024 Wilt u de Vader kennen?

De les van Joh. 8 : 12 – 20

In het begin van dit hoofdstuk heeft de Heer aan de schriftgeleerden en de farizeeën getoond, dat Hij het licht is. Zij waren gekomen om Hem te beschuldigen, maar toen Hij zich neerbukte, maakten zij van de gelegenheid gebruik om “ongezien” in het duister te verdwijnen. Nu zegt Hij hen, dat Hij niet alleen het licht voor de Joden is, maar voor allen. “Ik ben het licht der wereld!”

Er is in de wereld geen ander licht. Alles buiten Christus is duisternis. De wet is het licht niet, maar de bediening des doods ( 2 Kor. 3 : 7 en 9).
Ook niet de godsdienstige leiders van toen of vandaag. Christus alleen is het licht en wie Hem volgt, zal niet in de duisternis wandelen. Wie Hem niet volgt, leeft in geestelijke duisternis en weet niet waar hij heengaat.
Diens opvattingen mogen nog zo mooi zijn, zonder Christus baten ze niets, maar is alles in werkelijkheid duister. De mens kan deze waarheid niet verdragen en zoekt naar beschuldigingen.

De farizeeën zeggen: “Gij getuigt van uzelf, uw getuigenis is niet waarachtig.”
Een afgevaardigde van een land of volk kent zijn waardigheid en heeft het recht daarover te spreken. Bovendien heeft hij zijn geloofsbrieven, die hem zijn meegegeven door hen, die hem gezonden hebben. Hoeveel temeer Christus, die van boven kwam uit de tegenwoordigheid van de Vader en door Hem gezonden. Zijn “geloofsbrieven” waren de werken en wonderen, die niemand anders kon doen, waardoor de Vader getuigde, dat Hij Christus gezonden had.
De wet – waarop de Joden zich zo graag beroemden – bepaalden dat in de mond van twee of drie getuigen elke zaak bewezen was. Zo getuigde Christus en de Vader getuigde, zodat de Joden naar hun eigen wet de Christus moesten aanvaarden. Maar het ongeloof onderwerpt zich niet aan Gods woord en getuigenis, al kan het er zich wel op beroepen, voorzover eigen eer er mee gediend wordt.

Zij zeggen: “Waar is uw Vader?
Stel dat een gezant aan zijn regering schrijft: “Er is niemand die mij hier gelooft en ook gelooft niemand aan de volmacht, die u mij hebt gegeven. Men eist dat u hierkomt om te bewijzen, dat ik namens u kan optreden.”
Wat zou deze regering doen? Natuurlijk gaat zij niet in op de onredelijke eisen, maar roept de gezant terug. Daarmee hebben ze de gelegenheid laten voorbijgaan om de gezant en zijn regering te leren kennen.

Christus is door de Vader in de wereld gezonden en wie de Vader wil kennen, moet eerst Christus leren kennen. Van nature kent niemand de Vader. “Gij kent noch Mij, noch mijn Vader. Indien gij Mij kende, zo zoudt gij ook mijn Vader kennen.”
Het antwoord van de Joden is enkel haat; wanneer het in hun macht gelegen had, zouden ze Hem nu gegrepen hebben. Maar zijn ure was nog niet gekomen.
En wat is uw antwoord ?

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies