2-Kronieken 30:8 – De boodschap van Hiskia
Enerzijds spotHiskia, de koning van Juda die regeerde van 725 tot 696 voor Christus, laat in zijn tijd brieven verspreiden in heel Israël van Berseba tot Dan met de vraag om het Pascha te komen vieren te Jeruzalem. Op zichzelf is het uniek dat deze koning van het tweestammenrijk deze oproep laat weerklinken onder de overgebleven inwoners in het gebied van het voormalige tienstammenrijk (zie 2 Kr 30:6). Hij ziet het volk duidelijk als één geheel.
De boodschap van Hiskia bevat een ernstige vermaning en wel deze:
“ Israëlieten keer weer tot de Here, de God van Abraham….weest dan niet als uw vaderen en als uw broeders, die ontrouw geweest zijn jegens de Here… Weest thans niet hardnekkig zoals uw vaderen , geef de Heer uw hand en kom tot zijn heiligdom…”.
Het slot van de brieven bevat de belofte dat als het volk naar deze oproep zal luisteren hun familieleden die zijn weggevoerd door de Assyriërs zullen terugkeren.
Enerzijds spot, anderzijds aanvaarding
Helaas lachen veel inwoners van het noordelijk gebiedsdeel de gezanten van de koning uit, maar gelukkig zijn er mannen uit Aser, Manasse en Zebulon die wel naar Jeruzalem komen. Zij trekken zich kennelijk niets van de spot aan. Mooi is dat, en bemoedigend voor ons in deze tijd waar er ook diversen zijn die de spot drijven met het christelijk geloof, althans met het geloof in Jezus Christus als Heiland en Heer.
Eigenlijk moet het zo zijn dat de volgende generaties verhevener moeten zijn dan de vorige. De wereld zou vooruitgang moeten laten zien in het dienen van God. Zowel als volk als ook als individu, zodat ze groeien in de genade en de gunst van God.. Er moet eigenlijk geen sprake zijn van degeneratie. Dat geldt ook voor ons. Je ziet echter het tegendeel. In bepaalde opzichten zijn we echter niet beter dan onze voorvaders, ondanks de zoveel betere mogelijkheden van opvoeding en ontwikkeling. We kunnen rustig zeggen dat de kennis wel is toegenomen, maar dat de wijsheid is afgenomen. Het rekening houden met God is namelijk het noodzakelijke begin van “wijsheid”, van de wijsheid die van boven is. Op het morele vlak behoren we vooruitgang te vertonen, maar het tegendeel is het geval. We behoren lessen te trekken uit het verleden. We moeten de deugden van ons voorgeslacht overnemen en hun fouten vermijden. Het tegendeel is echter het geval. Ondanks dat zijn er nog steeds aanhangers van het “vooruitgangsgeloof” die menen dat het op den duur wel beter zal gaan met de mensheid.
Peil achteruit
Bij het volk Israël in de dagen van de koningen zien we heel duidelijk dat het geestelijk peil van het volk hollend achteruit gaat. Hiskia veroordeelt het gedrag van de vaderen van het volk en zegt dat ze “hardnekkig” waren. Hardnekkigheid is geen deugd. Het is niet hetzelfde als standvastigheid, want bij dat woord denken we doorgaans aan vasthouden van iets wat goed is. Bij hardnekkigheid volhardt men juist in het verkeerde.
Verschillende van onze “vaderen” waren standvastig in het geloof. Ze waren zelfs trouw tot de dood toe. Dat voorbeeld moeten we volgen. Dat betekent niet dat we krampachtig vasthouden aan conservatieve ideeën of gewoonten, maar dat we ons houden aan dat wat God van ons vraagt in zijn woord. Je overgeven aan Hem is geen verlies, maar winst. Vasthouden aan zijn woord betekent geestelijke gezondheid, leven in de christelijke vrijheid.
Geef de Here je hand
Hiskia roept het volk op om de Here “hun hand te geven”. De NBV heeft deze uitdrukking weergegeven met “wees trouw aan de Here”. Dat is wel de betekenis van deze uitdrukking, maar “geef de Heer je hand” spreekt ons toch meer aan. In het dagelijks leven zeggen we bij het maken van een afspraak soms ook tegen elkaar “geef je hand erop”. Deze uitdrukking komen we ook op andere plaatsen in de Bijbel tegen. Jehu, de koning van Israël die het goddeloze huis van Achab moest uitroeien in opdracht van de Heer, komt op een bepaald moment een zekere Jonadab tegen en vraagt aan deze man of hij oprechte bedoelingen heeft tegenover hem. Jonadab antwoordt : “Ja , zeker”. Jehu zegt daarop: “Als dat zo is: geef mij dan je hand”. Jonadab doet dat en zo trekken ze samen op naar Samaria, waar Jehu het oordeel van God aan het geslacht van Achab voltrekt. (2 Kn 10:12-17).
In Ez 17:18 komen we de uitdrukking “de hand erop geven”ook tegen. Het betreft daar koning Zedekia die een verbond met Nebucadnezar gesloten had en de Babylonische vorst daar de hand op gegeven had. De Heer neemt het deze afvallige koning van Juda hoogst kwalijk dat hij ontrouw is geworden aan de eed die Hij in de naam van de Heer gezworen had . Zedekia wordt daarop naar Babel weggevoerd en dat betekent het einde van het koninkrijk Juda.
Wat is de les van deze geschiedenissen voor ons? Ook wij mogen feestvieren voor de Heer. Jezus Christus is ons Paschalam zoals 1 Ko 5:7 zegt. Willen wij Hem trouw dienen? Hebben we als het ware de Heer onze hand erop gegeven? Dan vraagt dat van ons om Hem trouw te blijven ons hele leven lang!!