017 De huisdoop getoetst – 2

Notities voor de huisdoop die ontleend zijn aan “Quelques pensées sur le Baptème” par J.L.

1) Bij elk nieuw systeem dat in de Schrift aan de orde komt is er – in het algemeen
gesproken – sprake van doop. Dat is zo bij :

  • de uittocht uit Egypte: het volk werd tot Mozes gedoopt – 1 Ko 10:1,2
  • het optreden van Joh. de Doper – Mk 1:4,5

Commentaar: Dit is de doop van bekering waarbij staat dat zij die gedoopt werden
hun zonden beleden.

  • periode van de gemeente – Mt 28: 29

2a) de doop door de discipelen bond de dopeling aan de levende Christus op aarde

  • met het oog op de zegening die Christus door zijn aanwezigheid voor Israël
    aanbracht.

Commentaar Waar staat dat met die woorden? De de doop die volgde op hun
bekering markeerde hen als discipelen van het koninkrijk

2b) De christelijke doop verbindt niet met een levende Christus op aarde maar met een gestorven Christus. Geen verbinding tussen de mens in het vlees en God. In de dood van Christus vindt de mens zijn einde als afstammeling van Adam. De doop is het beeld van onze identificatie met Christus in de gelijkheid van zijn dood

Commentaar: Niet de identificatie zelf. Die vindt slechts plaats door bekering en geloof. In de doop sterf je niet, maar wordt je als gestorvene met Christus begraven en daardoor op terrein van de dood geplaatst. “Begraven door de doop tot de dood ” – Rm 6:4 is niet “Gedood door de doop tot de dood”. Je begraaft mensen die gestorven zijn

3) Door de dood van Christus, waarvan de doop het beeld is en door zijn opstanding hebben
wij een goed geweten -1 Pt 3:21

Commentaar: De doop is geen beeld van de dood van Christus. Het water van de doop is te vergelijken met het water van de zondvloed en ziet op het oordeel dat over Christus kwam op het kruis. Het water was oordeelswater voor degenen, die niet in de ark gegaan waren, het was reddend water voor hen die wel in de ark waren gegaan. De doop spreekt van oordeel, maar door de opstanding van Jezus Christus is het doopwater voor ons reddend water. Maar dat gaat alleen op voor hen die geloven, zij krijgen
een goed geweten. Overigens is ook de uileg mogelijk dat de doop de vraag inhoudt van een goed geweten in plaats van om een goed geweten te krijgen. Dan is het zo dat de dopeling die zich heeft bekeerd een goed geweten heeft en dit goede geweten doet hem gehoorzaam zijn om zich te laten dopen. De Telosweergave laat deze opvatting toe.

4) We mogen niet concluderen dat allen die gedoopt werden het inzicht bezaten of de realiteit van wat in Rm 6 wordt onderwezen. Dit gedeelte toont alleen wat de draagwijdte voor God is.

Commentaar Dit is een zeer dubieuze opmerking die de grond moet leggen voor doop van zuigelingen! De schrift zegt: Weet gij niet, dat… – Rm 6:3
Zij die gedoopt worden behoren de draagwijdte van de doop te kennen of in ieder geval bekwaam te zijn om het onderwijs dienaangaande te kunnen begrijpen. De doop houdt in dat men zich als gedoopte gedraagt en niet meer het vlees laat werken. Een zuigeling of kleuter kan aan die draagwijdte niet beantwoorden.

5) Het is onmogelijk tot God te naderen anders dan door de dood van Christus

Commentaar: Accoord maar dat is niet hetzelfde als via de doop. Het kan alleen door het geloof in de gestorven en opgewekte Heiland

6) De uiterlijke handeling waardoor men de belijdende christenheid binnentreedt houdt in, dat het vlees niet anders dan boos is, dat zijn plaats de dood is, de dood die als hij op ons was gevallen een oordeel zonder barmhartigheid zou zijn.

Commentaar: De stelling dat we door de doop de christenheid binnentreden of het koninkrijk of een soortgelijke formulering, staat nergens zo in de Schrift. We moeten dus erg voorzichtig zijn met dergelijke uitdrukkingen. Zeker mogen we niet op grond van zo’n stelling de conclusie trekken dat we onze kinderen moeten dopen om ze ook die plaats te geven. Dat is namelijk steunen op menselijke redenering. Wat J.L. hier stelt is trouwens ook al redenering. De doop houdt slechts heel indirect in
dat het vlees boos is. Het kruis van Jezus Christus houdt dat namelijk in. Daar vindt de mens zijn einde, daar is de gelovige in Christus geoordeeld. De doop is de begrafenis van deze geoordeelde mens – Rm. 6:6-8

7) Let op de schildering van drie cirkels van verschillende grootte in > – Ef. 4:4-6 De eerste cirkel gekenmerkt door Lichaam, Geest en Hoop ziet op de ware gelovigen. De tweede cirkel gekenmerkt door Heer, Geloof en Doop ziet op de belijdende christenheid. De derde cirkel gekenmerkt door God en Vader van allen ziet op de mensheid.De doop hoort bij de tweede cirkel.

Commentaar: Deze uitleg van drie cirkels die steeds wijder worden klopt helemaal niet. Deze verzen duiden niet drie groepen mensen aan, maar zien op de drie aspecten van eenheid waardoor de gelovigen gekenmerkt worden, te weten: a).innerlijk; b) een in hun belijdenis naar buiten c) hun eenheid van oorsprong. Het kan onmogelijk de bedoeling van de brief aan Efeze zijn drie in grootte verschillende cirkels te tekenen. Dat strijdt met het onderwijs van de brief, die de Gemeente voorstelt zoals ze is naar
Gods gedachten. Daar zou dan nota bene een cirkel bij zijn van belijdenis waarbij geen realiteit van het geloof aanwezig behoeft te zijn. Dit strijdt met het karakter van de brief.

Ook het gebruik van de term Vader – in deze brief -sluit deze theorie uit. Wij mogen dankbaar zijn voor wat de broeders in de vorige eeuw ons geleerd hebben, maar we moeten ook wat zij geleerd hebben toetsen en hun uitleg van dit gedeelte kan helaas de toets van de kritiek niet doorstaan. N.B. Dat er in de praktijk een dergelijke cirkel van belijdenis is, die groter is dan de cirkel van de Gemeente, is waar, maar dat is een gevolg van verval, het is beslist niet de bedoeling van Ef. 4 om dat te leren.

8) Paulus zegt: Christus heeft mij niet gezonden om te dopen. Hij verwerpt de doop niet, hij heeft ook gedoopt. Hij was niet gekomen om een nieuw systeem van relatie met God in te stellen door mensen om Paulus te vergaderen, maar ” de christelijke doop gepraktiseerd vindende, heeft hij er niets aan veranderd want hij was zelf ook gedoopt”.

Commentaar: Wat is het nut van deze opmerking?? Het slot is trouwens heel eigenaardig. Een uitleg alsof de doop niet tot de bediening van Paulus behoorde is dubieus. De tekst: “Werk niet om de spijs die vergaat” houdt niet in dat we niet voor ons ‘natje en droogje’ zouden moeten werken, maar dat dat niet de hoofdzaak van ons leven mag uitmaken. – Jh 6:27. Zo betekent ‘niet gezonden om te dopen’ evenmin, dat de doop niet mee tot de bediening van Paulus behoorde. Het geeft slechts aan, dat dat niet de hoofdzaak van zijn bediening was. Anders had hij namelijk niemand moeten dopen.

9) Wat erkent God op aarde? Is het het Jodendom, het heidendom, het mohammedanisme of het christendom. Zeker, Hij erkent het christendom (de christenheid?), waardoor de mens op een bijzondere grond van relatie en verantwoordelijkheid voor God geplaatst is. Daar werkt God in Zijn genade, daar woont Hij door Zijn Geest, dat erkent Hij als Zijn tempel, Zijn huis.

Commentaar: Opnieuw redenering. De christenheid als zodanig erkent God niet, deel uitmaken van die christenheid geeft geen bijzondere grond van relatie. Dit is het overbrengen van wat kenmerkend is voor het Jodendom op de christenheid. God erkent alleen als zijn huis wat gebouwd is als levende stenen op de steen Jezus Christus – 1 Pt 2:4,5

10a) Er zijn twee aspekten met betrekking tot het huis van God a. – Ef 2:20,21,22 en b. : – 1 Ko 3:9-17
Het huis zoals God het bouwt (a), en het huis zoals het mede door de dienst van de mens gebouwd wordt (b). In het laatste geval bestaande uit gelovigen en ongelovigen

Commentaar: In principe accoord dat er dit verschil is, maar

  • in 1 Ko 3 is geen sprake van gelovigen of ongelovigen
  • het is maar heel de vraag of God de ongelovigen wel tot Zijn huis, Zijn tempel rekent.

10b) Tot het huis in de tweede zin (b) treedt men toe door de doop, niet tot de gemeente gezien
als lichaam van Christus

Commentaar: Met het tweede accoord, maar het eerste … Waar staat dat? Je wordt deel van de christenheid door je te “bekeren” , door Christus als Heer te belijden. De doop legt daarvan medegetuigenis af. Is een heilsoldaat soms geen deel van de christenheid?

11) De opdracht gegeven aan de discipelen na de opstanding van de Heer is wereldwijd – Mt 28; Mk 16 Het behoud wordt niet aan de doop gekoppeld (denk aan de misdadiger op het kruis). Zover wij weten zijn de apostelen niet gedoopt met de christelijke doop.

Commentaar: In het eerste zinsdeel in Mk 16 worden geloof en doop aan elkaar gekoppeld. Natuurlijk maakt in wezen het geloof zalig, maar de doop als daad van geloof hoort erbij. Dat in het tweede zinsdeel de doop niet wordt genoemd is logisch want als iemand niet gelooft zal hij zich ook niet laten dopen of heeft zijn doop geen enkele waarde. Van de apostelen kunnen we alleen zeggen dat we het eenvoudig niet weten of ze gedoopt zijn.

12) Ten aanzien van de toepassing van de doop somt JL een aantal teksten op zonder commentaar te geven, te weten: “zij dan die zijn woord aannamen” – Hd. 2:38-41
“toen zij geloofden…lieten zij zich dopen” – Hd. 8:12,13 “kijk water wat verhindert mij gedoopt te worden” – Hd. 8:36-38 “ hij beval hen te dopen” – Hd 10:44-48

commentaar: In al deze gevallen gaat het echter om mensen die zich bekeerden en geloofden

JL wijdt extra aandacht aan: Zij (Lydia) en haar huis – Hd. 16:15
commentaar vs. 40 spreekt over “broeders” bij haar in huis
Stokbewaarder en de zijnen die gedoopt werden – Hd 16:33,34
commentaar zie vs 32 en 34

Crispus en zijn huis die gedoopt werden – Hd. 18:8
commentaar: er staat dat hij geloofde met geheel zijn huis, zie ook vs. 8b waar staat dat de Korinthiërs hoorden, geloofden en gedoopt werden

huis van Stefanas dat gedoopt werd – 1 Ko1:16
commentaar: kennelijk gelovigen zie – 1 Ko 16:15

JL stelt dat niet alleen de betreffende personen, maar ook hun huisgenoten werdengedoopt. Niets geeft ons gezag te denken dat andere personen dan zijzelf in hun huis tot geloof zijn gekomen

commentaar: dit is een typisch staaltje van omkering van bewijslast. JL moet aantonen dat niet-gelovigen in hun huis gedoopt zijn. De context wijst trouwens op het tegendeel, zoals uit het tussengevoegde kommentaar blijkt.

Wie zich beroept op de doop van huisgezinnen om babies te dopen moet aantonen:
a. dat in de genoemde gevallen er babies aanwezig waren (in meer dan één geval valt het tegendeel aan te tonen)
b. dat deze babies zijn gedoopt (voorbeeld: “al zijn huisgenoten” in – Gn 17:27 omvat blijkens vs.23 alleen de manlijke personen)
c. dat als een huis eenmaal was gedoopt de later geboren kinderen als baby werden gedoopt om ze in het huis Gods te introduceren.
Om de woorden van JL te gebruiken:
niets in de Schrift geeft ons gezag om de later geboren kinderen te dopen. Elke aanwijzing daartoe ontbreekt hoewel er toen Paulus zijn latere brieven schreef toch al heel wat kinderen in christelijke gezinnen geboren waren, waarvan de ouders op een eerder tijdstip van het heidendom tot het christendom overgegaan waren
d. tot welke leeftijd een kind op grond van het geloof van het hoofd van het gezin en op zijn gezag gedoopt moet worden. ( bij de besnijdenis was er geen leeftijdsgrens. Het huis van Abraham omvatte jong en oud, lijfelijke kinderen en knechten)

13) Daar het moeilijk te zeggen is, dat in deze drie gezinnen allen gelovig waren geworden, volgt daaruit dat als in zo’n huis het hoofd van het gezin tot geloof was gekomen hij de leden van zijn familie zal meegeleid hebben om plaats te hebben in het huis van de Heer, waar zij officieel kunnen ingevoerd zijn door de doop, als ze die tenminste niet weigerden.

