Mattheüs 6:25
Als uw oog zuiver is
Op de vermaning om geen schatten op aarde maar in de hemel te verzamelen, volgen er nog twee van gelijke strekking, waarbij de Here Jezus steeds een ander beeld gebruikt.
De eerste vermaning eindigde met de uitspraak: ‘Waar uw schat is, zal ook uw hart zijn’. Het hart wordt hier gezien als de bron waaruit onze daden voortkomen. Het geeft de innerlijke beweegreden aan. Zo zegt de Bijbel: ‘Uit het hart… zijn de oorsprongen des levens’ (Spr. 4:23). Het hart is ook de zetel van onze toegenegenheid, en ook dat bepaalt onze handelingen.
Als mijn hart zich zet op eer en rijkdom, dan zal mijn leven alleen op het aardse, het vergankelijke gericht zijn met al de rampzalige gevolgen daarvan.
Bij de tweede vermaning spreekt de Here over het oog: ‘De lamp van het lichaam is het oog’. Natuurlijk geeft het oog niet zelf licht zoals een lamp. Maar voor het lichaam is het oog’. Natuurlijk geeft het oog niet zelf licht zoals een lamp. Maar voor het lichaam werkt het oog dat licht opvangt en doorgeeft als een lamp. Nu komt het er maar op aan waar het oog naar kijkt, waar het zich door laat verlichten. En dat niet alleen, de vraag is ook hoe de conditie van het oog is.
De Here vervolgt dan ook: ‘Indien uw oog zuiver is, zal geheel uw lichaam verlicht zijn; maar indien uw oog slecht is, zal geheel uw lichaam duister zijn’.
Andere vertalingen hebben voor zuiver: gaaf of eenvoudig, dit laatste is de letterlijke vertaling. En voor slecht: troebel of boos. Hier geeft ook het laatste de letterlijke tekst weer. De bedoeling is nu niet alleen dat een boos oog minder licht ontvangt dan een gaaf oog, maar dat er geen juist beeld van het voorwerp komt, het wil meer dan één voorwerp omvatten, en ziet daardoor juist niets.
Een één-voudig oog richt zich op één voorwerp, waarvan het het volle licht ontvangt. In alle drie de vermaningen gaat het hierom, dat we een keus hebben te maken tussen het één en het ander. Het zuivere oog bepaalt zijn keus op één voorwerp, een troebel oog of boos oog doet dat niet.
Niemand kan twee heren dienen (Matth. 6:24)
Het derde beeld maakt dit nog duidelijker: ‘Niemand kan twee heren dienen’. Je kunt dat wel proberen, maar het is eenvoudig onmogelijk. Je maakt onherroepelijk een keus voor de een en tegen de ander.
En nu stelt de Heer die twee objecten waar het boze oog zich op richt, naast elkaar: God en het geld. Het een-voudige oog richt zich op één van de twee, en wel op God, het boze oog wil zich door beide laten verlichten, en verkeert daarom in duisternis. En als de lamp van het lichaam duister is, dan is het lichaam zelf het nog meer.
Opnieuw blijkt dat de heer hier tot discipelen spreekt. Voor hen bestaat het gevaar twee meesters te willen dienen, de puur ongelovige wil God helemaal niet dienen. Maar iemand die zich een Christen noemt, kan hemel en aarde, God en Mammon niet verenigen. Als hij het toch probeert zal de aarde en het geld het winnen en geeft hij blijk geen ware discipel te zijn, maar een huichelaar. ‘Vriendschap van de wereld is vijandschap tegen God’, zegt Jakobus, en dat blijkt in de praktijk maar al te waar te zijn. Deze vermaningen hebben ten doel ons tot zelfonderzoek te brengen. Leven. We voor de Here alleen, of willen we tegelijk ook de wereld dienen?
Dit laatste is niet mogelijk!