026 Flitsen uit het Mattheüsevangelie Mt 05:01-03

Mattheüs 5:1
Zalig de armen van geest

De bergrede begint met de zaligsprekingen. De eerste daarvan luit: “Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen”.

Om dus het koninkrijk binnen te gaan moet men arm van geest zijn. Aan deze woorden heeft men wel een zeer eigenaardige uitleg gegeven. Het zou moeten betekenen dat zij die geestelijk niet volwaardig zijn, zalig gesproken worden. Dit is echter de bedoeling niet. Om de uitdrukking “armen van geest” te begrijpen, moeten we andere schriftgedeelten opzoeken, die een dergelijke uitspraak bevatten. Welnu, die zijn er. We geven een kleine opsomming: “De Here is nabij de gebrokenen van hart, en Hij verlost de verslagenen van geest” (Ps. 34:19);
“In het heilige woon Ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest” (Jes. 57:15);
“Op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor Mijn woord beeft” (Jes. 66:2).

Bij armen van geest moet gedacht worden aan de nederigen, aan hen die niet veel geest hebben, dat wil zeggen: niet hoogmoedig zijn. Aan hen, die verbrijzeld zijn van hart. Wil deze zaligspreking ook op ons van toepassing zijn, dan is de grote vraag of wij arm van geest zijn. Of wij ons vernederd hebben voor de Here. Of we met een gebroken hart erkend hebben zondaars te zijn. Zolang dat nog niet is gebeurd zijn we hoogmoedig, eigengerechtig, lijden we aan eigenwaan. En hoogmoedigen wacht het oordeel in plaats van de zaligheid.

Zalig die treuren
De tweede zaligspreking geldt hen die treuren. Wat voor treuren wordt hier bedoeld? Een treuren vanwege eigen zonde? Zo’n treuren is zeker nodig, en iedere zondaar die tot bekering komt zal berouw hebben over zijn zonde. En ook als de gelovige van het rechte pad is afgedwaald, zal hij met berouw terugkeren en treuren over zijn afdwaling. Maar toch is hier een ander treuren bedoeld. Het is een treuren over de goddeloosheid en het onrecht op aarde. Een treuren over het feit dat God onteerd wordt. Ook hier helpt ons het oude testament aan een voorbeeld: “Maak een teken op de voorhoofden der mannen die zuchten en kermen over al de gruwelen die daar (in Jeruzalem) bedreven worden” (Ez. 9:4).
Zij die treuren over Jeruzalems verval zullen vertroost worden, want Jeruzalem zal verlost worden (Jes. 61:2,3; 66:10).

Wel, datzelfde geldt nu voor ons. Is er bij ons een treuren als we denken aan de ongerechtigheid, die welig tiert? Ja, dan bedoel ik niet: doen we mee aan een protestbetoging tegen Vietnam, Biafra, e.d. Vaak is er verontwaardiging om onmenselijke toestanden op aarde. Vaak is er dan medeleven dat alleen voortkomt uit een geraakt zijn in het gemoed, omdat de eer van de mens als individu aangetast wordt. Vaak is zo’n treuren alleen zelfbeklag of zelfhandhaving. Nee, de vraag is of we treuren, omdat Gods eer aangetast wordt door deze dingen. De vraag is of we treuren omdat God beledigd en gevloekt wordt, omdat zijn rechten (en niet in de eerste plaats de rechten van de mens) vertreden worden in het onrecht dat men de naaste doet? Als we zo treuren, dan bewijzen we leven uit God te hebben, dan zijn we zalig en mogen we wachten op de troost van de Heer.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies