Mattheüs 7:21
Niet een ieder die zegt: ‘Here, Here!’
“Schijn bedriegt” zegt een spreekwoord, en we hebben dat allen wel eens ondervonden. Misschien hebben we in de handel op iemands woorden, uiterlijk, beminnelijk gedrag vertrouwd, om later tot de ontdekking te komen, dat we bij de neus waren genomen. Menig meisje – vooral wat ouder meisje – gaf haar hart aan de nette man, die zo voorkomend was en zoveel vertrouwen inboezemde – om later tot de ontdekking te komen, dat hij er met haar spaarcentjes vandoor ging. Het hulpje in de huishouding ontpopt zich soms als een dievegge, en de vriendelijke mevrouw als een tirannieke feeks. En zo zijn er voorbeelden te over. En op godsdienstig gebied hoef je er ook niet lang naar te zoeken. Heel wat mensen, zowel Christenen als niet-Christenen zijn bedrogen uitgekomen met vrome praters. De Here Jezus heeft voor deze schijnheiligen gewaarschuwd. Hij zegt:
‘Niet een ieder, die tot Mij zegt: ‘Here Here!’, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil van mijn Vader, die in de hemelen is.’
‘Aha!’ zegt iemand, ‘zie je wel, het geloof komt er niet zozeer op aan, als wel een goede levenswandel.’ Zo iemand slaat echter door naar een ander uiterste. Want wat is de wil van God, die we moeten doen om het koninkrijk binnen te gaan? Ten eerste, dat we ons bekeren en met oprecht berouw belijden dat we zondaars zijn, en vervolgens geloven in het volbrachte werk op Golgotha’s kruis. Dat is het fundamentele, dat is de grondslag. Maar deze levensvernieuwing moet ook gezien worden. Goede daden zijn alleen die daden die uit geloof voortkomen. Als echter de daden ontbreken, dan kan men Jezus Christus wel Here noemen, maar dat heeft dan geen betekenis.
In Uw naam duivelen uitgeworpen
‘Maar’, zal iemand zeggen, ‘in dit geval ontbreken de daden juist niet, want de Here Jezus vervolgt met:
‘Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: ‘Here, Here, hebben wij niet in Uw naam geprofeteerd en in Uw naam boze geesten uitgedreven en in Uw naam vele krachten gedaan?’
Als dat geen werken van het geloof zijn, weet ik het niet meer.’
Wacht even. Niet zo vlug met uw conclusie. U noemt profeteren en verrichten van krachten “werken van het geloof”, maar doet de Schrift dat ook? De Here Jezus spreekt hier over valse profeten, en die zullen heus wel propaganda maken voor zichzelf en wijzen op deze wonderen en tekenen. Ik wil niet alles over één kam scheren, maar dat er ook in onze tijd zulke “wonderdoeners” optreden is wel duidelijk. Maar zijn deze wonderen en tekenen een bewijs van hun geloof, een bewijs van hun zending? Blijkbaar niet, want in bovenstaande verzen zegt de Here niét: jullie zeggen wel dat je krachten hebt gedaan, maar dat is een leugen enz….. Krachten en tekenen zijn op zichzelf dus geen bewijs. Wat noemt de Schrift dan een bewijs? Luister:
‘Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing’ (Gal. 5:22).
Dat zijn de dingen, die in het leven van een gelovige door de Heilige Geest gewerkt worden. En helaas gaat het profeteren in de naam van Jezus en het doen van tekenen niet altijd gepaard met deze vruchten. De plaats die de wonderdoener in zijn publicaties inneemt, waardoor Christus op de achtergrond gedrukt wordt, is in de regel al kentekenend. Ik wil u nog een andere tekst noemen:
‘want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid’ (Ef. 5:9).
Als deze dingen niet aanwezig zijn, dan baat alle Here, Here-geroep niet, en eenmaal in de eindtijd zal het klinken:
‘Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid’.
Misschien bent u geen valse profeet, misschien doet u geen krachten, maar neemt u wel de naam ‘Here’ op de lippen, terwijl u geen leven uit God bezit. Dan bent u er niet veel beter aan toe dan de hier gesignaleerde huichelaars. Maak uw belijdenis tot werkelijkheid door u te bekeren en te geloven in het werk en de persoon van Christus. Dan schenkt God u zijn Heilige Geest en zal de vrucht van de Geest in uw leven gezien worden.