1-Koningen 19
Naar Horeb:
1) Achab is het voorbeeld van de religieus onverschillige mens. Het enige dat hem belang inboezemde waren zijn vleselijke en wereldse verlangens. Izebel is het type van de godsdienstig onverdraagzame
mens, die de ware dienstknechten Gods vervolgde (zie Openb. 2:20-23).
Achab werd volledig beheerst door Izebel. In het boek de Openbaring vinden we de Izebel van de toekomst volledig gebruik maken van de Achab van de toekomst. De vrouw (het grote Babylon) zat op het beest (het herstelde Romeinse rijk).
2) Elia was een mens van gelijke bewegingen als wij. Dit blijkt uit zijn vlucht. In het leven van iedere Godsman toont zich menselijke zwakheid. Voorbeelden:
- Noach was dronken;
- Abraham trok naar Egypte, gedrag met Sara;
- Isaak gaf meer om wildbraad dan om Gods voorzeggingen;
- Jakob bedroog zijn vader;
- Jozef hoopte op de tussenkomst van de schenker en wilde de
zegening van zijn zonen veranderen; - Mozes sloeg de rots voor de tweede keer;
- Jozua sloot een verbond met de Gibeonieten en vroeg de Here niet;
enz. , enz.
Het enige volmaakte voorbeeld is de Heer Jezus.
3) Elia heeft gezegd: “Neem nu, Heer, mijn leven’ (1 Kon. 19:4).
Niet alleen voor Christus strijden, we moeten ook met Hem willen lijden. Paulus toonde een andere, een betere gezindheid (Fil. 1: 23-25).
4) Veertig dagen en veertig nachten. Veertig houdt verband met beproeving en verzoeking.
a. “zal ik het op de aarde veertig dagen en veertig nachten doen regenen” (Gen. 7:4);
b. “De Israëlieten hebben veertig jaar het manna gegeten” (Ex. 16:35);
c. “Mozes was op die berg veertig dagen en veertig nachten” (Ex. 24:18);
d. “De Filistijn stelde zich op, veertig dagen lang” (1 Sam. 17:16);
e. “nog veertig dagen en Ninevé wordt onderstboven gekeerd” (Jona 3:4);
f. “en nadat Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had” (Matth. 4:2).
5) Goddelijke vragen
a. Waar zijt gij? (Gen. 3:9)
b. Waar is uw broeder Abel? (Gen. 4:9)
c. Waarom ligt gij daar op uw aangezicht? (Jozua 7:10)
d. Wat doet gij hier Elia? (1 Kon. 19:9)
e. Zijt gij terecht vertoornd? (Jona 4:9)
f. Wie zoekt gij? (Joh. 18:7)
g. Saul, Saul, wat vervolgt gij mij? (Hand. 9:4)
6) Volgorde van Israëls afval:
a. “zij hebben uw verbond verlaten” (1 Kon. 19:10)
b. “zij hebben uw altaren omver gehaald” (1 Kon. 19:10
c. “en uw profeten met het zwaard gedood” (1 Kon. 19:10)
7) Elia meende dat hij de enige dienstknecht was. God liet hem zien, dat Hem vele middelen ter beschikking staan: sterke wind, aardbeving, vuur, zachte stilte. De eerste drie bereidden de weg voor de laatste. Zo bereidden Elia, Hazaël en Jehu de weg voor Elisa (1 Kon. 19:17), de profeet van de genade. Elia trad terug, nog slechts twee diensten van hem worden vermeld: in de wijngaard van Naboth en bij Ahazia’s ziekbed.
Bij Job, die opstandig werd, sprak de Heer in een storm. Bij Elia, de ontmoedigde, sprak de Heer in het suizen van een zachte stilte. De rots, waar Mozes en Elia een plaats vonden om God te ontmoeten, spreekt van Christus.