Herder en schapen
De betrekking tussen Christus en de zijnen wordt ons in de bijbel onder verschillende beelden voorgesteld. In Joh. 10 vinden we de bekende vergelijking van de herder en zijn schapen. Dit beeld is uitermate geschikt om de trouw van de Heer te laten uitkomen. De huurling vlucht, maar de goede herder stelt zijn leven voor de schapen. Anderzijds vertonen de schapen de karaktertrek van de ware gelovigen: zij horen niet naar de stem van een vreemde en zullen hem niet volgen. Slechts schapen die ziek zijn volgen de vreemdeling.
Wijnstok en ranken
In Joh. 15 wordt de Heer voorgesteld als de bron, waaruit de gelovigen het vermogen ontvangen om vrucht te dragen. Hier past het beeld van de wijnstok en de ranken. Alleen Christus mag ons levensprincipe zijn. Hij geeft de kracht om een levend getuige van Hem te zijn. Hij is de oorsprong van alle geestelijk leven. De rank heeft tot taak vrucht te dragen. Het beeld gaat hier verder dan bij de herder en de schapen. De schapen zijn allen gelovigen, zij kennen de herder en worden door hem gekend en niemand zal ze uit de hand van de Vader en de Zoon rukken. De ranken zijn allen, die met Christus in verbinding staan, ook al is deze verbinding alleen uiterlijk aanwezig. Zij, die de naam christen dragen, maar niet waarlijk bekeerd zijn en geen vrucht dragen, worden weggenomen en in het vuur geworpen. Deze ranken stellen het naamchristendom voor. De gelovigen echter worden gereinigd opdat ze meer vrucht zullen dragen.
Hoeksteen en levende stenen
De gelovigen vormen met elkaar een geestelijk gebouw, dat het antitype is van het gebouw, waarin God hier op aarde woonde: de tabernakel, later de tempel. In verband hiermee wordt de verhouding tussen Christus en de gelovigen getekend onder het beeld van de hoeksteen en de levende stenen. Christus is de grondslag van dat gebouw, daarom is het onwankelbaar. Het ganse gebouw, wel samengevoegd, wast op tot een heilige tempel in de Heer (Ef. 2 : 21, 22, zie ook 1 Kor. 3 : 9, 16, 17). De gelovigen zijn de levende stenen, die mede het geestelijke huis vormen (1 Petr. 2 : 4-7). In Ef. 2 en 1 Petr. 2 zien we het gebouw, zoals het door God wordt gebouwd, Hier is alleen sprake van levende stenen. De christenheid wordt echter ook gezien als een huis, dat ontstaat door de werkzaamheid van Gods arbeiders. Dan is er echter de mogelijkheid om verkeerde elementen bij het bouwen te gebruiken: hout, hooi en stoppelen, die door het vuur verteerd worden. Deze verantwoordelijke zijde vinden we in 1 Kor. 3 voorgesteld.
Hoofd en leden
De gemeente is niet alleen Gods woonplaats en een tempel van de Heilige Geest, maar ook een levend organisme, waarin ieder zijn eigen taak heeft. Om dit voor te stellen, wordt gesproken van het hoofd en de leden van het lichaam. De onderlinge verbinding en verantwoordelijkheid van de gelovigen, en het feit, dat zij ieder een speciale functie hebben, die door de andere leden moet worden erkend, wordt door deze vergelijking in een duidelijk licht gesteld. In 1 Kor. 12 wordt dit uitvoerig ontwikkeld. De leden zijn niet onafhankelijk van elkaar, en natuurlijk ook niet van Christus. Hij wordt dan ook voorgesteld als het hoofd van het lichaam. Dit geeft aan, dat van Hem alleen alle actie, alle regering en regeling uitgaat. Het lichaam is aan het hoofd onderworpen (Kol. 1 : 18; Ef. 4 : 15, 16).
Gegevenen van de Vader
De gelovigen zijn door God aan Christus gegeven, zij behoren nu Hem toe. In een wereld, die hen haat en vervolgt, zijn zij het eigendom van de Heer. Om dit aan te geven, vinden we de gedachte: Christus en de zijnen. Vooral in Joh. 17 wordt ons gezegd dat God de Vader de gelovigen aan Christus gegeven heeft. Dit Goddelijk geschenk had grote waarde voor Hem die het gaf (God) en ook voor de Heer Jezus, die het aanvaardde. Dit is dan de ene zijde van het eigendomsrecht dat de Heer Jezus op de zijnen heeft.
Anderzijds is het ook zo, dat Hij hen zijn eigendom kan noemen door de prijs die Hij voor hen betaalde. “Gij zijt voor een prijs gekocht” schreef Paulus aan de Korinthiërs. Dit eigendomsrecht van de Heer Jezus vinden we ook weergegeven in de woorden van Joh. 13 : 1: “alzo Hij de zijnen, die in de wereld waren, liefgehad had, zo heeft hij hen liefgehad tot het einde”.
Bruidegom en bruid
Tenslotte wordt de liefde, die de Heer aan de gelovigen verbindt,
op een bij uitstek tere wijze vastgelegd in het beeld van man en vrouw, bruid en bruidegom. In Ef. 5 : 25 lezen we van de zichzelf wegcijferende liefde van Christus, die de gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar heeft overgegeven, terwijl Hij verder gaat om haar te heiligen en te reinigen, om haar zonder vlek of rimpel aan Zichzelf voor te stellen. Eenmaal zal de bruiloft des Lams gehouden worden, als de vrouw des Lams zich toebereid heeft (Openb. 19 : 7). Daarna zal het nieuwe Jeruzalem, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is, nederdalen van God uit de hemel (Openb. 21 : 2).