Commentaar: Dit is niets anders dan een veronderstelling waar de basis aan ontbreekt. Waarom aan het slot die uitzondering ? Hebben kinderen wat te weigeren?

14) Wat verstaat het woord van God onder huis:

  • eenheid man en vrouw(-samen met kinderen) het huis. – Gn 2:24
  • zijn huis wel besturend. – 1 Tm. 3:4,5
    Zie ook: – Ko 3:18,19;
  • Ef. 5:22- 6:1-9
    Het huis kan eventueel huisbedienden omvatten.

Commentaar: Moeten we die soms ook dopen als ze ongelovig zijn, maar de doop niet weigeren?

Als het de taak van ouders is hun kinderen op te voeden in de vreze des Heren waarom – Ef 6:1-3; Ko 3:20 dan ze niet officieel door de doop introduceren in het huis van God?

Commentaar: omdat die introductie een hypothese is en we er nergens opdracht of aanwijzing voor vinden. Bovendien gaat het om kinderen die de vermaning van de brief kunnen begrijpen en die moeten gehoorzamen in de Heer, dus zijn het gelovige kinderen die hier worden aangesproken.

Beroep op Noach en de zijnen – Gn 7:1
God verbindt zich aan Abraham en zijn nageslacht en gebiedt de besnijdenis – Gn 17:6

Commentaar: in de opdracht tot besnijdenis wordt heel gepreciseerd aangegeven dat al wat manlijk was besneden moest worden, dus niet het hele huis in volstrekte zinmeisjes en vrouwen niet, toch staat er in dat al zijn huisgenoten besneden werden. – Gn 17:27
Kennelijk waren dat dus niet allen in zijn huis. Anderzijds werden de mannelijke vreemdelingen wel besneden. Kunnen wij dat overbrengen op de huizen in het NT?

15) J.R. beroept zich op de aanwijzing voor de positie van kinderen in gezinnen waar een – 1 Ko 7:14
van de partners een ongelovige is en voert aan dat dit anders is dan wat we vinden in en voert aan dat dit anders is dan wat we vinden in – Ea10:4; Nh 13:23

Commentaar: met deze opmerking gaan we accoord maar de positie van kinderen in een christelijk gezin wordt enkel bepaald door geboorte- of huwelijksverbinding, opvallend is dat er geen beroep gedaan wordt op de doop die deze kinderen zouden hebben ondergaan; dit vers uit de Korinthebrief getuigt juist sterk tegen de huisdoop. Als de kinderen gedoopt waren zou de apostel daar toch ook op gewezen hebben? Dit kunnen we beschouwen als een bewijs van stilzwijgendheid.
Bovendien lezen we dat de ongelovige huwelijkspartner geheiligd is in zijn vrouw, maar dat betekent toch ook niet dat hij daarom gedoopt is of gedoopt moet worden?

De volgende notities voor de huisdoop zijn ontleend aan Reasons for my faith as to baptism by F.W. Grant.

16) Grant zegt dat zijn opvatting door sommigen beschouwd wordt als dwaalleer of vergeleken wordt met melaatsheid aan het hoofd

Commentaar: dit gaat te ver. Een verschil van mening over een bepaald bijbels onderwerp mag nog niet dwaalleer genoemd worden of met melaatsheid vergeleken worden. Dan zou het moeten gaan om een leer die het werk en de persoon van Jezus Christus naar beneden haalt.

17) Anderen noemen het – zo zegt Grant- de vrucht van moeizame redenering

Commentaar: dat is precies mijn onafhankelijk gevormde indruk!! Het is wel typerend dat Grant 24 bladzijden inleiding nodig heeft om tot zijn eigenlijke betoog over te gaan.

melaatsheid aan het hoofd

Dit gaat eveneens te ver. Melaatsheid is namelijk een beeld van de hardnekkigheid van de zonde en van zondige redenering is bij Grant geen sprake.

18) Niets wat over de huisdoop geschreven is drukt precies uit wat zijn opvatting is. Hij geeft zelf aan dat dit als ” a sufficiently damaging admission” beschouwd zal worden

Commentaar: is dat zo verwonderlijk?! Houd je er dan zo’n unieke opvatting op na. Is Grant dan de enige die de juiste doopopvatting heeft?

19) De doop geeft geen introductie in de Kerk ( Church)-als lichaam van Christus. Daarvoor is de doop met HG nodig – 1 Ko 12:13

Commentaar: daar zijn we het helemaal mee eens.

