Een in zekere zin gefingeerd, maar toch herkenbaar voorval, dat is opgesteld naar aanleiding van zaken die ik zo hier en daar heb meegemaakt.
Een poosje geleden bent u boos geweest en niet zo’n beetje. Nee, niet boos op uw vrouw of uw kinderen, maar boos op een broeder. Waar anderen bij stonden hebt u hem eens flink de kast uitgeveegd. Laat ze het ook maar eens horen. Uw ogen schoten vuur, je kon er de open haard wel mee aansteken. Uw gezicht liep rood aan en uw stem trilde van kwaadheid. Zo ging het, of weet u dat niet meer?
Oké, dan kloppen de feiten. Zullen we dan nu eens de Bijbel opslaan bij Jn 4:4?! Jona is ook kwaad, kwaad op God. en dan stelt de Heer hem de indringende vraag:‘Ben je terecht boos?’. Ik ben de Heer niet, maar mag ik u toch dezelfde vraag eens stellen: ‘Had u echt reden om kwaad te zijn’?
‘Dat zou ik denken. Hij heeft dat en dat gezegd…’
Nou en? Ik kan daar niets verkeerds in zien. Die broeder heeft niets lelijks gezegd, van u niet en van een ander niet.
‘Ja maar daar zat natuurlijk wat achter. Hij bedoelde er dit mee… Ik ken hem langer dan vandaag.’
Aha, u gaat dus af op uw conclusies ofwel op vermoedens. Heeft u hem ook rustig gevraagd wat hij eigenlijk bedoelde? Een beetje informatie kan nooit kwaad, immers. Zolang u dat niet gedaan hebt, hoef ik niet eens de vraag te stellen of u reden had om kwaad te zijn. Integendeel, ik zeg u ronduit dat u die reden niet had. Nu ligt de zaak in puin en lijdt de hele vergadering eronder
Wees traag tot toorn
Zullen we nu eens samen nakijken wat de Bijbel over toorn en boosheid zegt? Ik sla Jk 1:19 op. Daar staat:‘Laat ieder snel zijn om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn’. Ik wil niet schoolmeesterachtig doen, maar uw eerste fout was, dat u niet snel was om te horen. U hebt maar even gehoord. U hebt niet geïnformeerd en aandachtig toegeluisterd . Daar bent u niet eens aan toegekomen.
Toen stapelde u er een tweede fout boven op. In plaats van uw gedachten voor uzelf te houden, hebt u meteen uw oordeel gegeven. U was dus niet traag om te spreken, nee u had uw woordje direct klaar.
Vervolgens kwam de derde fout. U gaf niet rustig uw commentaar, maar u werd direct al kwaad, en dat terwijl u niet eens wist wat er precies achter stak. U was niet traag tot toorn. en broeders die getuige waren van het incident liepen ontredderd weg.
Daarmee werd het woord uit Jk 1:20 bevestigd: ‘De toorn van een man bewerkt Gods gerechtigheid niet’. Er komt niets uit te voorschijn wat recht is voor God. Integendeel u hebt gezondigd!!.
We hoeven toch niet alles over onze kant laten gaan?
‘U kunt het wel mooi zeggen, maar we hoeven toch niet alles over onze kant te laten gaan? Er staat toch ook ergens dat we best boos mogen wezen. Trouwens de Heer Jezus was ook wel eens boos’.
Over wat u nu zegt val te praten, maar we moeten de Bijbel wel goed aanhalen en teksten in hun verband bekijken. Ik begin met het laatste. Van de Heer Jezus lezen we in Mk 3:5 dat hij boos was vanwege de huichelachtigheid van de leiders van het Joodse volk. Anders gezegd: Hij had alle reden om oprecht verontwaardigd te zijn. Bij een andere gelegenheid dreef Hij de kooplui uit de tempel en kwam hij op voor de eer van Zijn Vader (Jh 2). Ging het bij u in de eerste plaats om de eer van God? Daar is totaal niets van gebleken.
Trouwens er staat in Mk 3:5 nog een heel belangrijke uitdrukking. Er staat dat Jezus Christus ‘bedroefd’ was over de verharding van het hart van de leiders van het volk. Het gaat om dat woordje ‘bedroefd’. Bent u ook bedroefd geweest bij al uw boosheid? Daar is toch immers niets van gebleken.?! Uw woorden: ‘we hoeven toch niet alles over onze kant te laten gaan’ verraden een verkeerde instelling. Als het onszelf betreft, moeten we heel wat over onze kant laten gaan. De Bijbel roept ons keer op keer op om verdraagzaam en lankmoedig te zijn.
Wordt toornig en zondig niet
Inderdaad, kan er sprake zijn van een gerechtvaardigde toorn. Paulus doelt daarop in Ef 4:26 met de woorden:‘Wordt toornig…’. Dat betreft wat wij ‘heilige toorn”, oprechte verontwaardiging, noemen. Maar de apostel laat er direct op volgen: ‘maar zondig niet’. Heilige toorn kan namelijk heel gauw ontaarden in vleselijke toorn. Dat gebeurt vrijwel zeker als we die toorn blijven koesteren en voeden. Vandaar dat er achter staat: ‘Laat de zon over uw toorn niet ondergaan’. In uw geval was er geen reden tot toorn. U hebt wel degelijk gezondigd en hoeveel keer is de zon al over uw toorn ondergegaan? Broeder, u zit volkomen fout. In plaats van de duivel geen plaats te geven (dat staat ook in Ef 4 !) hebt u hem alle ruimte verschaft om de vergadering in onrust te brengen.
Ik ben nu eenmaal zo…
“U geeft me wel behoorlijk op mijn kop. Als ik alles overdenk, geloof ik ook wel dat ik fout geweest ben, maar de moeilijkheid is dat ik opvliegend van aard ben. Ik ben nu eenmaal zo”.
Uw eerlijkheid valt te waarderen. Ik ben blij dat u uw fout inziet, maar… u mag zich natuurlijk nooit achter uw karakter verschuilen. Uw erkenning getuigt van eerlijkheid, maar daarmee geeft u zichzelf ook tevens een brevet van onvermogen. Het is nu een van de twee. U leert net als Mozes u voor uw opvliegendheid dood te houden en zachtmoedig te worden of… u bemoeit zich niet meer met de gang van zaken in de vergadering. U laat dat aan anderen over die zich beter kunnen beheersen. Is dat een moeilijke keus? Zie op de Heer, volg zijn voorbeeld na en vraag Hem u daarbij te helpen. Dan kunt u nuttig zijn voor de broeders en zusters. En anders… wordt u een ramp.