032 jrg 103, 02-1960 Elia de Tisbiet 01

Profetische dienst:

  1. Onder Israël stond het optreden van een profeet altijd in verband met de afwijking van het volk. Zolang de wet op juiste wijze werd gehandhaafd en God werd gediend volgens de voorschriften van Mozes, was er geen behoefte aan de buitengewone dienst van een profeet.
  2. In de levitische voorschriften en ceremoniën vinden we dan ook geen enkele aanwijzing voor een dienst, zoals Elia bv. verrichtte. De dienst van een leviet had een vleselijk karakter. De uitoefening ervan kon verricht worden zonder bepaalde leiding van Gods Geest. Bij het vervullen van de taak van een profeet was dat onmogelijk.
  3. Vooral in Achabs dagen (1 Kon. 16:35), toen men zich van Gods geboden en voorschriften niets aantrok, was de buitengewone dienst van een profeet noodzakelijk.
  4. De profeet had een dubbele taak. In de eerste plaats moest hij het volk wijzen op hun zonden en hart en geweten stellen in het licht van God. In de tweede plaats moest hij het uiteindelijk herstel van het volk aankondigen. Het eerste was het gevolg van het tekort schieten in verantwoordelijkheid van het aardse Israël. Het tweede was het resultaat van Gods genade, die gegrond was op de gehoorzaamheid van het ware Israël, de Zoon van God (zie Matth. 2:15b).

Voorbereiding:

  1. Aan de dienst in het openbaar moet voorbereiding in stilte en gemeenschap met God voorafgaan (vgl. 2 Kor. 1:3,4). Als onze dienst de mate van voorbereiding overtreft, wordt ons geestelijk gebouw topzwaar en dreigt te vallen. Een hoge plaats in de ogen van mensen moet gepaard gaan met een nederige plaats voor God. Eerst moet ons oor geopend zijn, dan pas onze mond.
  2. Het grote voorbeeld in deze is de Heer Jezus. In het evangelie naar Lukas vinden wij de Heer zeven maal in gebed, terwijl er telkens daarna een belangrijke gebeurtenis plaatsvindt.
  3. Ook Elia kende deze tijd van voorbereiding, waarin hij voor zijn taak bekwaam gemaakt werk:
    a. Aan zijn eerste optreden, vermeld in 1 Kon. 17, ging ernstig gebed vooraf. Dit lezen we niet in het boek Koningen maar in Jak. 5:17!
    b. Aan zijn dienst op de Karmel ging de eenzaamheid aan de beek Krith en te Sarfath vooraf.
    c. Aan zijn laatste optreden onder Israël ging de les aan de Horeb vooraf.
    Zijn dienst in het openbaar, zoals de Schrift die vermeldt, is veel korter dan zijn afzondering voor God.
  4. Zodoende kon Elia spreken:
    “de God van Israël voor wiens aangezicht ik sta”.
    De laatste uitdrukking spreekt van volkomen afhankelijkheid en bereidheid tot de dienst. Vergelijk:
    a. Voor het aangezicht des konings (Dan. 1:19 Statenvert.);
    b. Degene, die voor zijn aangezicht stonden (Zach. 3:4 Statenvert.);
    c. Ik ben Gabriël, die voor God sta (Luk. 1:19);
    d. De zeven engelen, die voor God staan (Openb. 8:1).
  5. Daardoor ontving hij kracht om boven personen en omstandigheden te staan. Of hij nu sprak met de weduwe te Sarfath, met Obadja, met Achab of met het volk, maakte voor hem geen verschil. Bovendien wist hij daardoor dat het woord dat hij sprak, Gods woord was: “Er zal deze jaren geen dauw of regen zijn, tenzij dan op mijn woord”.
  6. Tenslotte leerde Elia op Gods tijd terug te keren, zodat hij bewaard werd voor zelfverheffing. Ook voor ons geldt in geestelijk opzicht “Verberg u” (1 Kon. 17:3).
Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies