Het boek van Kuitert
In 1992 verscheen er een boek van H.M. Kuitert getiteld ‘ Het algemeen betwijfeld christelijk geloof’ . Daarin brengt hij dingen naar voren die onmogelijk aanvaard kunnen worden zoals het drijven van de bijl die in het water is gevallen. Hij brengt daarmee in verbinding dat de wet van de zwaartekracht dan opgeheven zou zijn. Wat kan er dan wel niet gebeuren met treinen als het ijzer zich niet meer aan die wet houdt.
Het gaat er me nu niet om om dit boek van Kuitert kritisch te bespreken, ik wil alleen tegenover het volgens Kuitert betwijfeld christelijk geloof het getuigenis van de Bijbel zetten over het geloof dat voor wedergeboren christenen onbetwijfeld en voor hen ongetwijfeld waar is.
Drie aspecten van geloof
a. In de Bijbel wordt m.i. over drie soorten geloof gesproken te weten:
1 Het christelijk geloof dat wil zeggen de christelijke geloofsleer;
2 Het persoonlijk, zaligmakend geloof;
3 De gave van geloof in de zin van geloofsvertrouwen.
b. Over a 1 spreekt Judas als hij het heeft over het geloof eenmaal aan de heiligen overgeleverd (Jd: 2). De geloofswaarheid of geloofsleer kun je ‘overleveren’ . Denk aan wat de apostel Johannes in dit opzicht schrijft, zie 1 Joh. 1: 1-3 ‘wat wij gehoord, wat wij gezien hebben… verkondigen wij ook u’
Dat geloof omvat de grote daden van God vanaf de schepping tot de herschepping met in het middelpunt Gods openbaring in Jezus Christus.
c. Over a 2 gaat het in teksten als Jh 3:16: opdat ieder die in Hem (de Zoon van God) gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven..’Jh 3:36). Denk ook aan het woord van Paulus en Silas gericht aan de cipier te Filippi: Geloof in de Heer Jezus en u zult behouden worden’ (Hd 16:31). Dit geloof heeft het eeuwig heil tot gevolg en betreft het individuele geloof in Jezus Christus als Heiland/Zaligmaker en Heer. Van dit geloof kun je getuigen, maar je kunt het niet ‘overleveren’ of ‘overhevelen’
d. De derde soort geloof treffen we aan in 1 Ko 12:9 waar gesproken wordt over de gave van geloof die aan bepaalde leden van het lichaam van Christus gegeven is. In 1 Ko 13: 2b wordt in dat opzicht gesproken over een geloof dat bergen verzet.
Het gaat dan om een zo groot vertrouwen op God, dat God krachtig door zo iemand kan werken.
e. Wat het zaligmakend geloof betreft (a 2 dus) is de volgende anekdote: wel op zijn plaats: Br S. Streuper. raakte in de bijbelstand op de Beurs in Leeuwarden eens in gesprek met een vrouw die afwijzend opmerkte: ‘Ja , je moet het maar geloven’. Hij reageerde daarop heel ad rem met de woorden; ‘Juist, mevrouw, u moet het geloven’
Geloven en geloven is twee
Ten aanzien van dit aspect van geloof geldt de bekende uitspraak: ‘geloven en geloven is twee’. Een illustratie daarvan treffen we aan in Jh. 2: 23, 24. In vers 23 lezen we dat vele Joden geloofden in zijn naam toen zij de tekenen zagen die Hij deed. Dat lijkt dus heel mooi, maar vers 24 vervolgt met de verklaring dat Jezus Zich niet aan hen toevertrouwde …. omdat Hij wist wat in de mens was. Er was dus geen echt geloof in Hem als Zaligmaker. In 8:31,32 horen we het woord dat de Heer sprak tot de Joden die in Hem geloofden: ‘Als u in mijn woord blijft, bent u waarlijk mijn discipelen; en u zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken’.
Even later lezen we dat deze Joden Hem zochten te doden . Hieruit volgt dus dat het woord geloof niet altijd ook zaligmakend geloof inhoudt. Als illustratie wil ik even verwijzen naar de geschiedenis van de bloedvloeiende vrouw. Als zij in geloof de zoom van het kleed van de Heer heeft aangeraakt wordt ze genezen en de Heer merkt dat er kracht van Hem is uitgegaan en vraagt wie Hem aangeraakt heeft. De discipelen merken dan op dat dit een onlogische vraag is want de mensen dringen tegen Jezus aan, dus er zijn er velen die Hem aanraken. We kunnen in dat verband zeggen : ‘aanraken en aanraken is twee’, en dat geldt ook voor geloven.
In bevindelijke kringen maakt men wel onderscheid door de ‘soorten geloof’ (let wel: het gaat om het persoonlijk geloof) een aparte aanduiding te geven. Men onderscheidt:
- het historisch geloof dat men door opvoeding meegekregen heeft, wat
geen echte hartezaak is, maar meer een verstandelijk aanvaarden; - het tijdgeloof dat evenmin diep zit en na een poosje opgegeven wordt;
- het tekengeloof dat zich baseert op wat men ziet.
Deze benamingen zijn zo gek nog niet.
Namaak of echt geloof
f. Tegenover deze namaakvormen van geloof staat het waarachtig zaligmakend geloof waarvan sprake is in Jh 1:12; 3:16; 5:24 en vele andere plaatsen. Dat geloof is geen twijfelachtige zaak, maar is een zekerheid. Hb11:1 zegt erover: ‘Het geloof is de zekerheid van wat men hoopt, de overtuiging van van wat men niet ziet’. Ten aanzien van de christelijke hoop waar het geloof zich op baseert, zegt Hb 6:19 dat we die hoop hebben als ‘een anker van de ziel’. Een anker geeft vastheid. In Hb 10:22 worden we opgeroepen om tot God te naderen in volle zekerheid van het geloof.
Hoe kom je tot het echte geloof?
g. De vraag is dan hoe je tot dit onwankelbare geloof komt. Hb 11: 6 geeft de eerste stap aan en wel dat we moeten geloven dat God bestaat en dat Hij een beloner is van hen die Hem zoeken. Ten tweede is nodig dat we beseffen zondaars te zijn en dat we onze zondeschuld voor God erkennen. Een volgend punt is dat we ‘het Redmiddel’ dat God gegeven heeft aanvaarden. Dat ‘redmiddel’ is een persoon, te weten Jezus Christus Gods eigen Zoon, die Hij voor ons overgehad heeft in de dood op het kruis. Daar nam Christus de zonden (onze slechte daden) op Zich en droeg de straf ervoor (1 Pt. 2:24; Js 53:5), daar werd Hij voor ons tot zonde (dat slaat op onze zondige aard) gemaakt en die zonde werd in Hem geoordeeld (2 Ko 5:21).
Van ieder die dit aanvaardt en dit doet geldt dat hij een kind van God is (Jh 1:12)
Dit is het onwankelbare, bijbels gezien onbetwiste en ontwijfelbare geloof dat iedere zondaar redt die het aanvaardt. Vanuit dit persoonlijk geloof in God en Jezus Christus aanvaarden we de Schrift (vgl. Jh 2:22) zoals Christus die aanvaardt heeft evenals de apostelen.