonden verbonden (Hd 2:38). Dit is de zogenoemde administratieve vergeving in de zin van Jh 20:23. Vergeving wat de aarde betreft, die de doper de dopeling toezegt. Men wordt niet gedoopt omdat men vergeving bezit, maar om vergeving te ontvangen.
• In Hd 2 gaat het om vergeving in volle zin. Het is verbonden met het ontvangen van de Heilige Geest. Of Jh 20:23 de idee van administratieve vergeving leert, is trouwens nog maar de vraag. In Hd 2:38 gaat het niet om het effect van de doop op zichzelf maar om bekering met daarmee verbonden de doop. Het is ongeoorloofd een tekst zo te verknippen. Het begrip vergeving heeft
hier geen andere betekenis dan in Hd 13:38.
6 Er staat niet dat de doop het beeld is van de afwassing der zonden, maar dat ze afwast (Hd 22:16). Ze is dat in administratieve zin.
• a Er hoeft niet uitdrukkelijk gezegd te worden, dat de doop de afwassing voorstelt, vgl. ‘dit is’ in Luk. 22:19.
b Doop als daad van geloof houdt in volstrekte zin afwassing in.
c Een andere opvatting is dat het in Hd 2 en Hd 22 gaat het om Joden. Zij ontvangen pas vergeving en de Heilige Geest als ze zich laten dopen en zich openlijk losmaken van ‘het verkeerde geslacht’ van de ongelovige Joden.
7 Iemand wordt niet gedoopt omdat hij leven heeft, maar omdat hij dood is. De doop brengt hem op de plaats van de dood van Christus. We begraven toch geen gelovigen, d.w.z. levende personen? Volgens Gl 3:27 worden we niet gedoopt omdat we Christus hebbe aangedaan, maar doen we Hem aan door de doop.
• Iemand wordt gedoopt omdat hij met Christus gestorven is. Dit laatste kan alleen gezegd worden als iemand zich bekeerd heeft. Vergelijking: Oude schoenen werpt men niet weg omdat men nieuwe heeft, maar omdat ze oud en versleten zijn. Je werpt ze echter pas weg als je nieuwe hebt. We begraven niet de gelovige, maar zijn oude mens die met Christus gestorven is. Gl 3:27 is inderdaad belangrijk, maar…de Gelaten hebben zich eerst bekeerd en namen door de doop duidelijk de christelijke positie in. Ze baseerden zich niet op de wet. Ze stelden zich niet onder de wet, maar onder de heerschappij van Christus. De doop bewees hun principiële keus voor Jezus Christus. In Rm 13:14 vinden we dezelfde uitdrukking en daar ziet ze op het praktisch vertonen van Christus door onze wandel.
Let erop dat in Gal 3:27 niet gesproken wordt over wat de doper doet, maar wat de dopeling doet. Kan een kind aan deze tekst beantwoorden? Uiteraard niet!
8 De bijbel spreekt ervan dat de gelovige met zijn huis gedoopt wordt.
•Maar de doopopdracht die de discipelen kregen behelst niet dat huisgezinnen als zodanig moesten worden gedoopt.
9 In de vijf gevallen waarvan dit vermeld wordt, is het moeilijk uit te sluiten dat daar ook kleine kinderen zijn geweest
• Dit is niet te bewijzen. In het geval van Cornelius, Lydia en de cipier te Filippi is het eerder aannemelijk dat er geen kleine kinderen waren.
10 Als die kinderen waren dan zijn ze ook gedoopt.
• Het huis omvatte ook inwonend personeel, zou dat gedoopt zijn als men weigerde de prediking
aan te nemen? Als de uitzondering mogelijk is voor hen die niet belijden willen, is er ook een
uitzondering mogelijk voor hen die nog niet belijden kunnen.
11 De eisen die aan een volwassenen gesteld worden, behoeven niet voor kinderen te gelden. We hebben in het NT met een zendingssituatie te maken.
• Een dergelijk onderscheid kent de Schrift niet. Er wordt in algemene termen over de doop gesproken en de betekenis van
- afwassing van de zonden
- begrafenis met Christus
- vraag voor God van een goed geweten,
- aandoen van Christus
gaan bij de doop van zuigelingen te loor.
De latere brieven zijn geschreven aan gemeenten, die zich niet meer in een zendingssituatie bevonden (denk aan Rom. brief). Ze bevatten onderricht over de doop zonder een enkele aanwijzing dat dit alleen geldt voor volwassenen, maar dat kinderen een uitzonderingspositie
innemen.
12 Wat voor volwassenen geldt, hoeft blijkens Rm 4 :11 nog niet voor de kinderen te gelden. Abraham ontving het teken van de besnijdenis als zegel van de gerechtigheid nadat hij tot geloof was gekomen, maar Isaäk ontving de besnijdenis voor die tijd.
• Er staat niet dat de besnijdenis het zegel van de gerechtigheid van het geloof is in algemene zin. Abraham ontving het als zodanig, maar dat gold niet voor Ismaël die gelijk met hem werd besneden, en – let op -ook niet voor Isaäk toen die besneden werd. Paulus zou zij hele betoog in Rm 4 teniet doen als de besnijdenis voor Isaäk wel die waarde gehad zou hebben. Een Jood kon dan Abraham als uitzondering nemen en zeggen dat alle anderen alleen gerechtvaardigd werden op grond van hun besnijdenis. De volken zouden dan dus eerst besneden moeten worden om de gerechtigheid deelachtig te kunnen worden.
13 De bijzondere plaats die kinderen naar Gods gedachten hebben, blijkt uit Mt 19:13-14;1 Ko 7:14 en Hd 2:38.
• Accoord, maar die plaatsen zeggen niets over de doop. De eerste schriftplaats bewijst (naast Mt 3:6) dat de doop van Johannes in ieder geval niet aan kinderen bediend werd, want anders zou de houding van de discipelen die de moeders met kinderen willen weren onverklaarbaar zijn. Zoals gezegd bewijst 1 Ko 7:14 alleen dat de kinderen door de gezinsband heilig zijn en niet als onrein beschouwd mogen worden, net als de ongelovige huwelijkspartner. In Hd 2:38 gaat het niet om kleine kinderen, maar om nageslacht, vergelijk Hd 13:32.
14 Dopen is een zaak van gehoorzaamheid van de doper, niet van de dopeling. Er is geen enkel gebod om zich te laten dopen.
• Uiteraard is het gebod in eerste instantie aan de predikers gegeven. Zij dopen; de bekeerling doopt nu eenmaal zichzelf niet. Maar Hd 2:38, zowel als 22:16 houden indirect een gebod in om de doop te ondergaan.
Opmerkingen:
Zij die de huisdoop voorstaan zijn gedwongen in verband met hun opvatting over de doop termen in te voeren als:
- administratieve vergeving;
- behoud wat omstandigheden op aarde betreft;
- brengen op een plaats van zegen op aarde.
Deze termen vinden we nergens in directe zin in de Schrift vermeld. Dit maakt hun betoog zwak. Vervolgens is men gedwongen de betekenis van de doop in te perken waar het zuigelingen betreft. Dat maakt hun betoog ook uiterst zwak.
Zij die de doop op belijdenis voorstaan, dopen hen die kunnen belijden zondaar te zijn en die zich bekeren. De grens met kinderen die dit niet kunnen of niet willen is duidelijk.
Wat doen zij die de huisdoop voorstaan daarentegen met de oudere kinderen in een gezin, die zich nog niet bekeerd hebben, maar anderzijds niet afwijzend staan tegenover Christus? Wanneer begint de eis van bekering en geloof die men aan de volwassenen stelt voor hun kinderen een beslissende rol te spelen? Schept men niet een wazig grensgebied?
Als een huis gedoopt wordt omdat de vader tot bekering is gekomen, dan wordt volgens de opvatting van de huisdoop het gezin op het terrein van het koninkrijk geplaatst. Maar moeten de kinderen die later in dat gezin geboren worden per se de doop ondergaan om ook op dat terrein geplaatst te worden? Vindt de geboorte om zo te zeggen buiten het koninkrijk plaats?
Nabeschouwing
Aangezien de doop niet met de gemeente, maar met het koninkrijk te maken heeft, moet verschil van zicht op de doop niet tot een breekpunt van praktische gemeenschap gemaakt worden. Als iemand die nooit gedoopt is, weigert gedoopt te worden is het een ander punt; ongehoorzaamheid in het punt van de doop laat zich niet combineren met gehoorzaamheid inzake het avondmaal Hetzelfde geldt voor iemand die overtuigd is dat de kinderdoop onjuist is en dat hij gedoopt moet worden, maar zich pertinent niet wil laten dopen.