Mattheüs 4:13
Van Nazareth naar Kapernaüm
N.B. het oude ex. ontbrak… aangevuld in 2007
De Heer vertrok uit Judea. Hij vestigde zich niet of niet meer in Nazareth maar ging wonen in Kapernaüm bij de zee van Galilea. Die stad was dus erg bevoorrecht om de woonplaats te zijn van de Messias. Het bracht echter ook de verantwoordelijkheid met zich mee om Jezus ook als Messias te erkennen. Helaas hebben de inwoners van die stad dat niet gedaan (zie Matth 11:23) met alle ernstige gevolgen van dien.
Gebied van Zebulon en Nafthalie
Het voorrecht voor dit hele noordelijke gebied waarin Kapernaüm lag, was eeuwen te voren door de profeet Jesaja aangeduid met de woorden, dat het volk dat daar in geestelijke duisternis en geestelijke dood leefde een groot licht zou zien (Jes. 8:23-9:1). Jezus Christus was dat Licht en verspreidde het licht. Johannes, de schrijver van het vierde evangelie schrijft dat het licht geschenen heeft in de duisternis, maar dat de duisternis er niet door verdwenen is (Joh. 1:3). De bewoners van Kapernaüm zijn wel uiterlijk door het licht verlicht, maar het heeft innerlijk niets bij hen veranderd. Hoe zit dat bij ons?
Bekeert u
Vanaf het moment dat Jezus Christus zich in Galilea vestigde, begon Hij te prediken. Hij trad dus in het openbaar op. Zijn boodschap luidde: “Bekeert u want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen”.
Voor bekering worden in de Bijbel twee woorden gebruikt. Het ene duidt op een innerlijke verandering, namelijk het hebben van berouw over je zonden en je verkeerde toestand. Het andere woord duidt op een verandering in gedrag. Dat wil zeggen dat iemand die zich bekeert, breekt met zijn zondige levensweg en Christus als Heer gaat volgen. Bij de Joden in dit tijd was dat duidelijk te zien. Zij die zich bekeerden beleden hun zonden en gingen leven als volgelingen van Jezus Christus. Ook nu nog luidt de oproep van het evangelie: Bekeert u. Daarmee begint het christelijke leven.
Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen
De Joden verwachtten dat als de Messias kwam Hij hen zou bevrijden van de vijanden en zijn koninkrijk zou oprichten. Die verwachting was niet onterecht want de profeten spraken daar over. Ze vergaten echter een belangrijk ding, namelijk dat hun toestand dan zo moest zijn dat de Heer het koninkrijk op kon richten. Daarom spreekt de Heer eerst over bekering en daarna pas over het koninkrijk.
Hij noemt het het koninkrijk der hemelen. Dat wil niet zeggen dat het in de hemel wordt gevestigd maar dat het een koninkrijk is op aarde waar de wil van de hemel, dat is de wil van God gedaan wordt. Dat koninkrijk was nabij gekomen want de koning was er al.
Helaas heeft het volk Israël die koning verworpen, het gevolg was dat het koninkrijk niet werd opgericht op de wijze waarop de profeten erover spraken, maar op een geestelijke wijze. Allen die zich bekeren en die de wil van God gaan doen zijn namelijk discipelen van dat koninkrijk.. Daarover zullen we het in deze flitsen nog wel hebben. Voor het ogenblik is het echter van belang of we tot dat koninkrijk willen behoren. De voorwaarde kent u: ‘bekering’!