Maar Kerk is ook het huis van God en dat in twee aspecten
-als gebouwd op het fundament van apostelen en profeten – Ef.2:20,21
-als tegenwoordige woonstede van God – 22; 1 Ko.3:12-15

Commentaar: dit verschil als volmaakte gebouw van God en het feilbare bouwsel van de mens onderschrijven we . Zie echter mijn kritiek op J.L. die zich op ditzelfde verschil baseert. FWG geeft toe dat 1 Ko 3 in eerste instantie op de leer slaat. Maar breidt dit via – 1 en 2e Tm. uit tot het vormen van het ‘grote huis’

20) Het gebouw van Christus bestaat enkel uit levende stenen. Volgens velen is doop de erkenning van het werk dat God gedaan heeft en alleen kan doen in de ziel. Ze beroepen zich op het geval van Cornelius: eerst de Heilige Geest ontvangt en dan ps gedoopt wordt. Maar laat ze eens zien naar:
-de woorden van Petrus – Hd. 2:38

  • situatie in Samaria – Hd. 8:16
  • het voorval te Efeze – Hd.19:5,6.
    Grant beschouwt Cornelius als uitzondering.

Commentaar Dit is geen eerlijke bestrijding. FWG voert een extreem standpunt aan om te bevechten. Wie van ons beweert dat we moeten weten of iemand de Heilige Geest heeft ontvangen?
Het criterium om iemand te dopen is de vraag of hij zich heeft bekeerd en gelooft in de naam van de Here Jezus.

21) We mogen God danken dat Hij niet een instelling (ordinance) heeft aangewezen als introduktie in Zijn Kerk op aarde.

Commentaar: hartelijk mee eens. maar…..FWG maakt van de doop toch een toegangspoort tot de Kerk van God op aarde, zij het dan in het aspekt van het huis gebouwd door mensen. Nu is de doop de toegang tot de Kerk of ze is het niet. Als ze het niet is, is ze het ook niet in een bepaald aspekt. Je kunt wel onder een verschillend aspekt een huis betreden, maar je kunt niet in het ene aspekt van het huis er wel aanwezig zijn, maar onder het andere aspekt niet

22) Na de uiteenzetting over de Kerk (blz.7-9) en koninkrijk van God volgt een beschouwing over de drie cirkels van – Ef 4:3-6.

Commentaar: met zijn uiteenzetting over de Kerk en het Koninkrijk kan ik het wel eens zijn, maar met zijn uitleg van Ef 4:3-6 – hoewel ook door Darby en Kelly naar voren gebracht – ben ik het totaal oneens zie hiervoor mijn commentaar bij JL. Het gaat daar niet om drie groter wordende cirkels van eenheid maar om drie aspekten van dezelfde eenheid.

23) Blz. 16-21: Grant bestrijdt de leer dat de gelijkenissen van het koninkrijk niet de christelijke toestand beschrijven, maar de joodse in de toekomst , zoals Bullinger met zijn ultrabedelingen leer naar voren brengt

Commentaar: in hoofdlijnen met zijn bestrijding eens. Maar moet FWG hierop ingaan, omdat in zijn visie de doop ermee staat of valt?

24) Blz. 21-22: Koninkrijk van Gods geliefde Zoon is hetzelfde als Koninkrijk van God. – Ko 1:13)

Commentaar: in wezen gaat het slechts om een ander aspect van het Koninkrijk der hemelen, zie mijn verhandeling hierover die op de website geplaatst zal worden.

25) Blz. 23-25: Koninkrijk door de bedelingen heen. Onder Israël nationale geboorterecht, besnijdenis., wet. Dit systeem faalde. Vraag aan slot: Is er iets voor in de plaats gekomen als een uitwendige introduktie in het koninkrijk van God?. En is er in dit nieuwe ‘discipelen maken van het koninkrijk’ een plaats bereid voor de kinderen van de proselieten

Commentaar: moet er iets voor in de plaats komen? En dat als een uitwendige introductie? Hier wordt redenerend gewerkt met een veronderstelling.

26) Wassingen of dopen onder de wet. Dopen was niet iets nieuws. Het was een Joods gebruik , men kende ceremoniele wassingen. -Mk 7:4; Lk 11:38,39 Daarnaast ook aangeduid in > – Hb 9:10.
Vorm niet belangrijk. Hangt niet af van de manier. Doop tot Mozes was zeker geen onderdompeling. Ook doop met vuur etc. geen idee van onderdompeling

Commentaar: zeer aanvechtbare methode van redenering. Met behulp van enkele symbolische dopen’ (waar de idee van ’totaal omgeven zijn door ’ trouwens duidelijk aanwezig is) gaat FWG de handeling van dopen als zodanig inperken. Moet dit dienen om de weg voor zuigelingendoop vrij te maken? Wat doet men met de duidelijke aanwijzingen in de Schrift van: -dopen in de Jordaan -afdalen in water- beeld van
begrafenis??

27) De doop van Johannes en van de Heer door deze voorloper van de Heer. Joodse doop is ‘baptismos’-en dat spreekt van een handeling, die herhaald kan worden. Doop in NT is ‘baptisma’-spreekt van resultaat- van een permanente staat. Dus geen herhaling. Doop van bekering, bereidde volk voor op komst van de Heer en spreekt van reiniging. Markeerde en scheidde af een overblijfsel van de massa van het volk om het komende oordeel te ontgaan

Commentaar: accoord, maar wat is dat komende oordeel? Het eeuwig oordeel of slechts het oordeel over het Joodse volk (denk aan 70 n Chr.?

Ze beleden hun zonden en werden gedoopt met oog en hoop op vergeving van zonden, hoewel ze die nog niet bezaten

Commentaar: is dat laatste wel waar? Het kennen ervan mogen ze niet bezeten hebben, maar de vergeving zelf kregen ze toch wel

Deze doop bracht ze in een staat van discipelschap tot Johannes

Commentaar: Dat is zo, maar dat ging niet zonder de prediking te aanvaarden en hun zonden te belijden.

Reden van doop van Jezus Christus is geen voorbeeld voor christelijke doop

Commentaar: accoord. Wij worden niet gedoopt omdat Jezus gedoopt werd, maar Jezus werd gedoopt omdat het joodse overblijfsel gedoopt was / werd. Door de doop voegde Jezus Zich bij hen ok ze uit de stal te leiden

Het betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Johannes en Jezus? Maar Johannes vervulde toch niet ‘gerechtigheid’ door het dopen van anderen?

Commentaar: daar gaat het niet om, het gaat niet om dopen van anderen, maar om het dopen van Jezus en daarmee werd iets vervuld dat recht was voor God. Waarom gaat Grant totaal voorbij aan feit dat van hen die door Johannes gedoopt werden vermeld wordt dat ze hun zonden beleden, wat van babies niet gezegd kan worden.
Waarom gaat hij totaal voorbij aan het feit, dat er met geen woord over de doop van kinderen (die dus niets belijden konden) gesproken wordt?? Als Johannes gewoon was kinderen te dopen dan is – zoals al gezegd – het totaal onbegrijpelijk dat de discipelen de moeders bij Jezus willen weghouden

28) Sleutels van het Koninkrijk
Doop door de discipelen vóór het kruis is identiek met doop van Johannes. – Jh. 3:22; 4:1,2

Commentaar: dat is waar, maar wat heeft die opmerking te maken met de huisdoop?

De christelijke doop werd pas gepraktiseerd na de opstanding van de Heer. De Heer stelt: Mij is gegeven alle macht – gaat dan heen maakt alle volken tot discipelen. Het geven van de sleutels van het koninkrijk kan moeilijk alleen op Petrus slaan – Mt 16::19 en dan in die zin als zou hij ze gebruikt hebben:
-op de Pinksterdag voor de Joden -in huis van Cornelius voor de heidenen.
Dan zou het voor ons weinig betekenen.

Commentaar: FWG moet wel met heel degelijke bewijzen komen om dit woord gericht tot Petrus te veralgemenen. Het woord van de Heer is na een speciaal optreden van Petrus alleen tot deze discipel gericht. Het effect van het ontsluiten is altijd geldig. Denk aan de opmerking over de bekering ten leven in – Hd 11:18 Het effekt daarvan geldt voor alle volken door de eeuwen heen

Argumenten: -sleutels dienen op toe te laten. De Farizeeën sloten het Koninkrijk der – Mt 23:13
Hemelen en deden dit doordat ze de sleutel van de kennis hadden weggenomen – Luk.11:52
Kennis moet dus noodzakelijk een sleutel zijn voor het koninkrijk der hemelen. Petrus opende het koninkrijk zeker te Jeruzalem en te Caesarea, maar deed Paulus dat door zijn prediking ook niet?

Commentaar: Het feit dat aan Petrus de sleutels van het Koninkrijk der hemelen zijn toevertrouwd behoeft niet in te houden, dat bij iedere evangelieprediking het koninkrijk geopend en daarna weer gesloten wordt. De Here Jezus zou heengaan om voor ons plaats te bereiden in het Vaderhuis. Die uitdrukking betekent toch ook niet dat Hij voor iedere zondaar weer plaatsbereidt? Hij heeft dat eens voor altijd gedaan door zijn sterven, opstanding en hemelvaart. Zo is het Koninkrijk eens voor altijd opengesteld voor Joden en voor Heidenen. Iedere prediker kan mensen uitnodigen om in te gaan
door de prediking van het evangelie te aanvaarden. Die prediking is namelijk geen monopolie van Petrus.

29) Het feit dat ook anderen deze sleutelmacht bezitten blijkt uit een vergelijking van – Mt 16:19
met het bekende woord opgetekend in > – Mt 18:18.
Het opdracht van binden en ontbinden geldt namelijk niet alleen voor Petrus, maar is aan alle gelovigen toevertrouwd.

Commentaar: binden en ontbinden is niet hetzelfde als openen en sluiten van het Koninkrijk der hemelen Het betreft óf de zonden op iemand binden of ze van hem losmaken óf het in-of uitsluiten buiten de praktische gemeenschap, dus een ban op iemand leggen of die van hem wegnemen.

30) Als Petrus de deur de ene keer opende voor de Joden en de andere keer voor de heidenen, dan is de deur twee keer geopend, maar zijn er niet twee sleutels gebruikt. We hebben gezien wat de ene sleutel is (de prediking}, we moeten de tweede nog vinden.

Commentaar: Hoe komt Grant ertoe te spreken van twee, (kennelijk) verschillende sleutels? Waarom niet drie, vier of vijf? Dit is weer speculatie!! Het kunnen voor hetzelfde twee of meer dezelfde sleutels zijn..

31) De opdracht om alle volken tot discipelen te maken beslist niet alleen aan Petrus gegeven. – Mt. 28
Er staat letterlijk: discipelt alle volken. De volken worden niet eerst discipelen die daarop worden gedoopt, maar volgens deze tekst worden de volken tot discipelen gemaakt door hen te dopen. Als ‘discipelen’ de intrede in het koninkrijk inhoudt dan hebben we hier de andere sleutel. We hebben hier dus de tweede ‘dopen’ en ‘onderwijzen’

Commentaar : a. De vraag is of we de tekst: ‘Discipelt alle volken hen dopende…. hen onderwijzende….’ moeten lezen als:
1) ’discipelt hen door hen te dopen” of als
2) ‘discipelt hen en doopt hen’. In het eerste geval staat er dat de doop het discipelschap bewerkt.
b. Dan moeten we echter ‘hen lerende te bewaren’ ook daarbij betrekken en zou men pas een discipel zijn na voldoende onderwijs. Die konsekwentie trekt FWG kennelijk, maar daarbij zet hij (bij de uitleg van deze tekst) de doop zelfs voorop alsof er eerst helemaal geen prediking nodig is. Waar blijft de prediking in de opdracht van > – Mt 28 volgens FWG ?? Let op de gelijknamige opdracht in > – Mk 16:15
waar heel duidelijk gesproken wordt over “predikt het evangelie” met de daarop volgende uitspraak : “wie geloofd heeft en gedoopt is”. Let daarbij op de volgorde!
c. We moeten Schrift met Schrift vergelijken. Welnu we lezen in > – Jh 4:1 ‘dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes’ . Hier gaat de uitleg ‘door te dopen’ niet op. Doop en discipelschap horen inderdaad bij elkaar, maar je maakt iemand geen discipel door hem te dopen, maar door prediking. En zij die de prediking aannemen worden door de doop als discipel gekenmerkt. (N.B. Verderop in zijn betoog zegt FWG eigenlijk hetzelfde, maar daarmee ondermijnt hij zijn stelling dat de doop de tweede sleutel is, want de dopeling is al een discipel voordat hij gedoopt is)
d. De zin ‘als discipelen’ invoeren in het koninkrijk’ krijgt daarmee een andere inhoud. De prediking voert in het koninkrijk als men deze aanneemt. De bewering dat de doop de tweede sleutel is hangt daarmee in de lucht. Van belang is ook de vermelding in > – Hd 14:21 waar over de doop niet gesproken wordt en het maken van discipelen enkel verbonden wordt met het prediken van het evangelie.

32) Of de onderwerping aan Christus reëel is of niet moet later vastgesteld worden, die vraag moet niet tevoren worden gesteld…hoewel we er ook niet lichtzinnig mee moeten omgaan.

Commentaar: deze opmerking is terecht. Zij die de doop op belijdenis voorstaan willen soms een heleboel zekerheden inbouwen voor ze iemand dopen en dat is niet juist. De doop is niet het einde van een proefperiode, maar de start van een nieuwe levensweg, die in de praktijk getest moet worden aan de hand van het gedrag van de dopeling dat op de doop volgt. Alleen als bijv. de dopeling in een zondige verhouding verkeert kunnen we zijn oprechtheid testen door hem te zeggen dat hij die verbreken moet. In bepaalde gevallen vragen zendelingen bijvoorbeeld aan de dopelingen of ze getrouwd zijn of dat ze samenwonen. (Dat laatste komt in Afrika en Zuid-amerika veel voor en neemt helaas hier in Europa ook hand over hand toe). Is het laatste het geval dan dopen de zendelingen in deze gebieden hen pas als ze ‘naar het stadhuis geweest zijn.’

33) FWG stelt dat dopen ‘in de naam’ of ‘tot de naam’ verband houdt met de leer, het geloof als geloofsleer en brengt zo de doop en het geloof bij elkaar. Het geloof gezien als uitmakend de tweede cirkel van > – Ef. 4.

Commentaar: naar mijn overtuiging staat de naam voor de persoon en duidt “dopen tot de naam” op de verbinding met die persoon door een uiterlijke, symbolische handeling.

34) De schrijver beroept zich op > – Hd 2::38; 22:16
en op > – Jh 20:23
om te stellen, dat

  • de doop inhoudt de vergeving en afwassing van de zonden;
  • dat dit niet ziet of terugslaat op de reiniging die door het bloed tot stand gekomen is en
    die effectief wordt door het geloof in Jezus Christus;
  • dat het gaat om vergeving of afwassing die de doper verleent of tot stand brengt
    (zogenaamde ‘administratieve vergeving’ genoemd);

Commentaar: zonder te beweren dat FWG hier totaal mis is, wil ik toch het volgende
opmerken:

  • de term ‘administratieve vergeving ‘komt net zo min als de term ‘behoud op aarde’ in de Schrift voor, het is dus terdege zaak om scherp te onderzoeken of het begrip onomstotelijk vast staat en dat is niet het geval;
  • het is de vraag of Jh 20 wel gezien mag worden als iets dat alle gelovigen geldt.
    De handeling van blazen en geven van de Geest is daar uniek. De apostelen ontvangen de Heilige Geest op de Pinksterdag naast deze bijzondere handeling van de Heer, het omgekeerde vindt niet plaats, bijv. dat de apostelen blazen op anderen om de Geest in die zin mee te delen en deze macht over te dragen;
  • in Hd 2:38 en 22:16 gaat het om Joden. Er is dus wat te zeggen voor de mening van H.A. Ironside dat in geval van Joden, de vergeving en afwassing pas hun deel wordt als ze door de doop zich openlijk los gemaakt hebben van het joodse volk. Er is namelijk een verschil met Cornelius, de heiden. Hiertegen kan ingebracht worden dat w.s. Cornelius een uitzondering vormt omdat daar aan de Joden getoond moest worden dat God hem had aangenomen en Petrus dus correct handelde door hem te dopen;
  • los daarvan kan gezegd worden dat bekering en doop bij elkaar horen. Zoals de prediking (bekering) iemand tot discipel maakt en de doop hem als discipel kenmerkt, zo kan ook gezegd worden, dat de doop als daad van geloof behoudt en zonden afwast. De bekering en het geloof doen dat in feite, maar in de doop wordt het bevestigd;
  • in Hd 2 zegt Petrus niet : ‘ik (of ‘wij’) zullen je je zonden vergeven’; hij spreekt slechts algemeen over ‘tot vergeving van zonden’ en net als van het ‘gij zult de Heilige Geest ontvangen’ dat daarop volgt kan ervan gezegd worden dat God de bewerker ervan is.
    Zo ook zegt Ananias niet: ‘Ik zal je je zonden afwassen’, maar ‘Laat je zonden afwassen’.
    De basis voor de theorie van FWG is dus ontzaglijk wankel.
Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies